Chris Lomme wordt 80 jaar: ‘Ik was een vreselijk naïef meiske’

'Alles wordt oud, verrimpelt en gaat hangen. Maar mijn ogen sprankelen nog. Ogen liegen niet.' © ID Photo Agency
Michael De Cock Theatermaker

Chris Lomme staat nog volop in het leven. Ze raast van afspraak naar afspraak en speelt nog minstens honderd theatervoorstellingen per jaar. Aan afscheid nemen denkt ze nog niet. Dan maken we er maar een voorstelling over, dacht artistiek leider Michael De Cock van de KVS. Over afscheid nemen dus, en over het besef dat de te leven tijd onomkeerbaar veel korter is dan de geleefde tijd. De voorstelling Reverence, met en over la Lomme, gaat op 23 februari in première in de KVS.

Als Chris Lomme door haar appartement loopt, staart een grijnzende Nand Buyl haar vanaf een poster aan de muur aan. Norse kop, vileine blik in de ogen, en zijn middelvinger uitgestoken. Een kwajongen in een oudemannenlijf. Als ze erlangs loopt, werpt ze hem een knipoog toe, of ze drukt haar vingers tegen haar lippen en legt ze dan teder op de zijne. En als ze baalt, steekt ze net als hij haar middelvinger op. Een medeplichtige fuck you tegen een weerbarstige wereld.

Nand Buyl en Chris Lomme deelden vijftig jaar lief en leed. Zij was jarenlang leading lady bij de KVS, waar ze meer dan dertig jaar deel uitmaakte van het gezelschap. Hij was er twintig jaar directeur. In 1992 kwam daar een eind aan. Zijn vertrek bij de KVS was pijnlijk. Hij bleef er vermoedelijk te lang en werd ingehaald door de tijd en de ‘Vlaamse golf’ in het theater. Al voer zijn humeur, en allicht ook zijn geluk, als ik theatertechnici mag geloven die het van dichtbij meemaakten, er wel bij. ‘Er viel inderdaad een ontzettende last van zijn schouders’, herinnert ook Chris Lomme zich. ‘Ze hebben hem verschrikkelijk behandeld toen. Maar ik heb hem als een leeuwin verdedigd in de moeilijke dagen.’

Die eerste jaren in Brussel heb ik alles gedaan om aan de kost te komen. Ik poseerde als naaktmodel, werkte in een frituur, deed nachtwerk.

Het typeert haar. Wie raakt aan wat ze liefheeft, raakt aan haar. Net zoals Buyls middelvinger op de poster van Vidange Perdu van Geoffrey Enthoven haar typeert. Je hoeft niet diep te graven om de rebel te vinden die meer dan zestig jaar terug de deur van het ouderlijk huis aan de Leeuw van Vlaanderenlaan in Kortrijk achter zich dichtrok en naar de hoofdstad trok. De baldadigheid en de welgemeende kust-mijn-kloten, het is er nog allemaal. Als het haar niet aanstaat, of als ze zich vergeten of mismeesterd voelt, dan krijg je hem: de middelvinger. Tu m’emmerdes. J’en ai ma claque. Wie Chris Lomme goed kent, kent ook haar – meestal in het Frans verpakte – verwensingen.

Volgende week wordt la Lomme tachtig. Ze wordt dan ook uitvoerig gefêteerd. Dat hoort zo, voor een van de grootste actrices die Vlaanderen ooit heeft gekend en die kan terugkijken op een carrière die zestig jaar overspant. Aan afscheid nemen denkt ze nog niet. Dan maken we er maar een voorstelling over. Al een keertje om te oefenen, om te doen alsof. Een voorstelling over afscheid nemen dus, en over het besef dat de te leven tijd onomkeerbaar veel korter is dan de geleefde tijd. Een voorstelling over tijd dus, en hoe die een sinister spel met ons speelt. Maar eerst een feest in de KVS én een docu op Canvas.

