De Reactor

Biografie over J.M.H. Berckmans: ‘Je vergeet Berckmans nooit meer nadat je een pagina van hem hebt gelezen’

De Reactor De Reactor, platform voor literaire kritiek

De biografie Schrijven in de Grauwzone van Chris Ceustermans vormt – ondanks enkele onmiskenbare minpunten – een verdiend eerbetoon aan J.M.H. Berckmans.

De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site

‘Het enige echte schrijven

is het noteren van de grafie

van Berckmans Jean-Marie’

(uit Het onderzoek begint, 2002)

Zo gaat dat met cultauteurs: tijdens je leven leest geen hond je werk, maar tien jaar na je overlijden kan het niet op. De literaire goegemeente reanimeert zichzelf en zet een resem activiteiten op poten, gaande van een gedenkplaat op de gevel van je voormalige stamkroeg De Raaf en een aan je oeuvre gewijde minifocus in het magazine Deus Ex Machina tot de publicatie van een bloemlezing en jawel, een heuse biografie.

Benieuwd wat Jean-Marie Henri Berckmans (1953-2008), de enige echte chroniqueur van Barakstad, Biotoop Zero en de Grauwzone, zelf zou vinden van al de herdenkingen die hem postuum te beurt vallen. Voor alle duidelijkheid: de gelijktijdige publicatie van een biografie en een best of is zeker prijzenswaardig – Berckmans mag én zal niet vergeten worden – maar roept ook vragen op: wat met het ongepubliceerde, nagelaten werk bijvoorbeeld? Of waar blijft nu in vredesnaam dat verzameld werk? Op het gevaar af dat de tiende overlijdensverjaardag van Berckmans alias ‘Pafke, het meest conkrete Mafke’, ‘Kromsky’, ‘Pierlala’ of ‘De Man Van Staal’ een verhaal wordt van gemiste kansen. Hoe dan ook: Berckmans is dood, lang leve Berckmans!

Mythevorming

Chris Ceustermans’ (1969) biografie Schrijven in de Grauwzone start niet met de eerste levensjaren van Berckmans, maar met een korte ‘Prelude’, die zich afspeelt op een weekavond ergens in augustus 2008, enkele dagen voor de dood van de schrijver. Hij heeft net een manuscript af en wil dat uitgever Rudy Vanschoonbeek het publiceert. Samen met een vriend valt hij holderdebolder bij Vanschoonbeek binnen, thuis in Merksem. Het is een gezellige boel, maar eenmaal zover, wil Berckmans het manuscript niet uit handen geven. Zijn kameraad moet meteen op zoek gaan naar een winkel die de tekst kan fotokopiëren, wat gezien het uur en de locatie weinig verrassend niet lukt. Berckmans keert dan maar huiswaarts, mét zijn manuscript.

De dag nadien echter bezorgt hij Vanschoonbeek alsnog een kopie. Wanneer die Berckmans op maandag 1 september wil contacteren met het nieuws dat hij het boek wil uitgeven, is het te laat: de avond ervoor werd Berckmans dood aangetroffen in zijn sofa. De weigering om zijn manuscript achter te laten, toont hoe belangrijk zijn schrijverschap voor hem was. Voor Berckmans, die zijn leven lang af te rekenen kreeg met psychische problemen en verslavingen, was schrijven vaak het enige dat hem rechthield.

Biografie over J.M.H. Berckmans: 'Je vergeet Berckmans nooit meer nadat je een pagina van hem hebt gelezen'
© GF

