Broers Vanhove hopen op medaille op Paralympics: ‘Er hangt constant een doelpunt in de lucht’

DE BROERS VANHOVE 'De strafste werpers gooien ballen tegen 75 kilometer per uur.' © JONAS LAMPENS

Vergeet de Borlées en de Hazards, hier zijn de Vanhoves! De drie broers – nota bene de helft van een zesling – jagen volgende week met de Belgian Bulls, het nationale goalbalteam, op een Paralympische medaille.

Op 17 augustus 1983 haalde Blankenberge het wereldnieuws. Er werd een zesling geboren: vijf jongens en één meisje. Een verrassing, niet het minst voor de ouders zelf: de echografie had ‘maar’ vier baby’s getoond. Drie van de zes liepen in de couveuse een oogletsel op door een slecht geregelde zuurstoftoevoer. Deze drie broers – Bruno, Tom en Arne Vanhove – werden geselecteerd voor de Paralympics in het goalbal, een sport voor slechtzienden. Bij de openingsceremonie van de Paralympics, die volgend weekend in Tokio beginnen, draagt Bruno Vanhove samen met amazone Michèle George de Belgische vlag. ‘Ik voel me vereerd. Het is een mooie erkenning voor de weg die ons goalbalteam heeft afgelegd’, zegt Bruno, met een paar minuten voorsprong de oudste van de zesling.

Wat is goalbal?

Bruno Vanhove: Een indoorbalsport die wordt gespeeld drie tegen drie op een veld dat even groot is als een volleybalterrein. Aan de uiteinden van het veld staan doelen van negen meter breed. De spelers dragen brillen uit zwart plastic waar je niets door ziet: zo start iedereen met gelijke wapens, ongeacht hoe zwaar je visuele beperking is. Je scoort door een bal waar belletjes in zitten in het doel van de tegenstander te rollen of te gooien. We oriënteren ons via de gemarkeerde lijnen van het speelveld en de doelpalen.

Tom Vanhove: Goalbal werd bedacht door gewonde veteranen uit de Tweede Wereldoorlog. Het fijne aan de sport is dat ze gecreëerd is op maat van mensen met een visuele beperking. Ze is ook een van de weinige sporten zonder een valide variant. In België spelen zo’n 150 mensen goalbal. Daarnaast heb je ook nog een levendige competitie in het torbal, wat zo’n beetje de instapversie is van goalbal.

Goalbal heeft een atletische component, maar het is ook een spel van intuïtie en van gevoel.

In feite maakt goalbal van een visuele beperking een sterkte. Mensen met een perfect zicht kunnen ook meedoen, maar tegen jullie maken zij geen kans.

Bruno: ‘Een sterkte’ is overdreven, zeg eerder: niet langer een zwakte. Het is een misvatting dat mensen met een visuele beperking beter horen of een fijnere tastzin hebben. Wel zijn wij meer gewend om die zintuigen te focussen. Maar wie veel traint, kan ook zonder handicap ons niveau bereiken. In de Belgische competitie mag je trouwens deelnemen zonder visuele beperking, op de Paralympics eisen ze wel een minimale graad van handicap.

Tom: Goalbal heeft een atletische component, maar het is ook een spel van intuïtie en van gevoel. Net zoals een toptennisser weet waar de bal zal landen nog voor hij wordt geslagen, horen wij aan de aanloop waar de tegenstander zijn schot naartoe mikt. Dat komt neer op inschatten waar de tegenstander staat, en het doorgronden van het gerinkel van de balbelletjes.

Arne Vanhove: Je probeert de tegenpartij te misleiden, bijvoorbeeld door geluid te maken om te maskeren waar je ploegmaat naartoe stapt. Tijdens de worp moet het stil zijn, maar je kunt iets lawaaieriger aanlopen, of juist muisstil, zodat de tegenstander in het duister tast over de baan van de bal. We zetten effect op de worp of laten de bal op het laatste moment van richting veranderen.