Lomme staat nog volop in het leven. Ze raast van afspraak naar afspraak, tuft met haar Volvo het land door op weg naar een van de minstens honderd theatervoorstellingen per jaar die ze nog speelt. Ze is nog even hongerig naar rollen als vroeger. De dood is niet voor morgen, eraan denken niet voor vandaag. Toch wordt ze onherroepelijk ouder. Ze beseft het wel. En knaagt de eenzaamheid aan haar dagen.

‘De laatste jaren ben ik vaak eenzaam, ja’, geeft ze toe. ‘Eenzaamheid maakt me cynisch. Ik vraag aan vrienden geregeld iets te laten weten. Veel hoeft dat niet te zijn. Al is het maar een sms’je. Gewoon: ‘Hoe gaat het met je’, is al voldoende. Dan voel ik dat ik besta. Als ik niets hoor, ga ik kapot. Dat had ik als kind al. Dan word ik stout en koleirig. Dat moet ik afleren. Ik probeer dat minder te doen. In ons milieu kent iedereen elkaar, maar grote vriendschap? Vergeet het. Acteurs zijn zo bezig met zichzelf. Tijd om aan een ander te denken is er nauwelijks, iedereen heeft zijn eigen leven. Ik besef dat wel. Dat is des mensen vermoedelijk. Maar ik heb het er nog altijd moeilijk mee. Soms sta ik ongelofelijk droevig op. Wat later denk ik dan: godverdomme Lomme, doe niet zo flauw, je bent gezond, je bent mooi, je hebt alles. Maar ik kan er niets aan doen.’

De dood van Nand Buyl sloeg een gat in haar leven. Ook al is het intussen tien jaar geleden.

‘Ik heb veel gedronken vlak na de dood van Nand. Hij dronk Glenfiddich en er stonden nog flessen. Die heb ik een voor een leeggedronken. Gezopen heb ik. Ik heb een scheur in mijn slokdarm. Het kan haast niet anders of dat komt daardoor.’

Even is het stil.

Nand gaf mij privéles, boven in de KVS. Hij was een fantastische lesgever.

‘Ik mis de armen van mijn man. Ik mis hem om tegenaan te gaan liggen als ik ’s nachts in bed kruip. De rouw is natuurlijk voorbij. Maar het missen gaat nooit over. Ik mis hem, en ik mis ons in die tijd. Ik ben er zeker van dat heel veel oude mensen die alleen komen te staan dat herkennen. Je weet het gewoon: het komt nooit meer terug.’

Ook al is hij weg, Lomme draagt Buyl mee op haar schouders. En dat bedoelt ze nogal letterlijk. ‘Ik praat nog tegen hem, alsof hij er nog is.’ Het is een goede raad die ze van Seneca heeft uit zijn Brieven aan Lucilius.

‘Ik vind wat Seneca over verdriet schrijft subliem. Dat heeft me geholpen. Als je alleen maar blijft huilen en treuren, dan treur je eigenlijk om jezelf, schreef Seneca in de eerste eeuw na Christus. Je mag niet egoïstisch verdrietig zijn. Ik heb dat geleerd en dat heeft altijd geholpen. In mijn gedachten is hij altijd bij me en ik spreek hem aan als ik hem nodig heb. Praten met Nand. Hij weet alles nu. Godverdomme poeske, waarom heb ik dit nu weer voor, zeg ik dan.’

Nand Buyl leerde Christine Lomme alles, als je Chris mag geloven. Het is ongetwijfeld te veel eer, maar ze gunt die hem graag. ‘Het is écht zo’, benadrukt ze. ‘Zo is het allemaal begonnen. Ik sprak Bargoens toen ik in Brussel aankwam. Maar ik was wel mooi. Nand gaf mij privéles, boven in de KVS. Hij was een fantastische lesgever. Hij leerde ons met tekst spelen terwijl we een bal naar elkaar gooiden. Hij zei altijd: doe niets met de tekst, zeg het maar gewoon, het staat er allemaal al. Ik keek op naar hem, en hij keek op naar mij. Dat kwam goed uit. Ik wist al vrij snel: deze man wil ik gelukkig maken.’ Ze glimlacht. ‘Ach, ik was maar een simpel meiske uit Kortrijk.’