In de volgende zeventien hoofdstukken schetst Ceustermans een ontluisterend beeld van Berckmans’ levensloop. De eigenlijke levensbeschrijving zelf begint met een bezoek dat Berckmans in 2000 samen met zijn boezemvrienden Geert Breës (in het oeuvre beter bekend als Goedertier, Hannes Kolemainen of Lorm) en Dirk Smits (alias Raimundo van Bedaf) bracht aan zijn geboorteplaats Leopoldsburg. De biograaf heeft zich duidelijk goed gedocumenteerd en sprokkelde wijd en zijd heel wat verhalen, observaties en anekdotes. De lezer krijgt vanaf de beginpagina’s dan ook een coherent en leerrijk beeld van Berckmans’ moeilijke en liefdeloze jeugd: van de manisch-depressieve vader, de hoogbegaafde maar emotioneel geblokkeerde broer Paul, de lijdzame moeder, de gevoelige zussen en het jong gestorven broertje Serge, over de gezinsverhuis naar Antwerpen, de mooie resultaten op school (Jean-Marie was de eeuwige primus inter pares) en de inschrijving aan de universiteit tot de eerste tekenen van ernstige psychische problemen vanaf Berckmans’ negentiende, de talloze opnames in psychiatrische instellingen, de toediening van elektroshocks en de zelfmoordpoging in 1978.

Ceustermans leerde het werk van de Grauwzone-schrijver kennen in zijn studententijd: ‘Bijna een kwarteeuw later is nog niets van mijn fascinatie voor J.M.H. Berckmans verdwenen.’ Berckmans is voor zijn biograaf de ‘ultieme Vlaamse poète maudit’. Wat ‘de woordenspuwende Charlie Parker’ zo intrigerend maakt is ‘dat unieke taaluniversum. Een taaluniversum dat, zoals het leven, bleef evolueren of imploderen.’ Je vergeet Berckmans nooit meer nadat je een pagina van hem hebt gelezen, aldus Ceustermans. De schrijver probeerde als groot vernieuwer van de Vlaamse letteren ‘zijn existentie in taal om te zetten’. Het is net die wisselwerking tussen leven en schrijven die Ceustermans in kaart wil brengen: dat is de essentie waarnaar deze biografie wil peilen.

Ceustermans houdt zich systematisch aan zijn voornemen uit de inleiding om de wisselwerking tussen leven en werk in kaart te brengen. Iedereen die in Berckmans’ buurt kwam, riskeerde vroeg of laat op te duiken in een verhaal. De lezer leert bijvoorbeeld dat het personage Zysmilch uit Berckmans’ eerste en enige roman Geschiedenis van de revolutie (1977) gebaseerd is op een psycholoog van het Sint-Lievenscollege waar de schrijver school liep én – terloops – dat de roman Beautiful Losers (1966) van Leonard Cohen een belangrijke inspiratiebron was voor datzelfde boek.

Zo zijn er nog talrijke instructieve voorbeelden, waardoor deze biografie met recht ‘rijk gestoffeerd’ genoemd kan worden. Naast het tonen van de wisselwerking tussen leven en werk is het essentieel voor de biograaf om zijn Berckmans-verhaal ‘in diens eigen woorden te laten weerklinken’ door uitvoerig te citeren uit het oeuvre. Ceustermans kent het werk door en door en vindt geregeld het juiste citaat op het juiste moment. De keuze om veel te citeren verhoogt de vlotte leesbaarheid en de literaire densiteit van deze biografie, maar aan de andere kant versterkt deze aanpak ook de mythevorming rond het ‘personage’ Berckmans. Al diens verhalen zijn niet alleen sterk autobiografisch, maar ook intens hyperbolisch. Dat de fictie de werkelijkheid versterkt gaat bij Berckmans meer op dan voor wie ook. Zelfgecreëerde pendanten van de auteur als ‘Kromsky’, ‘Pafke’, ‘De Man van Staal’ bekrachtigen de mythe van de ‘Vlaamse Bukowski’ (wie deze bijnaam heeft verzonnen, slaat de bal volledig mis). Anders gezegd, de mythische Berckmans leer je kennen in de verhalen; in de biografie wil je net voorbij die mythe kunnen kijken.

