De drie boekentips van Jan De Meulemeester: ‘Geschiedenis kan wél van dienst zijn’
We leven in politiek complexe en verwarrende tijden. Daarom vroeg Knack aan 30 bevoorrechte waarnemers suggesties voor boeken die licht in de duisternis kunnen brengen. Vandaag: Jan De Meulemeester, voormalig politiek journalist bij VTM.
Meer boekentips voor deze zomer vindt u op knack.be/boekentips.
Over Identiteit (Bart De Wever, 2019)
Het is verbazend dat Bart De Wever pas begin mei van dit jaar zijn essay Over Identiteit heeft uitgebracht. Eigenlijk kwam het te laat. Alsof er eerst de film was en dan pas het boek. Identiteit was immers al lang een speerpunt van de N-VA-kiescampagnes en een uitgedaagde maatschappelijke kwestie, zeker sinds de vluchtelingencrisis van 2015.
En ook: het boek had eerder al goed van pas gekomen om een aantal mandatarissen in het gareel te houden. Op het vlak van culturele identiteit gingen al te veel N-VA’ers wel eens van het padje af, vooral op sociale media, bij gebrek aan een kompas. Het discours raakte vervuild, het was niet duidelijk waar de N-VA voor stond. Met een boek als dit kan De Wever zijn discipelen een ideologische leidraad bieden. Hou het netjes, is de boodschap. Waarom moet je dit gelezen hebben? De N-VA is de grootste partij van het land en zal Vlaanderen de komende jaren besturen. Inzake leidcultuur sluit ze aan bij een steeds manifester identitair discours in heel Europa.
Over Identiteit geeft je inzicht in de bakens en het streven van die partij. Het is een ideologische mindmap waarmee De Wever zich een weg baant tussen enerzijds het verabsoluteren van identiteit en anderzijds een doelloos, onzalig cultuurrelativisme. Het is zo zelfs de nieuwe brontekst geworden voor zijn partij – en wat betreft de politicus Bart De Wever voor heel Vlaanderen: het is de fond, het programma-van-het-programma, daar waar de N-VA naartoe wil, met Vlaanderen in Europa. Alles ontspruit aan identiteit. Het is ook de Berlijnse muur tussen het inclusief nationalisme en populistisch, exclusief en/of etnisch nationalisme. Het leert waarom De Wever geen Vlaams Belang-light wil zijn en waarom hij uiteindelijk nooit een bestuursakkoord zal sluiten met die partij. Tenzij hij zeer cynisch is: in de politiek kan uw ergste vijand uw beste vriend zijn, maar het wezen van zijn eigen denken verloochenen zal hij niet doen.
Het essay is wel nog niet áf, vind ik. De Wever maakt een heldere diagnose, maar ik mis de therapie. Het is zoals een huisarts die je honderduit uitlegt wat er met je scheelt maar op het einde stuurt hij je zonder voorschrift of medicament naar huis. De Wever wijst vooral aan wat het niet mag zijn, wat het dreigt te worden, maar schrijft zelden over concreet beleid, hoe zijn Vlaanderen uiteindelijk kan vormgegeven worden vanuit kabinetten en praktisch bestuur. Put a figure on it, formuleer bijna kwantificeerbare doelstellingen. Ik mis een wervende horizon, of het moet dan het partijprogramma zijn, maar dat is een vrij steriel schrijfsel. Eigenlijk moeten we Over Identiteit – Deel II verwachten, als De Wever een ambitieus ideoloog is. Misschien is de volgende Vlaamse septemberverklaring een voorzet.
Politieke geschiedenis van België (Theo Luykx en Marc Platel, 1985)
Het is natuurlijk een understatement van jewelste: politieke historiografie om de politieke toestand beter te snappen. Maar ik vind dat men nogal vlug voorbijgaat aan het verleden. Er wordt veel gepubliceerd over hoe het is en hoe het zou moeten zijn, maar we blikken te weinig terug. Daarom bezondig ik me overtuigd aan het cliché: we moeten méér geschiedenis kennen om, jawel, het heden correcter, verstandiger in te schatten.
Ik ben zelf historicus. Jaren geleden leerde ik met De vreugden van houssaye van professoren Tom Verschaffel en Jo Tollebeek dat historiografie niet per se maatschappelijk relevant moet zijn: de wetenschap geschiedenis, is de geschiedenis van het verleden om het verleden, klinkt het. Maar ik ben het daar stilaan niet meer mee eens. De premisse geldt enkel voor professoren en geschiedenisliefhebbers. Maar niet voor de rest van de samenleving. Te lang werd van historiografie inderdaad te veel nut verwacht, maar nu is de slinger doorgeslagen. Geschiedenis kan wel van dienst zijn.
