Benno Barnard

De rook van de vulkaan

Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Benno Barnard gaat voorlezen in Mexico en ontmoet er de schim van Hugo Claus.

Maandag

Dagen van lethargie, het gevolg van een poëziefestival in Mexico, onmiddellijk na mijn Engelse reis. Wat een ijdel spektakel, gedichten gaan voorlezen in een land waar de narcoticabendes elkaar vermoorden en de lijken in stukken hakken, ribstuk en kotelet en ingewanden van de mens, vlees dat verspreid in de hitte blijft liggen rotten, tot enkele minder corrupte politieagenten zich over de kadavers komen buigen… Ze hebben duidelijk een nieuw soort almachtige Zorro nodig. Maar tot mijn verbazing was de hoofdstad een bijzonder aangename plek om te vertoeven. Hoffelijk verspreidden de palmbomen hun schaduw. Gedienstig zetten de terrasjes hun stoelen klaar. De stalletjes stalden hun verlokkingen uit. De cantina’s verspreidden hun etensgeuren. De boulevards, pleinen, winkels en straten waren goedgemutst. Elegante mensen maakten van het lanterfanten een conceptuele kunstvorm. Wat bromt u daar? ‘Ja, in een chique wijk’? Natuurlijk, in verscheidene chique wijken zelfs. Maar waar komt bij maatschappijcritici toch die permanente onvrede vandaan? Dat onvermogen om te genieten? Wat is er mis met nette mensen, die niemand kwaad doen, die tegen het vallen van de avond in de parken dansen, kleine, zwierige groepjes in de blauwe schemering? Moet ik daar soms met een paar het gepeupel onderdrukkende bourgeois gaan zitten discussiëren over het veranderen van de structuren? Ik geef liever 100 peso’s aan een bedelaar.

Dinsdag En trouwens, de Mexicanen zijn in doorsnee een aangenaam volk. De indiaanse types zijn ongeveer even hoog als breed en hebben een glimlach vol zinken tanden. De humor is wijdverbreid, ongetwijfeld in veel gevallen een techniek om materiële ellende te relativeren. De bedelaar had gevoel voor humor: ‘Gracias, hidalgo!‘ Omdat ik weet dat je in het Spaans ook een uitroepteken voor de zin plaatst, hoorde ik zijn uitroepteken met een echo. De portier van het hotel had gevoel voor humor: ‘Mi casa es su casa, senor…‘ Bij 23° zat ik op een dakterras een salade van sprinkhanen te nuttigen, met uitzicht op de koloniale paleizen rond het centrale plein. In de verte de lila contouren van de omringende bergen: uit de vulkaan van Malcolm Lowry, de Popocatepetl, die al weken actief was, als om zijn literaire roem te illustreren met het uitstoten van hete lucht, kringelde af en toe rook omhoog, zoals op zondagen in een ver verleden uit mijn vaders getuite mond. ‘Zo rookte mijn vader sigaren,’ zei ik tegen de ober. De ober had gevoel voor humor. ‘Maar uw vader was dan waarschijnlijk juist inactief?’ antwoordde hij met een beleefde grijns. Die grijns heb ik bewaard. Die grijns heb ik mee naar huis genomen. Hij staat op de schoorsteenmantel, waar hij het talent symboliseert om op superieure wijze de rol van dienaar te spelen.

Woensdag

Het huis van Trotski in Coyoacán bezocht. Deze intellectuele fanaticus was de vader van het Rode Leger en als hij in plaats van Stalin de macht had gegrepen, zou de Sovjet-Unie zich evenmin tot een paradijs hebben ontwikkeld, al zijn er nog altijd mensen die menen dat Lev Bronstein een groot democraat was. In het bescheiden boerderijtje, gelegen in een voorstad die in de jaren dertig nog een dorp was, bekijk ik het allemaal. Zijn keukentafel. Zijn werktafel met de typemachine. Hij had er een secretaresse bij, want hij bleef de wereld opnieuw bedenken. Zijn boeken. Er is geen camerabewaking en het is maar goed dat mijn moeder vanuit het hiernamaals over mijn goede gedrag waakt. Zijn bed. Zijn lampetkan. Zijn kogelgaten – een paar maanden voor de fatale klap met het ijshouweel was er een aanslag gepleegd waarbij een stalinist vanuit de tuin door een raam had geschoten. Portretten. Alleen als hij met uitgestrekte hand de kippen staat te voeren, ziet hij er gelukkig uit. Ik betwijfel of hij veel gevoel voor humor had.

Donderdag

Ook bezocht: het zogeheten Blauwe Huis van Frida Kahlo, dat eveneens in Coyoacán staat. Een tragisch leven, dat zich grotendeels in een rolstoel en het tumult van een artistiek huwelijk afspeelde. Eerst kreeg ze een ongeluk waarbij haar baarmoeder door een ijzeren stang werd doorboord, met vele operaties en miskramen tot gevolg. Ze beschilderde de korsetten die ze moest dragen. De kunstenares en haar echtgenoot, de schilder Diego Rivera, wiens roem zou tanen terwijl de hare na haar dood alleen maar zou toenemen, koesterden marxistische sympathieën en nog altijd hangen de portretten van Engels, Marx, Lenin, Trotski en andere mannen met baarden als heiligenprentjes boven haar bed. Met Trotski ging ze heel artistiek in datzelfde bed liggen zodra hij, op de vlucht voor de wraak van Stalin, haar in Coyoacán had gevonden. ‘Ze schilderde haar eigen pijn,’ sprak de gids devoot, alsof ze een kaars aanstak, een bos bloemen op het altaar zette. Het was natuurlijk bedoeld als een onomstotelijk bewijs van Frida’s artistieke grandeur; wij toeristen knikten eerbiedig. Maar over het algemeen is de eigen pijn een beproefde garantie voor kunstzinnig falen; zo ook in Frida’s geval. Lieve help, wat een rommel schilderde die arme vrouw! Opengewerkte vrouwenlichamen met een opengewerkte baarmoeder met een gedoemde foetus erin. Onbeholpen zelfportretten met nadrukkelijke snor, alsof die beharing haar toekomstige rol als icoon van de vrouwenemancipatie moest garanderen. Het ene schilderij nog onsmakelijker dan het andere. (Hoor eens hier, ik weet niets van beeldende kunst, ik zeg gewoon wat ik vind.)

Vrijdag Toen Hugo Claus hier kwam voorlezen, was hij al dement. Op de ochtend na zijn aankomst trof een van de organisatoren hem, nog steeds aangekleed, op bed naast zijn koffer aan. Hij was niet in staat geweest uit te zoeken hoe hij de rits moest openen en had bijgevolg zijn pyjama niet kunnen aantrekken. Tegenover een verslaggeefster van de Mexicaanse televisie verklaarde Claus, in antwoord op de vraag of hij een boodschap aan de Mexicaanse jeugd had, dat de Mexicaanse jeugd meer moest neuken. En voor zijn vertrek werd zijn honorarium veiligheidshalve maar in zijn colbertje genaaid, waar zijn vrouw het een etmaal later uit te voorschijn moest tornen.

Zaterdag

Drie anekdotes. Ik hoor ze op de avond dat ik moet voorlezen. Wat betekenen ze? Dat ook een dichtersbrein onderworpen is aan het verval? Eerder dat andere stervelingen een dienblad met anekdotes offreren, om zich daarachter, heimelijk, onbewust misschien, met bedroefde ogen, met een stem vol vol medeleven, te verheugen over zijn verkleining tot sterfelijk wezen. O troost van de glazen die de godheid tot de bodem moest ledigen…

Zondag

God verhoede dat ik ooit mijn eigen pijn opschrijf.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content