Begeesterend

Ceustermans toont zich meer dan eens een begeesterend verteller en dist enkele memorabele passages uit het compromisloze leven van Berckmans op. Enkele hoogtepunten zijn de fragmenten over het luxeleven van Berckmans als schoenenverkoper in Italië en de organisatie van het concert van The Mekons in de Paradox in de tweede helft van de jaren tachtig (wat uiteindelijk uitmondde in een compleet fiasco). De uitgebreide uiteenzettingen over de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van alle boeken die Berckmans publiceerde – inclusief een vermelding van de tijdschriften waarin de aparte verhalen oorspronkelijk verschenen – zijn een absoluut pluspunt voor literatuurvorsers en nieuwsgierige fans. Even positief is dat de receptie van de boeken in de pers uitvoerig aan bod komt (Berckmans, voor wie lezersreacties heel belangrijk waren, bewaarde levenslang alle recensies over zijn boeken in groene mapjes), alsook de sleutelrol van het tijdschrift De Brakke Hond voor het vestigen van Berckmans’ naam en faam.

De biografie wordt meerdere keren onderbroken door grijze kaders, die een soort samenvatting, nabeschouwing of actualisering vormen van wat vooraf werd besproken. De kaders komen meestal direct na het einde van een hoofdstuk, maar verschijnen soms tussendoor. Zo weidt Ceustermans uit over Berckmans’ broer Paul, die nu in New York advocaat is, of laat hij Frieda Matthys aan het woord, de psychiater die in het oeuvre voorkomt als Frieda Vindevogel – zie Rock & roll met Frieda Vindevogel (1991).

In andere grijze kaders geeft de bipolaire muzikant en zanger van de punkrockgroep Cromanions Stef Driezen zijn visie op de psyche van Berckmans of gaat Ceustermans dieper in op spilfiguur Kamiel Vanhole en diens vriendin Lut Van Dijck, die later met Berckmans trouwde en met hem naar Italië verhuisde. Een wrang stukje over Nadine (alias Baba Malade of Babie Maladie), een Franstalige Brusselse fan met wie Berckmans in de jaren 1996-1997 een soort van ‘relatie’ had, toont een minder frisse zijde van de auteur. Volledig in de geest van Berckmans – een fanatiek muziekliefhebber die niet alleen zijn buren hoorndol maakte door midden in de nacht loeihard plaatjes te draaien, maar ook zijn literaire werk volstouwde met citaten uit rocksongs en menig free jazz-principe introduceerde in de Vlaamse letteren – wordt elk hoofdstuk afgesloten met een opsomming van enkele favoriete nummers van de auteur. Dat is best een leuke toevoeging, maar soms is de oogst wel wat mager, zeker ten aanzien van de honderden songs die in het verzameld oeuvre verweven zitten.

Selectief

Ceustermans citeert uitvoerig uit ‘honderden brieven’, interviews, gepubliceerd en onuitgegeven materiaal: stukken die hij als een niet aflatende speurhond opzocht en verzamelde, versnipperd en verspreid als het was over de vele Berckmans-intimi. Achterin Schrijven in de grauwzone komt in de bibliografie, onder de rubriek ‘Secundaire literatuur’, een ‘overzicht van de belangrijkste brievencollecties’: ‘De privébriefwisseling van Berckmans is het hart van deze biografie en maakte het mogelijk om Berckmans’ innerlijke strijd in kaart te brengen. De meeste van Berckmans’ brievencollecties zijn in handen van privépersonen.’ Een overzicht van de ongepubliceerde teksten ontbreekt helaas in de bibliografie. Een lijst moet de lezer als het ware distilleren uit de biografie, waarin toch een tiental onuitgegeven teksten aan bod komt, zij het zonder bronvermelding. Dat is behoorlijk frustrerend, want je vraagt je dan af waar die teksten in godsnaam te lezen zijn?

