‘Corona-relance is hét moment om systeem van overheidssteun te herbekijken’

‘Als we dan toch bezig zijn met een relance, dan doen we dat best ineens goed’, schrijft Kamerlid Björn Anseeuw. Hij wil dat de manier waarop overheidssteun wordt toegekend tegen het licht wordt gehouden.

De afgelopen weken leek het soms alsof je de krant niet kon openslaan zonder verhalen te lezen over subsidieprinsen- en prinsessen die te mooi bleken om waar te zijn. Ook andere soorten overheidssteun, blijkt niet fraude-ongevoelig. Dat is natuurlijk niet verrassend. Overheidssteun is vaak inefficiënt, regelmatig onrechtvaardig en nodigt meer dan eens uit tot fraude. Het wordt dan ook dringend tijd dat we dat we een aantal zaken veranderen en de corona-relance is daar het ideale moment voor.

Laten we beginnen met inefficiëntie. Als een overheid een subsidie uitkeert moet ze dat doen met een concreet, goed omschreven doel dat zonder die subsidie onmogelijk kan worden bereikt. Helaas lijken die doelen vaak neer te komen op dooddoeners als ‘het beste in de mens naar boven halen’. Dat is synoniem voor: ik wil hier graag wat leuks mee doen.

Corona-relance is hét moment om systeem van overheidssteun te herbekijken.

Tegelijk zetten subsidies maar zelden aan tot het beheersen van kosten of het initiëren van broodnodige verandering. Integendeel, al te vaak zien bedrijven en organisaties die hun eigen broek niet kunnen ophouden, overheidssteun als een paar bretellen die hun afzakkende pantalon comfortabel omhoog houdt.

Zo zijn er heel wat voorbeelden te noemen van bedrijven die de coronasteunmaatregelen op die manier gretig aangrepen om zichzelf kunstmatig in leven te houden. En misschien ook net dat beetje meer. U zou het misbruik kunnen noemen.

Zo maakten in april vorig jaar 8.967 bedrijven, wegens sluiting of verminderde activiteiten, gebruik van tijdelijke werkloosheid (waar de voorwaarden voor versoepelden) en wierven tegelijk nieuw personeel aan. Sommigen zouden die cijfers enkel ‘opvallend’ noemen, ik noem het een fraudecarrousel waar slapende vennootschappen handig opsprongen om misbruik te maken van het versoepelde systeem van tijdelijke werkloosheid. Bovendien was het tot 8 april 2020 voor sociale inspecteurs verboden om controles op het terrein uit te voeren. Daarna mocht het wel, maar verplicht werd het nooit. Niet makkelijk natuurlijk om in mei vast te stellen of een bedrijf eind maart terecht tijdelijke werkloosheid aanvroeg.

Het wordt natuurlijk helemaal pijnlijk voor Vadertje Staat wanneer je weet dat private spelers als Graydon al geruime tijd waarschuwden voor dit soort toestanden.

Natuurlijk zorgde het stelsel van tijdelijke werkloosheid ervoor dat heel wat bonafide bedrijven die stevig op hun poten staan, gespaard bleven van al te drastisch snoeiwerk. Dat is ook niet meer dan normaal. Ik maak me alleen zorgen over die andere groep, de bretellendragers, voor wie overheidsinjecties slechts uitstel van executie zijn. Hoe groot die groep is, zien we pas wanneer de steunmaatregelen worden afgebouwd. Dat afbouwen is een geschikt moment om één en ander te herbekijken. Als we dan toch bezig zijn met een relance, dan ineens goed.

Om te beginnen: versterk het verzekeringsprincipe van onze sociale zekerheid. Ons systeem voorziet in heel wat inkomens vervangende uitkeringen om bij bepaalde risico’s, het risico om ongewild werkloos te worden bijvoorbeeld, de levensstandaard te waarborgen. De verzekerde moet in ruil daarvoor een periodieke verzekeringspremie betalen, in de vorm van sociale bijdragen.

Alleen zien we dat die verzekeringspremies de uitgaven steeds minder dekken en dat de overheid zelf steeds meer moet bijpassen. Waar de sociale zekerheid in principe een zaak is van werkgevers en werknemers, wordt ze steeds meer een zaak van de overheid. Dat heeft ze vooral aan zichzelf te danken overigens. Dit jaar stijgt de evenwichtsdotatie, het stuk dat de staat bijpast aan de sociale zekerheid, van 2,8 miljard euro naar maar liefst 10,6 miljard euro. De garantie dat de overheid steevast alles bijpast, spoort maar weinigen aan om te hervormen waar nodig en zo blijf je natuurlijk bezig met bretellen uitdelen.

Daarnaast moet de mobiliteit op onze arbeidsmarkt omhoog. Het is dé manier om het verzekeringsprincipe van onze sociale zekerheid krachtiger te maken. Te weinig mensen konden het voorbije jaar (tijdelijk) in een andere sector aan de slag, en dus bijdragen, waar wel werd gesmeekt om extra handen. Denkt u maar aan de zorgsector, de voedingssector en de tuinbouwsector. In plaats daarvan heeft de staat honderdduizenden kerngezonde en bekwame mensen betaald om niet te werken. Betaald met belastinggeld dus.

Tot slot: pluk het laaghangend fruit. Zorg ervoor dat elke verzekerde zijn of haar premie betaalt en dus bijdraagt zoals het hoort. Tot nu toe gebeurde net het omgekeerde. Kunstenaars bijvoorbeeld krijgen tegenwoordig al na 20 gewerkte dagen toegang tot een werkloosheidsuitkering, waar andere werknemers maar liefst 312 gewerkte dagen moeten aantonen. Staan er tegenover die uitkeringen steeds minder bijdragen, dan worden het gewoon subsidies.

De overheid moet niet eindeloos subsidiëren, ze moet investeren en daarmee volop inzetten op bijkomende economische activiteit. Of het nu is in infrastructuur, onderzoek en ontwikkeling, mobiliteit of energie, dat is waar we beter van worden. Niet van bretellen uitdelen voor broeken die eigenlijk gewoon in de kledingcontainer horen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content