****

Op een van de vele warme dagen die de voorbije eindeloze zomer rijk was, reden we samen naar haar geboortestad. Daar vonden we het statige art-decohuis, ontworpen door haar oom langs moederszijde, waar ze geboren werd en haar jeugd doorbracht in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw. In de Leeuw Van Vlaanderenlaan. ‘Heb ik je die anekdote van Benno Barnard al verteld’, vraagt ze terwijl we naar haar ouderlijk huis lopen. ‘Ooit vroeg een toeschouwer me na een voorstelling naar mijn geboortejaar. Auteur Benno Barnard, in wiens stuk Mevrouw Appelfeld ik toen speelde, hoorde de vraag en repliceerde: “Mevrouw Lomme, mijn beste, die is geboren in 1302. “‘ Ze grinnikt als ze eraan terugdenkt. Zo oud is ze nu ook weer niet. Zo tijdloos is ze wel. Ze is er altijd geweest, en ze heeft zich honderd keer weer uitgevonden. Het is misschien wel haar allergrootste talent.

Na de abortus kwamen de zusters de foetus op mijn buik leggen met de woorden: kijk wat je gedaan hebt.

We keken door het raam naar binnen. Het huis was in herstelling. De eigenaar verontschuldigde zich voor de rommel. Hij was het visgraatparket aan het opschuren. We stonden in de keuken onder de lanterneau. Lichtstraat in het schoon Vlaams. ‘Ik heb hier een gelukkige tijd gehad’, zegt ze. ‘Tijdens en vlak na de oorlog. In de kelders van de huizen waren toen gaten geslagen, zodat je van de ene kelder naar de andere kon vluchten bij bombardementen. Wij waren met vier meisjes. Onze ouders zagen we niet zo veel. We werden meer door de meid opgevoed. Dat was zo in die tijd bij de Franstalige bourgeoisie. Mama zat vaak piano te spelen in de voorkamer. Er stond een vleugel in het vertrek aan de straatkant. Ze zong ook operette. Vader regisseerde Franstalig toneel.’

We liepen de steile trap op naar de meisjeskamer. ‘Hier stonden twee grote bedden. Mijn oudste zus sliep daar, ik daar. Daar stond mijn piano. Je ziet het nog voor je ogen. Prachtige stijlvolle meubels. Dat was ons balkon. Ja, ik ben hier heel gelukkig geweest.’

‘Waarom ben je dan vertrokken?’

‘Ik moest hier weg’, herinnert ze zich. ‘Ik kon niet tegen die chikki mikkie van Kortrijk. Ik voelde een groot verlangen naar vrijheid. Ik was een rebelse kwajongen die de wereld in wilde. Ik ben niet echt uit Kortrijk weggegaan omwille van het theater. Ik was mooi en ik was een wildebras. En ik was vermoedelijk een allumeuse. Geen idee waarom. Waarschijnlijk een reactie omdat ik thuis een minderwaardigheidscomplex had opgebouwd. “Jij moet vendeuse worden of met een rijke trouwen”, zei mijn moeder altijd. “Anders gaat er niets van jou worden.” Ik kon niet goed studeren. Ik was alleen geïnteresseerd in sport, zingen en talen. Turnen kon ik goed. Toen ik naar Brussel vertrok, had ik niet het plan ooit terug te keren. En ik heb woord gehouden. Het is de beslissing die mijn leven veranderd heeft.’

****

De rest is geschiedenis. In Schipper naast Mathilde werd Christine Lomme Chris Lomme. Doodeenvoudig, omdat iemand bij de BRT Christine te lang vond voor de eindgeneriek. ‘Je kunt je dat vandaag niet meer voorstellen hoe bekend wij toen waren. Het was een andere tijd. Wij zaten in studio zes in de kelder, in Flagey. In studio vijf zat het nieuws, en nog wat verder Armand Pien. De eerste afleveringen gingen nog rechtstreeks op antenne. Dat kun je je gewoonweg niet meer voorstellen. Iedereen keek naar de schipper. Iedereen. Ik kwam in de serie als cadeau van de schipper – gespeeld door Nand Buyl – voor Mathilde. Ik moest de hele eerste avond in een grote doos zitten. Ik huilde van ellende. Eigenlijk was ik verschrikkelijk naïef. Nog eigenlijk. Ik zie altijd alleen maar het goede.’

'Jij moet vendeuse worden of met een rijke trouwen, zei mijn moeder altijd. Anders gaat er niets van jou worden.'
‘Jij moet vendeuse worden of met een rijke trouwen, zei mijn moeder altijd. Anders gaat er niets van jou worden.’

Ze zocht wat ze vond in Brussel: vrijheid. Maar het waren harde jaren. ‘Mensen denken vaak dat alles als een fluitje van een cent ging, maar dat is niet waar. Ik heb er keihard voor gewerkt, voor alles wat ik bereikt heb. En het ging met vallen en opstaan. Die eerste jaren heb ik alles gedaan om aan de kost te komen. En ik heb overal gewoond. Ik poseerde als naaktmodel, werkte in een frituur, deed nachtwerk. Alles om maar niet te worden teruggestuurd naar Kortrijk. En plots was ze zwanger. ‘Ik hield van de liefde’, herinnert ze zich. ‘Ik kon het kind niet houden. Dus kozen we voor abortus. Nand heeft dat allemaal voor mij geregeld. Ik heb daar vrede mee, na al die jaren. Maar toch was het ook erg traumatisch. De zusters kwamen de foetus op mijn buik leggen met de woorden: kijk wat je gedaan hebt.’

Dat ze nooit kinderen had? We praten er zelden over tijdens al die gesprekken. Toch komt het soms, haast ongewild naar boven. ‘Ach, voor wie hou ik het allemaal bij’, zegt ze wanneer ze op een middag door haar persoonlijk fotoarchief bladert.’ Ze beseft dat het leven anders had kunnen zijn, maar weigert er sentimenteel over te doen. ‘Ik zou vandaag misschien minder eenzaam zijn. Maar helpt het mij dat ik er sentimenteel over doe? Nee toch, of wel?’

Kinderen waren er dus niet. Maar er was veel liefde, theater, poëzie en verre reizen om het leven te kruiden. ‘Onze reizen samen waren subliem. Thuis gingen we vaak onze eigen weg. Nand pokerde en speelde chapeau met vrienden, ik was met mijn vrienden op pad. En er was het werk. Maar op reis kwam er veel samen. We zijn overal geweest. Van Mexico tot Tunesië. Of we gingen op reis met vrienden op de boot. Een keer zijn we heel de Atlantische kust helemaal tot in Spanje gereisd. Op een bepaald moment zaten we in een klein restaurant in Arcachon, en we keken elkaar in de ogen. We waren smoorverliefd. Weet je waar ik nu zin in heb, vroeg Nand. Ik knikte: naar huis gaan. We hebben onze spullen gepakt en we zijn weer naar huis gegaan. We hebben goed geleefd. Ik kookte graag voor hem, en voor vrienden. En ik was een goede kokkin. We gingen naar sterrenrestaurants en thuis probeerde ik dat dan na te maken.’

‘Wat was je topgerecht?’