Wat meteen ook een oproep is om meer en moedige academische historici in het maatschappelijk debat te horen. We zitten met zo veel kennis op al die faculteiten, en dat is meteen ook het probleem: die kennis verlaat de faculteiten amper. De grootste stakeholders van de maatschappij, waaronder politici, moeten handelen met meer historisch besef: dat wekt verantwoordelijkheidszin op en noopt hen tot bescheidenheid. En dat geldt ook voor ons, de toeschouwers, die met onze stem het politieke apparaat schragen en het beleid ter verantwoording roepen. Als je je politieke geschiedenis goed kent, dan kan je gebeurtenissen van het nu tot hun ware proporties herleiden. Dan weet je welk gewicht aan politieke feiten al dan niet kan toegekend worden. Dan ontmasker je het vaak luide geraas en gebral van alledag, dan relativeer je het decorum en het theater: je ziet de essentie beter.
Van Henri Pirenne tot Els Witte: veel alomvattende Belgische politieke monografieën zijn er eigenlijk niet. Mijn voorkeur gaat naar het werk van Theo Luykx, aangevuld door Marc Platel, omdat dit het meest beschrijvende, neutrale verslag is, en niet in het modieuze keurslijf zit van een thematische of journalistieke benadering. Het boek laat de feiten voor zich spreken. Sommigen vinden dat gortdroog, maar een beetje inspanning loont, en historiografie moet geen Temptation Island zijn. Het lezen van geschiedenis hoeft niet per se leuk te zijn, het resultaat zal dat wél zijn.
Radetzky Mars (Joseph Roth, 1932)
Deze wat in vergetelheid geraakte klassieker leert hoe broos de Europese cultuur en politieke structuur is. Het verhaal begint in het midden van de negentiende eeuw en eindigt in 1916, met de dood van de Habsburgse keizer Frans Jozef en de nakende ondergang van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Het hoofdpersonage, luitenant Von Trotta, is fictief, maar de hele context is dat niet: het is een filmische snapshot van het Europa van een eeuw geleden. Je reist als het ware met een teletijdmachine van de nieuwe naar de oude wereld.
En op dat kantelmoment in de tijd situeert zich het voor het overige vrij banale wedervaren van de hoofdfiguur. Waarom moet je dit zeer Europees verhaal gelezen hebben? Het is confronterend te beleven hoe de oude wereld niet weet dat een nieuwe wereld klaarstaat, een nieuwe tijd zal aanbreken. En dan wel met de Eerste Wereldoorlog als accelerator: waarmee niemand scheen te beseffen waar ze aan begonnen, en al zeker het voetvolk niet. Dat ging al zingend en vendelzwaaiend de stoomtrein op richting de frontlinies, vanuit de idee dat het een soort schoolreis voor volwassenen betrof. Je proeft ook het aanvankelijk optimisme van rond de eeuwwisseling: Europa als de absolute wereldheerser, het etnisch superdiverse lappendeken, het voortgangsgeloof in techniek en wetenschap, de ontluikende democratisering en seksuele ontvoogding – én een relatieve politieke stabiliteit.
“De keizer was een oude man. Hij was de oudste keizer van de wereld. Rondom hem liep de dood in een kring, in een kring en maaide en maaide. De hele akker was reeds leeg, alleen de keizer stond er nog en wachtte, als een vergeten zilveren halm.” De oude keizer heeft niet door dat het zijn einde der tijden zijn, van hem en zijn hele wereld. Ik vraag me bij het lezen van dit prachtig, soms aandoenlijk, bitterzoet tijdsdocument af: zijn ook wij op dit moment nog slechts een zilveren halm? Staan ons nieuwe tijden te wachten, die er misschien al zijn maar die we zelf nog niet kunnen of willen zien?
Radetzky Mars leert dat onze tijdscontext niet bij voorbaat de eeuwigheidswaarde heeft die we hem neigen toe te dichten. Morgen kan alles anders zijn en zijn er andere evidenties. Tegelijk raak je gegrepen door de relativiteit van dat alles: van politiek, landsgrenzen, status en maatschappelijke structuren die komen en gaan. Op kleinmenselijk vlak echter is niks anders dan vroeger. Je kan je zo verplaatsen in de hoofdfiguur, een eeuw terug in de tijd. Hij is een Europese mens, zijn denkpatronen zijn de onze. Het verhaal wekt zo ook nostalgische gevoelens op, bij een wereld die rigider was, eenvoudiger lijkt. En nostalgie betekent dat we ons verbonden voelen met een verleden en we er dus nog affiniteit mee hebben. Het culturele DNA – dat onmiskenbaar typisch Europees is – evolueert zeer geleidelijk en overleeft de politieke bovenbouw. Wij zijn diep geworteld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier