Alhambra: ‘De realiteit van de Brusselse thuislozen is veel ruwer dan mijn fictie’

. © GF
Brecht Castel

Straathoekwerker Filip Keymeulen kroop voor het eerst in zijn pen voor een opiniestuk toen Jordy Brouillard (19) in 2016 dakloos overleed. Het louterende effect van schrijven bracht hem nu tot de roman Alhambra, die leest als een stomp in de maag.

Alhambra is de debuutroman van de 45-jarige Herentenaar Filip Keymeulen. U denkt bij Alhambra wellicht aan het Moorse fort in Granada, maar de titel verwijst naar een wijk in onze eigen hoofdstad, linksboven in de Brusselse vijfhoek. Keymeulen kent de buurt als zijn broekzak. Hij werkt er al dertien jaar als straathoekwerker met mensen aan de rand van de samenleving: verslaafden, prostituees en thuislozen. Hijzelf gebruikt die etiketten zelden. Hij spreekt vol warmte over ‘zijn gasten’ en ‘veelvuldig gekwetste mensen’.

De Alhambra-wijk is genoemd naar een theater op het Brouckèreplein dat in de jaren zeventig werd gesloopt. Keymeulen gebruikt de wijk, zijn werkplek, nu als het decor voor zijn boek. Het resultaat is keihard.

Hoe representatief is het beeld dat u schetst van het daklozenbestaan in Brussel?

Filip Keymeulen: De realiteit is ruwer. De toestanden die ik al heb meegemaakt, zouden in een boek ongeloofwaardig worden gevonden. Ik denk aan hoe mensen met wie ik heb gewerkt aan hun eind zijn gekomen. Dan denk je vaak: hoe is dat in godsnaam mogelijk? Mijn twee hoofdpersonages zijn fictief, laat dat duidelijk zijn. Ze zijn niet gebaseerd op concrete mensen, maar wat zij meemaken is dagelijkse kost in Brussel.

Zo prostitueert La Flanelle zich in de straten van Alhambra. Ze groeide op in de jeugdzorg als Christiaan, belandde op straat en nam een vrouwelijke identiteit aan. Na een erfenis kon ze een operatie betalen om nepborsten te laten implanteren.

Tonio is dan weer een drankverslaafde mijnwerkerszoon die niet kon aarden in de Limburgse cité en breekt met zijn familie. Na een zoveelste uit de hand gelopen caféruzie vlucht hij voor het gerecht naar de hoofdstad.

‘Bij straatbewoners escaleren onnozele gezondheidsproblemen. Mensen verliezen ledematen, vingers, een oog of een stuk oor.’

Al vroeg in het verhaal wordt duidelijk dat Tonio daar zijn been verliest.

Keymeulen: Een banale ontsteking aan zijn rechterbeen leidt tot een amputatie. Die ‘verhaallijn’ heb ik helaas al te vaak écht meegemaakt. Ik heb nog nooit zoveel amputaties meegemaakt als sinds ik in 2007 als straathoekwerker begon te werken bij vzw Diogenes. Bij straatbewoners escaleren onnozele gezondheidsproblemen. Mensen verliezen ledematen, vingers, een oog of een stuk oor.

Dat is niet normaal, maar dat gebeurt als mensen niet in staat zijn voor zichzelf te verzorgen. Hoe komt dat? Het gaat over mensen met neurologische problemen, met een zware verslaving of zware psychiatrische problemen. Zij worden dan gezien als ‘zorgweigeraars’, maar voor hen is de drempel naar de zorg te hoog. Zo gebeuren er ongelukken.

In de inleiding schrijft u: ‘Wie denkt dat het fictieve verhaal dat zich nu zal ontvouwen onrealistisch is, kan ik enkel verzekeren dat de rauwe werkelijkheid de fictie ruimschoots overtreft.’

Keymeulen: Veel mensen kunnen niet inschatten hoe zwaar en dramatisch het leven op straat is. Mijn boek geeft daarin een eerlijke inkijk, al was dat niet de reden om het te schrijven. Ik wilde vooral een goed verhaal verzinnen.

Veel Brusselse daklozen hebben geen identiteitspapieren. Als mensen spreken over sans-papiers, dan hebben ze meteen het idee dat iemand profiteert. Ze weten niet dat die écht niets hebben: geen officieel inkomen, geen uitkering, alleen dringende medische hulp… Hun leven is zo rudimentair.