Tom: Je kunt geen negen meter afdekken met drie man, dus je spreekt patronen af om het doel te blokken. Tegenstanders worden gescout, maar op de grote toernooien zullen ze je dan toch verrassen met nieuwe varianten. Op die patronen wordt trouwens ook software losgelaten, voor statistische analyses. Je kunt daar ver in gaan, maar het belangrijkste blijft dat je scherp bent op de dag van de match.

Is België een sterk goalballand?

Tom: In negentig landen wordt er aan goalbal gedaan, slechts tien mogen naar de Spelen. De Paralympics in Rio hebben we gemist, voor de rest is België er sinds 2008 iedere keer bij. Dat is knap en we zijn zeker geen sukkelaars, maar bij de toplanden horen we niet.

Arne: We staan bekend om onze sterke verdediging, maar ons grootste wapen is onze coach. Wanneer het spel onderbroken is, mag de trainer tactische richtlijnen geven. De coach kan goed gaten vinden in het wedstrijdplan van de tegenstander.

Bruno: Je kunt pech hebben dat de bal over je botst, maar een goed goalbalteam werpt zich voor de baan van het schot, door de open hoek zo klein mogelijk te maken. Snel reageren is de boodschap. De bal moet twee keer botsen voor een geldig doelpunt, maar de strafste werpers gooien ballen tegen 75 kilometer per uur.

Ik las over een speler die knock-out ging door zo’n bal.

Arne: Dat hebben wij gelukkig nog niet meegemaakt, maar ik geloof het best. Wij zien zo’n bal natuurlijk niet aankomen. ( lacht) En als je hem recht in het gezicht krijgt…

Tom: Goalbal is een ruwe sport voor knieën en rug: bij elke redding land je op een vloer. Dat voel je, zelfs al dragen we bescherming van hetzelfde type als voetbaldoelmannen en rugbyspelers: kniebeschermers, elleboogbeschermers, heupbeschermers.

Arne: En een toque voor de edele delen, niet te vergeten.

Bruno: Er bestaan regels over de dikte van die bescherming. Je mag jezelf niet breder maken, een kostuum zoals in American Football is bijvoorbeeld verboden. Het was het absoluut waard, maar ik heb aan mijn goalbalcarrière een hernia in de lage rug overgehouden. Liesblessures komen ook vaak voor.

Arne, Bruno en ik werken alle drie in de IT, een sector waarin wel meer mensen met een visuele beperking belanden.

Hoe intensief hebben jullie je op Tokio voorbereid?

Bruno: Dat is natuurlijk een traject van jaren, maar de laatste maanden leggen we er de pees op: twee sessies per week met de ploeg en drie individuele fitnesstrainingen, waarbij we werken aan kracht en uithouding.

Tom: Concurrenten uit Brazilië en Turkije zijn voltijds bezig met goalbal. Tegenover hen starten wij met een achterstand. Wij combineren de sport met onze jobs. Arne, Bruno en ik werken alle drie in de IT, een sector waarin wel meer mensen met een visuele beperking belanden.

Hoe aangepast is de maatschappij voor mensen met een visuele beperking?

Tom: Rolstoeltoegankelijkheid kent iedereen, al is ook daar nog veel werk, maar toegankelijkheid voor mensen met een visuele beperking wordt vaak vergeten. Rateltikkers aan verkeerslichten zijn in België niet algemeen, en waar er hangen, werken ze slecht. Je weet ook nooit of je op de stoep geleidelijnen vindt, wat ze veel minder bruikbaar maakt voor mensen die stappen op de tast. Trottoirs staan vaak vol met obstakels. Wij zijn slechtziend en ervaren een boel moeilijkheden. Voor mensen die blind zijn, is het nog stukken erger.

Arne: Je bent afhankelijk van het openbaar vervoer, want wij hebben uiteraard geen rijbewijs. Vertragingen worden in stations of bushaltes aangekondigd op een scherm een halve kilometer verderop, in een minilettertype. Niet ideaal voor mensen met een visuele beperking, maar eigenlijk is zoiets toch voor iedere gebruiker van het openbaar vervoer lastig?