In zijn dankwoord hoopt Ceustermans ‘niemand te vergeten’. Bekende intimi van Berckmans, die met andere woorden prominent aanwezig zijn in diens biografie, staan uiteraard op de lijst: Lut van Dijck, Kristien De Proost, Geert Breës, Dirk Smits, Pieter Bouwman, Dimitri Van Zeebroeck, Vital Baeken, Wim Jammaer, Jakke Hellemans, om er maar enkele te noemen. Aan de andere kant verschijnen er ook namen van personen die níet voorkomen in de biografie, tóch op de lijst, zonder nadere uitleg (bijvoorbeeld Jeroen Olyslaegers). Een opvallende afwezige in het dankwoord is antiquaar Leon Lemahieu (alias Zachaar, Leonski Leon of Maks Motseklet). Lemahieu, die in het ‘Anti-quariaat’ van de Antwerpse Wolstraat pal tegenover De Groene Waterman nering houdt, behoorde de laatste twaalf jaar van Berckmans’ leven nochtans tot diens beste vrienden. Bovendien is Lemahieu de eigenaar van enkele unieke Berckmansiana.

Liet Ceustermans na nog anderen te vermelden? De lezer heeft er het gissen naar en kan zich moeilijk van het gevoel ontdoen dat de biograaf nogal willekeurig te werk is gegaan, alsof hij een soort van bronneneugenetica aanhangt. Het is een vreemde ondertoon in de gehele biografie: enerzijds manifesteert Ceustermans zich als een gedreven biograaf en krijg je omstandige, onderbouwde informatie vanuit de intieme vrienden- en familiekring van Berckmans, anderzijds vraag je je als lezer soms af waarom iemand uit het niets zomaar een bepaalde mening of anekdote mag opdissen.

Zoals Willem Van Zadelhoff, wiens bijdrage tot de biografie beperkt blijft tot het vermelden van Berckmans’ mening over de borsten van Kristien Hemmerechts (Berckmans was boos op Herman De Coninck omdat die ‘Tom Waits en andere verhalen’ – een voorpublicatie van de in 1995 te verschijnen bundel Taxi naar de Boerhaavestraat – niet in het Nieuw Wereldtijdschrift wilde publiceren, en nam dus in diezelfde bundel wraak op De Conincks partner door te spreken over haar ‘veel te vette memmen die maar hangen te hangen, bijna tot aan haar navel’). Wat is hiervan de meerwaarde, behalve wat flauwe anekdotiek?

Gevoel voor stijl kan Ceustermans niet ontzegd worden: hij schrijft over het algemeen helder en vlot. Toch zou een strengere redactie Schrijven in de Grauwzone ten goede gekomen zijn: het substantief ‘implosie’ of de werkwoordvariant ‘imploderen’ wordt tot vervelens toe gebruikt om het ‘bestaan’ van Berckmans te kwalificeren – en dat bewuste ‘bestaan’ trouwens vier keer in combinatie met het woord ‘radiografie’. Dat is ronduit ergerlijk en kon makkelijk worden vermeden.

Ook was het niet nodig meerdere keren te herhalen dat Marcel Vanthilt eveneens uit Leopoldsburg afkomstig is. Elders genereert een aantal andere herhalingen inconsequenties: eerst roept Ceustermans zelf Het zomert in Barakstad uit tot Berckmans’ meesterwerk, een beetje verder krijgt datzelfde boek dit label volgens ‘sommigen’. Het komt kennelijk niet bij Ceustermans op dat een waardeoordeel over een werk van zijn onderwerp enige objectiviteit in de weg staat.

Pafke zwijgt al een decennium lang. Een verzameld werk of nagelaten verhalen zullen er wellicht niet komen op korte termijn. Het zij zo. Voorlopig wordt Berckmans op andere manieren geëerd en dat is al veel. De huldemachine trekt zich op gang, en deze biografie vormt – ondanks enkele onmiskenbare minpunten – een verdiend eerbetoon.

Laurent De Maertelaer

Chris Ceustermans: Schrijven in de Grauwzone: J.M.H. Berckmans, de biografie, Uitgeverij Vrijdag, Antwerpen, 2018. ISBN 9789460016585/ 325 p.

Partner Content