‘Coquilles Saint-Jacques en soupière.’ Ze lacht. ‘Geleerd bij Bocuse. Men neme een soep van mosselfond, daarin verse groentjes niet té gaar gekookt, nog al dente, de coquilles gehalveerd nog rauw daarin, en dat allemaal in een soeppotje. Mét een snuifje saffraan erbij en er bovenop een koekje van bladerdeeg. Ik had twaalf prachtige soupières. Ik was de perfecte gastvrouw, mon cher.’

Ik geloof niet in het leven na de dood. Ach, misschien komen we wel terug als hond of vogel. Of als een viske.

****

Als je met haar over de dijk van Oostende wandelt, lijkt het of je met koningin Paola op stap bent. Iedereen herkent haar. Ze wuift ook voortdurend, het is een tweede natuur geworden. Ze wuift ook naar mensen die haar niet kennen. Beter een keer te veel wuiven dan niet gewuifd te hebben en arrogant over te komen. Ze heeft het publiek nodig zoals de zee het strand. Het is een vorm van thuiskomen. Ze prevelt daar dan stilletjes goedendag bij of bonjours met een vreemde ‘s’ aan het eind. Ze weet het als geen ander. Geen theater zonder publiek. ‘Het doet me nog altijd iets als mensen me komen zeggen dat ze het mooi vonden. Is dat niet fantastisch? Daar doen we het toch allemaal voor?’

Op een dag vraag ik haar om haar tien favoriete rollen op te lijsten. We hadden afgesproken aan zee. We liepen langs de rode dozen van Arne Quinze over de dijk. Oostende baadde in het licht, Lomme was prachtig in het blauw. Op haar appartement keken we naar de nieuwe promenade, die een bocht maakt in zee. Ze geeft me een lijstje dat begint bij Claus en eindigt met Achter dewolken. Het laatste heeft ze er ongetwijfeld bijgezet om mij een plezier te doen. Ergens tussenin staan: Zoon op tekst van Stijn Devillé , Het Mens van Benno Barnard, en De Meeuw in regie van Luk Perceval, een van de eerste grote successen van Blauwe Maandag Compagnie. ‘Luk is me komen redden toen het niet meer goed ging in KVS. Ik ben hem er dankbaar voor.’

Helemaal bovenaan die omgekeerde tijdslijn staat Een bruid in de morgen van Hugo Claus. Ze speelde het twee keer. Eerst als jong meisje, daarna – begin jaren negentig – in de moederrol naast jonkies Tom Van Dijck en An Miller. ‘Ik had een grote liefde voor Claus. Ik herinner mij dat ik als jong meisje een reportage over hem had gezien. Ik was dertien of veertien toen. Zijn stem en zijn taal maakten grote indruk op me. Ik heb geen flauw idee meer van wat hij zei, maar ik probeerde zijn dictie na te doen. Hij sprak zo mooi. En zo traag. Ik droomde ervan hem ooit te ontmoeten. Maar dat leek onbereikbaar voor het meisje uit Kortrijk.’

Luk Perceval is me komen redden toen het niet meer goed ging in KVS. Ik ben hem er dankbaar voor.

Een paar jaar later gebeurde het toch: Claus ging kijken naar zijn theaterdebuut Een bruid in demorgen, met Lomme in de hoofdrol, in Amsterdam. ‘Ik herinner me dat ik bloednerveus was. Ik had nog niet veel ervaring. En het repetitieproces was best moeilijk geweest, maar hij was heel enthousiast. “Je speelt het als een prinses”, zei hij. ‘Wat bedoelt u daarmee, meneer Claus? vroeg ik hem. En hij antwoordde: “Alsof je je van geen kwaad bewust bent.” Het was het mooiste wat iemand kon zeggen. Ik denk eerlijk gezegd, dat ik altijd zo probeer te spelen. Met een grote openheid, liefde en begrip voor mijn personage. Later heb ik Hugo écht en veel beter leren kennen. Tijdens Het Sacrament en Jessica.’