Bruno: Een bus stopt wanneer je de hand opsteekt, maar wij zien die bus niet altijd komen. Ze houden pas rekening met je wanneer je een witte stok bij je hebt, maar slechtzienden hebben zo’n stok niet nodig om te wandelen. Meerdere bussen die tegelijk stoppen, is ook lastig: het valt niet mee om snel de juiste te vinden. Zulke zaken zijn frustrerend. Terwijl je zou denken dat het niet zo moeilijk is om dat aan te pakken.

Arne: Het is ook niet allemaal negatief. De overheid voorziet in veel middelen voor mensen met een visuele beperking.

Tom: Bij de bankautomaten van BNP Paribas Fortis kun je al meer dan tien jaar op het gehoor geld afhalen. Jij hebt er waarschijnlijk nog niet op gelet, maar onder het scherm zit een aansluiting voor een hoofdtelefoon. Blijkbaar zat er in de raad van bestuur een blind persoon die aan de kar heeft getrokken.

Bruno: De doorbraak van de smartphone heeft een groot verschil gemaakt in ons leven. De gps op mijn telefoon wijst de weg, en als ik iets niet kan lezen of zien, dan neem ik een foto en zoom ik in.

Mensen die verder dan drie meter van me af staan, herken ik niet, zeker wanneer er weinig licht is. Dan sta je onwennig op recepties, trouwfeesten of in een danscafé. Je moet op voorhand afspreken of je vindt niemand terug. Als student herkende ik niemand wanneer ik de aula instapte: leer op die manier maar eens nieuwe mensen kennen. Als slechtziende moet je oppassen dat sociale drempels je niet afsnijden van wat er allemaal te ontdekken en te beleven valt.

Mensen met een beperking worden vaak aangestaard, leert een nieuwe campagne van het Belgisch Paralympisch Comité. Aan jullie zie je niet dat jullie een beperking hebben.

Bruno: Staren ze naar ons? Geen idee. Wij zouden het zelf niet zien als ze staren. ( lacht)

Arne: Een van onze ploegmaten loopt rond met een verrekijker. Dat zien de mensen niet vaak, dus dan staren ze, ja. Zoiets is niet noodzakelijk slecht bedoeld: men is begaan en wil zien of men kan helpen. De boodschap van de campagne is: geen probleem dat je ons bekijkt, maar kijk dan alsjeblieft ook naar de Paralympics, en de prestaties die wij daar leveren.

De kwartfinale niet halen, zou een tegenvaller zijn. Raken we verder, dan is het een fantastisch toernooi geweest.

Rolstoelatleet Peter Genyn vindt het belangrijk om te kunnen lachen met zijn handicap. Ooit stal hij in de luchthaven een wiel van een andere rolstoelgebruiker en zette die op de transportband.

Arne: Onderling lachen wij zeker met onze handicap. De humor zit vaak in de overdreven gevoeligheid bij mensen die geen handicap hebben. Ze wringen zich bijvoorbeeld in allerlei bochten om toch maar geen uitdrukking met ‘kijken’ of ‘zien’ te gebruiken. Erg grappig, wanneer je erop begint te letten. Terwijl zo’n woord natuurlijk niet stoort. Zeg alsjeblieft wat je zeggen wilt.

Dus als ik zeg dat ik goalbal een echte kijksport vind, dan voelen jullie je niet geaffronteerd?

Tom: Haha, nee, wel integendeel. Ik snap wat je bedoelt: de actie gaat snel over en weer. De bal moet binnen de tien seconden opnieuw in het spel worden gebracht: er hangt constant een doelpunt in de lucht. Supporters die hun eerste match meepikken, reageren vaak enthousiast. Enig nadeel is dat het tijdens de actie muisstil moet zijn, juichen mag dan niet. Maar omdat het zo stil is, klinkt de vreugde-uitbarsting na een goal des te luider.

Met welke ambities trekken jullie naar Tokio?

Bruno: ( aarzelt) We hopen op de kwartfinale.

Arne: Wat? Om te beginnen, bedoel je!

Bruno: ( lacht) De kwartfinale niet halen, zou een tegenvaller zijn. Raken we verder, dan is het een fantastisch toernooi geweest. Een medaille is niet onmogelijk, maar we zijn geen favoriet. Brazilië, Duitsland en Litouwen staan verder.

Arne: Bovendien hebben we zwaar geloot, al valt het door corona moeilijk in te schatten. Er gingen maar weinig internationale toernooien door sinds de pandemie. China, dat we treffen in de poule, hebben we bijvoorbeeld al drie jaar niet meer aan het werk gezien.

Tom: Onze troef is dat België een klein land is. Wij kunnen makkelijk samen trainen, terwijl landen als Brazilië en Turkije een grote stage moeten organiseren om hun spelers te verzamelen. De Belgian Bulls zijn daardoor goed op elkaar ingespeeld.

Broers Vanhove hopen op medaille op Paralympics: 'Er hangt constant een doelpunt in de lucht'
© JONAS LAMPENS

Drie broers in één team zal ook wel helpen. Jullie zijn de Borlées of de Hazards van het goalbal.

Tom: Het gaat klinken als een cliché, maar ik beschouw alle leden van het team als familie, niet alleen mijn broers. Zoiets ontstaat wanneer je jarenlang samen naar een doel toewerkt. Het is zeker bijzonder dat ik dit met mijn broers kan delen, want we zijn elk op onze waarde geselecteerd. Niet dat de bondscoach zei: alle Vanhoves met een visuele beperking moeten mee! ( lacht)

Dat we met zijn zessen ter wereld kwamen, was toeval. Dat we op de Paralympics staan, is onze eigen verdienste.

Is het een vervelend onderwerp? Het gezin Vanhove heeft de pers lang gemeden.

Arne: Ik snap dat het speciaal is: zelf ken ik ook weinig zeslingen. ( lacht) Maar uiteindelijk sta je liever in de aandacht met iets wat je gepresteerd hebt dan met iets wat je is overkomen. Nu we allemaal wat ouder zijn, gaan we daar natuurlijk anders mee om, maar in onze jeugd was de belangstelling overweldigend. In ons ouderlijk huis ligt een dikke map met krantenknipsels. Heel de wereld wou weten hoe het met het gezin Vanhove ging.

Tom: Een Amerikaans persagentschap huurde een verdieping van een hotel om toch maar iedere stap van de zesling te kunnen coveren. De persfotografen stonden bij wijze van spreken eerder aan het kraambed dan onze grootouders.

Bruno: Onze ouders hadden snel door: dit zijn zes kinderen die elk hun eigen verhaal moeten schrijven en die persaandacht helpt daarbij niet. Als kind in de belangstelling staan, heeft impact. Wij werden herkend op straat of zelfs nagewezen. Dat was niet altijd prettig.

Tom: De meeste media-aanvragen werden afgeslagen, behalve één passage bij Jan Van Rompaey en één reportage in Telefacts. Zodra we in de puberteit kwamen, zijn we er helemaal mee gestopt. Je hebt daar geen boodschap aan als tiener. Onze levens zijn belangrijker dan een artikel of een televisiereportage.

Arne: De grote helden in het verhaal van de zesling zijn natuurlijk onze ouders. Eén kind is al een uitdaging, weet ik uit ervaring. ( lacht) Zij hebben die situatie gewoon aangepakt en het geklaard. Ze bezorgden ons een normale, gelukkige jeugd, in toch niet de makkelijkste omstandigheden. Tonnen respect voor mama en papa!

Belgian Bulls

– 2008: 10e op de Paralympische Spelen van Peking

– 2012: 7e op de Paralympische Spelen van Londen

– 2017: brons op het EK in Finland

– 2018: brons op het WK in Zweden

– 2021: nemen deel aan de Paralympische Spelen van Tokio

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content