Sommigen prostitueren zich dan, zoals La Flanelle. Tijdens de coronacrisis was in Alahambra een arrest uitgesproken dat de prostitutie verbood. Ik kan me voorstellen dat een buitenstaander zegt: ‘Goede zaak, want gezien het coronavirus is dat slecht.’ Maar veel van die mensen hebben geen erkenning, ze hebben geen statuut, ze hebben geen papieren, ze hebben geen uitkering. Ze worden niet gedwongen om te stoppen met prostitutie, maar ze worden gedwongen om het meer verdoken en met nóg minder bescherming te doen. De hotels waar ze klanten naartoe brengen, zijn louche en vuil. Maar in zo’n hotel werken is nog veiliger dan vijf straten verder in een auto waar niemand je ziet en waar je zelfs niet je handen kunt wassen. Die mensen hebben een statuut en een veilige werkplek nodig.

‘Bij het begin van de lockdown in maart heb ik voor de eerste keer échte honger gezien.’

Tussen La Flanelle en Tonio ontspint zich een relatie die ik ‘misbruik’ zou noemen.

Keymeulen: La Flanelle is een zeer gekwetste figuur door een traumatiserende jeugd. Ze wordt verliefd op Tonio, die keihard van haar profiteert. Hij bekostigt zijn drankverslaving met het geld dat La Flanelle verdient door te tippelen. Toch voelt La Flanelle dat aan als genegenheid. Het is heel dubbel, want er is initieel ook échte liefde tussen die twee.

Die dubbelheid zie ik ook vaak in het echt. Bij kwetsbare mensen ontstaat er soms een afhankelijkheid die moeilijk los te koppelen valt van oprechte gevoelens: elkaar graag zien en toch destructief zijn. Als straathoekwerker praat ik daarover met hen, maar ik laat het ook toe tot op zekere hoogte. Wie ben ik om te oordelen, met mijn middenklassebril?

Naast het verbod op prostitutie, welke impact heeft covid-19 nog op kwetsbaren in Brussel?

Keymeulen: Bij het begin van de lockdown in maart heb ik voor de eerste keer in dertien jaar échte honger gezien. Bedelen was haast niet mogelijk, de voedselbedeling was dicht. Dat was het zichtbare bewijs dat de OCMW-uitkeringen te laag zijn. In het midden van de maand is hun geld op, en hun normale overlevingsmethoden waren onmogelijk geworden.

Door het samenscholingsverbod en de avondklok is het ook onveiliger op straat, een heel pervers effect. Er zijn vieze dingen gebeurd. In een van de metrostations is een vrouw tijdens de lockdown verkracht. Om de kudde te beschermen tegen het virus moest de kudde zich terugtrekken, dat begrijp ik uiteraard. Daardoor was de kudde er helaas ook niet meer om het individu te beschermen.

‘Door het samenscholingsverbod en de avondklok is het ook onveiliger op straat, een heel pervers effect. Er zijn vieze dingen gebeurd.’

Nu krijgen thuislozen van organisaties zoals Diogenes vzw een attest om te bewijzen dat ze op straat leven. Zo kunnen ze aan de politie tonen dat ze niet zomaar de avondklok negeren. Schieten we niet enorm tekort als samenleving?

Keymeulen: Uiteraard, door covid-19 worden thuislozen het hardste gestraft, maar de problemen zijn fundamenteler. Er zijn te weinig betaalbare woningen, waardoor kwetsbare mensen dakloos worden. Bij de nachtopvang is er te weinig doorstroming naar echt wonen. Bovendien heb je daarvoor begeleiding nodig, want mensen die lang op straat leven kunnen niet zomaar aarden tussen vier muren. Die verschuiving is er nu met Housing First, maar er zijn meer middelen nodig.

En de volgende stap is dan een baan?

Keymeulen: Dat is vaak onmogelijk. We moeten beseffen dat de kwetsbaarsten geen ingang zullen vinden tot onze actieve welvaartsstaat, omdat de drempel te hoog is. Voor mijn mensen zou een job de kers op de taart zijn. Als we al kunnen zorgen voor een vaste woonst, waardigheid en een band met de familie, dan ben ik al héél tevreden. Pas dan kun je denken aan een dagbezigheid.

Niet iedereen zal actief zijn. Niet iedereen kán deelnemen aan het beroepsleven. Niet iedereen heeft die vaardigheden meegekregen, en veel daarvan zijn ze onderweg kwijtgeraakt door wat het leven van hen heeft gevergd. Ik heb gewerkt met een jongen van veertien die op straat drugs gebruikte en die gruwelijke dingen heeft meegemaakt. Op zijn achttiende werkte hij een half jaar als bakker, maar dat bleek snel te zwaar in combinatie met alles wat hij meesleurt. Dan is werk het eerste wat je stopzet om hem ademruimte te geven.

Filip Keymeulen, Alhambra, BitBook. 204 blz., 20 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content