Of ze ergens spijt van heeft? Ze schudt aarzelend het hoofd. Niet echt. Wat moet je met spijt na zo’n leven? Of misschien toch. ‘Ik ben niet altijd even gelukkig geweest in de KVS’, vertrouwt ze me toe als we na jaren voor het eerst weer op de scene staan. ‘En op het eind was het er niet meer goed. Misschien had ik niet zo lang mogen blijven. Op een bepaald moment in mijn carrière had ik andere en betere rollen kunnen spelen dan in de KVS, maar ik wou bij hem blijven. Om hem te steunen. Ik was de vrouw van de directeur. Ik ontving de gasten en sprak met iedereen. Ik wilde hem niet in de steek laten. En natuurlijk was er achterklap, je weet hoe dat gaat. Mensen die suggereerden dat ik de rollen kreeg omdat ik ‘de vrouw van’ was. Toen deed dat pijn. Maar ik heb nadien genoeg bewezen wat ik waard was. Ik heb met Ariane Mnnouchkine gewerkt in Parijs. En ik heb een fantastische tijd in Nederland gehad. Soms heb ik spijt dat ik er niet langer ben gebleven.’

Maar ach, wat een leven. Ze danste met Jacques Brel, ze at kreeft met Jeanne Moreau en ze speelde met alle grote acteurs van de Lage Landen. Er is zo veel en er is nauwelijks beginnen aan. En al die rollen voor televisie. Dat merk je pas als je het VRT-archief erop naslaat. ‘Die karbonkels van ogen heb ik nog’, zegt ze, wanneer we op een dag samen met Kenneth Michiels, regisseur van de televisiedocumentaire, door een selectie van het eindeloze archief dwalen. ‘Alles wordt oud, verrimpelt en gaat hangen. Maar mijn ogen sprankelen nog. Ogen liegen niet.’

wat stelt het allemaal voor? Al die glorie, al die roem. Wie kent Buyl nog? Ik ben ook gewoon maar een menske.

Het is indrukwekkend iemand in duizend gedaantes en rollen oud te zien worden voor de lens. ‘Maar wat stelt het allemaal voor?’ vraagt ze zich weleens af. ‘Al die glorie, al die roem. Wie kent Buyl nog? Ik ben ook gewoon maar een menske. Straks is het allemaal weg. Ik geloof niet in het leven na de dood. Dat vind ik soms moeilijk: dat wij niets meer zullen betekenen, niets meer zullen zijn. Ach, misschien komen we wel terug als hond of vogel. Of als een viske. Maar ik geloof het niet. Aan de andere kant: helemaal weg kan ik ook zo moeilijk geloven. Nand werd gecremeerd. Het was in maart en er was volop zon. Ik dacht: hij gaat groeien.’ Der Tot und das Mädchen van Schubert speelde op zijn begrafenis. Een van haar lievelingsnummers. Het mag wat haar betreft ooit ook bij haar weerklinken. ‘Of misschien nog liever de Spleen van Piazzolla, liefst met de stem van roodharige en vurige Milva erbij. Morire in Buenos Aires…’ Maar het liefst van al denkt ze niet te veel aan de dood. Ook al is de dood nooit ver weg. Sinds jaren doet ze vrijwilligerswerk in TOPAZ, bij Wim Distelmans. ‘Maar daar spreken we niet over de dood. Daar pak ik mensen vast of geef ze een knuffel. Daar heb ik het gevoel dat ik een verschil kan maken. Op een dag zal ik stoppen met spelen, maar dat zal ik blijven doen.’

****

Lieve Chris, volgende week word je tachtig. Je wilde geen feest en het komt er toch. Sommige dingen hebben zelfs diva’s niet te kiezen. Je had er geen zin in in mei, je weigerde in augustus, werd er nerveus van in september, en leerde eraan te wennen tussendoor. Je zei me ooit dat het meest ellendige aan dit vak is dat mensen na een productie eeuwige vriendschap beloven, maar niets meer van zich laten horen. Is het dan allemaal vals? Allemaal doen alsof? Natuurlijk weet je beter. Je weet wat de Franse toneelauteur Marivaux ooit zei? Acteur Francois Beukelaers, die andere held van 80, vertelde het me toen ik aan het Brussels conservatorium zat: Ils font semblant de faire semblant. Ze doen alsof ze alsof doen. Het duurde even voor ik het helemaal begreep. Maar stiekem sterven ze honderd keer echt op scène, worden ze avond na avond verliefd, en verliezen ze zich, net als de toeschouwers, keer op keer weer, helemaal en echt.

Beschouw het als een oefening als je aanstaande dinsdag de schouwburg binnenloopt waar je zo vaak op het podium stond. We weten dat je het weet. Jij weet dat wij weten dat jij weet. We weten allemaal. Maar toch: wees verbaasd als een kind om iedereen die gekomen is. Een spel is pas een spel als het gespeeld wordt. Speel het spel. Wij zullen het geloven.

Het is geen viering. Het is geen afscheid.

And this is, definitely, not a lovesong. Het is alleen maar alsof.

Chris Lomme, een Reverence, Canvas, donderdag 6 december.

VAN ANTIGONE TOT ADELA EN HELENA

Chris Lomme werd geboren op 5 december 1938 in Kortrijk, als tweede dochter in een gezin van vier meisjes. De liefde voor de kunsten krijgt ze van haar ouders mee. Haar vader speelt bij de lokale amateurs, haar moeder is een begenadigde zangeres. Op haar zestiende speelt ze haar eerste grote toneelrol in de voorstelling Antigone. Naar dat stuk werd vervolgens het Kortrijkse theater Antigone vernoemd. Op haar achttiende trekt ze naar Brussel. Daar mag ze, omdat ze perfect Frans- en Nederlandstalig is, de koningin Elisabethwedstrijd presenteren. Dat jaar voor het eerst ook in het Nederlands.

In Schipper naast Mathilde
In Schipper naast Mathilde

Niet dat ze er altijd graag aan herinnerd wordt, maar haar carrière begint ontegensprekelijk met Schipper naast Mathilde. De reeks speelt op de toenmalige BRT tussen 1955 en 1963. De serie zal haar leven bepalen: ze leert er haar man Nand Buyl kennen en wordt wereldberoemd in Vlaanderen. De twee zullen tot Buyls dood samenblijven.

Met haar grote liefde Nand Buyl
Met haar grote liefde Nand Buyl

Vanaf 1963 wordt ze vast lid van het KVS-ensemble, naast klasbakken als Dora Van Der Groen, Yvonne Lex, Senne Rouffaer en Ann Petersen. Ze zal bij de KVS – waar haar man Nand directeur wordt – blijven tot 1992. Na een moeilijke periode gaat ze haar eigen weg. Ze schittert in Het mens van Benno Barnard en in De Meeuw, allebei bij de Blauwe Maandag Compagnie.

In Hard Labeur
In Hard Labeur

In de jaren tachtig speelt ze naast Jo De Meyere voor televisie in Hard Labeur. Het naturalistische boerenepos, in regie van Vincent Rouffaer, wordt razend populair. In 2010 zal ze opnieuw samenwerken met Jo De Meyere. In Achter de wolken vertolken ze het verhaal van twee oude geliefden die elkaar weervinden na vijftig jaar. Na de theaterreeks volgt de verfilming door Cecilia Verheyden.

In Adela en Helena
In Adela en Helena

Haar grootste talent, aldus collega’s als Viviane De Muynck en Luk Perceval, is dat ze zich, ondanks alle modegrillen en veranderende tendensen steeds kon handhaven en zich telkens weer opnieuw weet uit te vinden. Tot begin volgend jaar speelt Chris Lomme in Adela en Helena. Vanaf eind februari kunt u haar zien in Reverence in de KVS.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content