Redactie Knack

Brandlucht in september

Sacha Blé, literair auteur zonder beurs, doet een concreet voorstel om het omstreden systeem van literaire subsidies eerlijker te maken én drastisch te herzien.

Sinds enige jaren broed ik op een momentum om op een constructieve manier, zonder te veel zelfbeklag, frustratie en bitsigheid, op een werkpunt te wijzen in de nobele missie van het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL). Misschien is de verwachte, pissige reflectie van mijn uitgever op zijn webstek over ‘Brandlucht’, de nieuwe roman van Erik Vlaminck, zo een moment. Dat het ondertussen opnieuw september is geworden, in deze contreien synoniem met ondermeer een volgend werkjaar, de boekenherfst, de koudere regens en het dichterbij komen van de nieuwe deadline voor de aanvraag van een volgende werkbeurs bij het Fonds – maar dan niet voor mij -, is voor mij geen toeval.

Ik verklaar mij nader. Het VFL werd een dikke tien jaar geleden jubelend boven de doopvont gehouden om er vooral het schrijvende leven van de Vlaamse, zogenaamd ‘literaire’ auteur gemakkelijker op te maken. Immers, het werd voor een auteur van minstens twee boeken die bij een reguliere uitgeverij het daglicht zagen, mogelijk een subsidie – ook werkbeurs genoemd – aan te vragen bij het VFL en aldus meer financiële ademruimte en armslag te krijgen voor het bewaken van de ‘literaire’ kwaliteit van zijn boeken. Ook het Fonds zelf zou op die kwaliteit toezien door een commissie van experten per literair genre en met wisselende samenstelling elke subsidieaanvraag in eer en geweten te laten beoordelen, rekening houdende met het reeds gepubliceerde werk én de stoffering van het werkplan voor het geplande volgende boek.

Zoals verwacht kon worden, is het precies dit a priori subjectief geladen commissieverdict dat voor jaarlijks terugkerende literaire (website)stormen zorgt. Eén van die auteurs waarop met regelmaat met zwaar geschut gevuurd wordt, is Erik Vlaminck, omdat die in het Fonds een onuitwisbaar verleden bezit en er jaar na jaar een royale subsidie van ontvangt voor romans waarover in de pers tot voor kort de meningen sterk uiteenliepen. Voor mij is het zonneklaar dat dit laakbare gedoe niet eerder kan ophouden dan wanneer het VFL de persoonlijke toets door de experten zal laten vallen en zal willen inruilen voor een écht objectief criterium.

Het Fonds zou er bijvoorbeeld kunnen van uitgaan dat auteurs die meerdere, laat ons zeggen vier boeken in welk genre ook gepubliceerd hebben bij een geregistreerde uitgeverij, voldoende literaire kwaliteit serveren om geen aanvraag tot subsidie meer te moeten indienen. Die auteurs krijgen dan allen eenzelfde inkomen ter waarde van een ambtenarenwedde op basis van die bewezen diensten én in het vertrouwen dat zij zelf en hun uitgever meedogenloos kritisch blijven reflecteren op nieuw werk.

De auteurs die nog geen vier boeken op de markt hebben daarentegen, zouden wel nog een werkplan moeten indienen voor het bekomen van een werkbeurs voor een volgend geschrift, een plan of dossier dat dan louter formeel ‘gecontroleerd’ zou worden en dat de auteur recht geeft op een financiële injectie van het Fonds die spoort met het wettelijk vervangingsinkomen.

Een dergelijke regeling zou ook een eind maken aan de door het VFL zelf gecreëerde pikorde der Vlaamse schrijvers. Meteen zou volgens mij ook voor menig auteur de brandlucht verdampen die rond talrijke auteurswoningen opsteekt wanneer het opnieuw september wordt of wanneer dus de ‘literaire’ schrijver-zonder-beurs na zijn broodnodige dagtaak, stram en onder de stiekem treurende blik van zijn naasten, quasi ritueel naast zijn schrijftafel knielt.

Sacha Blé, ‘literair’ auteur-zonder-beurs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content