De literaire bekentenissen van Jeroen Olyslaegers: ‘Ik ben een charlatan’

Jeroen Olyslaegers © Belga

Jeroen Olyslaegers is nooit schrijver geworden. Hij is een verteller en dat is hij eigenlijk altijd al geweest. Dát is zijn simulatie. Dit is zijn bekentenis.

De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site.

Jeroen Olyslaegers is nooit schrijver geworden. Hij is een verteller en dat is hij eigenlijk altijd al geweest. De werkelijkheid ziet hij als een simulatie, een uniek programma dat in ieder mens aanwezig is en dat aan eigen wetten en een eigen logica beantwoordt. Al op jonge leeftijd had hij begrepen dat alles in zijn wereld op verhalen was gericht. De middelbare school ervoer hij als zeer agressief en acuut bedreigend voor zijn innerlijke wereld, alsof hij gedwongen werd om te leven in een strafkolonie op een andere planeet waar hij de taal niet sprak. Om daarin te kunnen meedraaien, verzon hij verhalen die hem rust brachten. Vandaag doet hij dat nog steeds, maar dan in de hoedanigheid van auteur van historische succesromans, theaterteksten, columns en berichten op sociale media. Hij is een verteller. Dát is zijn simulatie. Hieronder leest u zijn bekentenis.

Altruïsme of egoïsme: schrijf je voor de lezer, of toch vooral voor jezelf?

Ik heb in mijn leven een paar poëticale switches gemaakt. Metamorfosen in mijn persoonlijke leven leiden tot een transformatie in mijn werk. De vorm en de vent gaan hand in hand. Er waren periodes waarin ik hoopte dat de lezer woedend werd. Ik heb gehoopt dat de lezer mij als een groot intellectueel beschouwde, of dat vrouwen geil werden van bepaalde dingen die ik schreef. Totaal absurd is dat.

Nu is het voor mij het belangrijkste dat mensen een gevoel van troost en herkenning ervaren bij het lezen van mijn werk. Daarnaast wil ik hen ook entertainen. Ik probeer mensen te geven wat ik zelf ook graag van een schrijver ontvang. Ik heb er zelf ook behoefte aan in deze vreemde tijden.

Megalomaan, ijdel, hautain… Weinig schrijvers staan erom bekend bescheiden te zijn. Dicht jij jezelf weleens genialiteit toe?

Het is vrijwel onmogelijk om mezelf genialiteit toe te dichten, maar er zijn wel stukken tekst waarbij ik het gevoel heb: hier was ik toch iets hogers aan het kanaliseren. Wat ik hier blijkbaar aan het doen was, dat kan ik niet. Dat soort piekervaringen geven een ongelooflijke kick, maar je kan dat niveau niet continu aanhouden natuurlijk. Het leuke is dat je dat meer en meer krijgt als je ouder wordt. Je voelt dat je ambacht kennelijk het niveau heeft bereikt waarop jij dit soort teksten kan genereren. Je bezit de vaardigheid om op een hoog level of the game te opereren.

Vanitas betekent zowel ijdelheid als leegheid. Zou je nog schrijven als elk boek anoniem werd gepubliceerd?

Ongetwijfeld. Zo scherp gesteld zou ik toch altijd voor mijn verbeelding kiezen.

Stel: ergens in een geheime kluis zit een harde schijf met daarop al je ongepubliceerde werk – geschrapte fragmenten, ideetjes, onafgewerkte dingen. Na je dood wordt de inhoud zonder uitzondering publiek gemaakt. Zou je je schamen?

Nee, daar hoef ik me echt niet voor te schamen. Degenen die het snappen zien de poging, degenen die mij verafgoden lezen er alleen maar genialiteit in en degenen die me haten vinden het prutswerk.

Schrijven is stelen, zegt men. Heb je weleens een idee, een formulering of iets anders gestolen van een andere auteur?

Natuurlijk, ik steel voortdurend. Maar dat stelen is wel een raar proces, omdat het eigenlijk meer om verwerken gaat dan om stelen. Dat is zo mysterieus. Je kan er je vinger niet op leggen: hoe, wanneer, waar, van wie en in welke mate heeft iemands taal zo op je ingewerkt? Ik vind het wel fijn als mensen die dingen in mijn plaats zien of te weten komen. Maar als je er goed over nadenkt, betekent het eigenlijk dat je werk mislukt is. De diefstal dient dus ongemerkt te gebeuren. Aan de andere kant zou het wel aangenaam zijn voor mijn intellectuele ego mochten sommige mensen de invloeden in mijn boeken kunnen aanduiden. Maar de overgrote meerderheid ziet helemaal niks.

Volgens de Duitse filosoof Immanuel Kant geldt de morele plicht voor iedereen. Ook voor de schrijver?

Het probleem met die vraag is: als ik zeg dat een schrijver een morele plicht heeft, dan word ik dogmaticus. Als ik zeg van niet, dan lieg ik. Maar eigenlijk is een schrijver wat dat betreft niet anders dan wie dan ook. Ikzelf heb ook gewoon mijn waardenset en die tracht ik op een slinkse manier uit te dragen in mijn werk. Dat heeft niets te maken met goed en kwaad. Op dat vlak ben ik een absolute Nietzscheaan. Er zijn natuurlijk evenveel Nietzscheanen als interpretaties van zijn werk, maar ik heb het over de Nietzsche van Jenseits von Gut und Böse. Ik ga voorbij aan goed en kwaad om de wereld te kunnen vatten. Dat is mijn moraliteit. Het heeft natuurlijk wel consequenties: als ik een moreel oordeel over anderen vel, moet ik eerst bij mezelf te rade gaan en kijken naar de donkerste kanten van mijn werkelijkheid, mijn denken en mijn agressie. Dat is mijn morele set. In de grond komt het neer op een paar simpele regels: ik zal niemand iets aandoen wat ik zelf niet zou willen ervaren, dat soort dingen. Humanistische waarden eigenlijk. Maar daar zijn natuurlijk ook donkere kanten aan. Het humanisme blijkt niet adequaat om te kunnen gaan met enkele problemen waarmee we vandaag geconfronteerd worden. De reden is niet ver te zoeken: het woord zegt het zelf. De mens is de maat van alle dingen. Maar dat valt moeilijk vol te houden. We zijn geen heersers. Als er één ding is wat het coronavirus heeft geïllustreerd, is het dat wel. We zijn conciërges en het is de bedoeling dat we de woning beter doorgeven dan hoe we ze hebben aangetroffen.

Als de literatuur een religie is, welk boek heeft jou dan bekeerd?

Op mijn twaalfde las ik voor het eerst The Once and Future King van Terence White. Ik herlees het nog regelmatig. Het is een fantastisch ridderverhaal boordevol wijsheid en heel veel duisternis. Het gaat over de Arthur-verhalen, maar het wordt met bijzonder veel humor verteld. Samen met Suske en Wiske heeft dat boek me meer dan elk ander boek tot de literatuur bekeerd.

Welke schrijver zou je het liefst van zijn voetstuk stoten?

Dat vind ik een onmogelijke vraag. Ik kan mij in die termen niet uitspreken over andere schrijvers. Begrijp me niet verkeerd. Het wil niet zeggen dat ik tegen kritiek ben. Maar als schrijver weet ik maar al te goed wat het betekent om iets te creëren en daar je liefde in te stoppen. Wie ben ik om te zeggen: jij hoort erbij en jij niet. Ik ben geen poortwachter.

Over een eeuw blijken alle schrijvers verdwenen. Is de wereld er slechter aan toe? Zijn schrijvers, met andere woorden, belangrijk?

Net als water of lucht is verbeelding belangrijk. Schrijvers zijn de veruitwendiging van die verbeelding en in die zin zijn ze belangrijk.

Literatuur of seks?

Eigenlijk is dat een vraag naar wat voor jou het belangrijkste is: je innerlijke of je uiterlijke wereld. Seks is iets wat je deelt, maar literatuur is dat natuurlijk ook. Maar aangezien ik een verteller ben, moet ik toch voor de literatuur kiezen. Dat ligt dichter bij de essentie.

Heb je verder nog iets te bekennen?

Misschien wel dat ik een charlatan ben. Een verhalenverteller is een charlatan. Ik ben een speler. In de Kabbala zijn er verschillende esoterische paden die de verbindingen vormen tussen een geheel van energieën. Een van die paden heet in het Engels ‘The Path of the Fool’, het pad van de zot. De zot heeft iets verschrikkelijk onbezonnens, maar hij is toch vooral een speler. Hij weet zelf eigenlijk ook niet zo goed wat er op hem afkomt en bovendien zit hij, net zoals wij allemaal, opgesloten in wat Roberto Calasso The Unnamable Present noemt. Maar daar maakt de zot zich geen zorgen over.

Binnen de esoterie is het pad van de zot wel het hoogste waarnaar ik kan streven. Af en toe koester ik de illusie dat ik dat pad bewandel. Wie mij wil vatten kan mij best op die manier benaderen, denk ik: als een speler. Elk boek, iedere column, elke tekst en elk interview is voor mij telkens weer een spel. Dat betekent niet dat ik aan het faken ben, maar wel dat ik me er heel erg bewust van ben dat het een spel is. En wat voor mij het allerbelangrijkste blijft is de ontwikkeling van mijn werk en de liefde die ik godzijdank mag ervaren.

Door William Roelant

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content