Elien Diels

‘Brand opvangcentrum Bilzen: hoe gelijkaardige incidenten in de toekomst vermeden kunnen worden’

Elien Diels Wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor de Overheid van KU Leuven

Naar aanleiding van de brand in het toekomstig opvangcentrum in Bilzen schrijven KU Leuven-onderzoekers Elien Diels en Marije Reidsma over hun een recent afgerond onderzoek naar opvangcentra in lokale gemeenschappen.

De brand in het toekomstig opvangcentrum voor asielzoekers in Bilzen toonde weer maar eens aan dat asielopvang een controversieel thema is. De rode draad in de reacties van politici was dan wel dat vandalisme en geweld onder geen enkele omstandigheid te rechtvaardigen zijn, maar politici uit heel het politieke spectrum maakten gretig gebruik van de situatie om hun partijpunten rond migratie en integratie nogmaals in de verf te zetten. Voor links is het een incident dat het gevolg is van het voeden van racisme vanuit de rechterzijde, voor rechts een betreurenswaardige daad ten gevolge van het blijvend opengrenzenbeleid tegen de wil van de burger in.

Brand opvangcentrum Bilzen: hoe gelijkaardige incidenten in de toekomst vermeden kunnen worden.

Of de waarheid nu links, rechts, of in het midden ligt, het is duidelijk dat de komst van een opvangcentrum een waaier aan gevoelens oproept. Maar waar gaat het protest nu eigenlijk over? En hoe zit het zodra een opvangcentrum er eenmaal is? Op basis van ons onderzoek* naar lokale gemeenschappen in de buurt van oude en recente opvangcentra in heel België willen we graag een aantal zaken in perspectief plaatsen.

Belang van correcte informatie

Allereerst is er de context van het protest. Het feit dat centra ad hoc en op zeer korte termijn moeten worden geopend om aan de plotse vraag naar opvang tegemoet te komen, brengt vanzelfsprekend uitdagingen met zich mee op het vlak van communicatie en informatievoorziening. Ook wat het centrum in Bilzen betreft blijkt dat burgers zich onvoldoende en laattijdig geïnformeerd voelden, terwijl een vlotte en correcte communicatie nu net essentieel is om draagvlak te creëren. Burgers vernemen de informatie via de media in plaats van via persoonlijke communicatie, en het spreekt voor zich dat hierdoor angst en onbegrip vrij spel krijgen.

Gemeenten worden echter vaak net zoals burgers in snelheid gepakt als het om de opening van een opvangcentrum gaat; hier ligt dus werk voor het bovenlokale niveau. Concreet suggereren wij om gemeentebesturen vooraf in te lichten over het feit dat een bepaalde locatie in aanmerking komt voor de opening van een opvangcentrum, zodat er marge vrijkomt voor voorbereidende maatregelen – zowel op vlak van informatievoorziening als op vlak van structuren (infrastructuur, wereldklasjes, middenveldinitiatieven, …).

Ervaring leidt tot nuance

Vervolgens zijn er de ervaringen van buurtbewoners van opvangcentra. Velen vrezen bij aanvang dat hun leefomgeving aanzienlijk zal veranderen door de komst van zo’n centrum. Kunnen ze ’s nachts nog wel gerust over straat wandelen? Moeten ze maatregelen nemen tegen inbraken?

Deze vrees valt over het algemeen weg eens een opvangcentrum er effectief is. Men merkt dat de buurten er niet onveiliger op geworden zijn, dat de negatieve gevolgen uiteindelijk wel meevallen. Er treedt gewenning op waardoor de aanwezigheid van een centrum niet langer een issue is.

Uiteraard spelen lokale beleidsmakers alsook het bestuur van het opvangcentrum hier een grote rol in: opendeurdagen, nieuwsbrieven, en openstaan voor vragen en klachten uit de buurt zijn maar enkele voorbeelden van initiatieven die een wereld van verschil kunnen maken en omwonenden het gevoel geven dat hun bezorgdheden serieus genomen worden.

Op zoek naar de juiste locatie

Bovenstaande betekent echter niet dat een opvangcentrum geen impact heeft op het sociale leven in de buurt. Waar de komst van een centrum in de ene gemeenschap voornamelijk solidariteit opwekt, leidt dit elders tot discussies of vermijding van het gespreksonderwerp. De komst van een opvangcentrum laat zich het meest voelen in hechte ons-kent-ons gemeenschappen met beperkte diversiteit en daar waar een opvangcentrum zich in het stads- of dorpscentrum bevindt, terwijl het minder impact heeft in gemeenschappen met meer diversiteit, waar de onderlinge banden minder sterk zijn en waar het opvangcentrum buiten het stads- of dorpscentrum gelegen is. In eerstgenoemde gemeenschappen zal het straatbeeld het sterkst veranderen en zij zijn dan ook het meest gebaat bij een zorgvuldige keuze van de locatie alsook degelijke informatievoorziening vanuit zowel de gemeente als het opvangcentrum zelf.

Het begin van een nieuwe opvangcrisis?

Tot slot willen we nog een aantal vraagtekens plaatsen bij het openen van nieuwe opvangcentra. Ondanks de nood aan nieuwe opvangplaatsen – die niet volledig toe te schrijven is aan een verhoogde instroom van asielzoekers, maar deels te verklaren valt door meervoudige asielaanvragen en de vertraging in de verwerking van de asieldossiers bij de Dienst Vreemdelingenzaken en het CGVS (Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen) wegens gebrek aan personeelscapaciteit – ligt het aantal asielaanvragen lager dan de piek in 2015.

Waarom moeten er vandaag dan toch nieuwe centra worden geopend? Dat is een gevolg van een expliciete en bedenkelijke beleidskeuze om – tegen het advies van opvangpartners in – onvoldoende in te zetten op buffercapaciteit. Door locaties ook achter de hand te houden in tijden met minder nood aan opvangplaatsen, zouden fluctuaties in het aantal asielzoekers immers vlot en efficiënt opgevangen kunnen worden. Het tegenovergestelde is echter gebeurd: centra met tijdelijk minder bewoners werden gesloten, opgebouwde structuren werden afgebroken. Bij een hogere instroom nadien moet men gewoon opnieuw beginnen, met als gevolg hogere kosten om alles weer opgestart te krijgen alsook de creatie van nieuwe mogelijkheden voor protest. Ondanks de duidelijke efficiëntiewinst bij het inzetten op buffercapaciteit, wordt er gekozen voor de moeilijke weg. Een bewuste strategie voor electoraal gewin? Hoe het ook zij, het spreekwoord ‘we moeten het warm water niet steeds opnieuw uitvinden’ blijkt zo in het niets te verdwijnen wanneer het de opvang van asielzoekers betreft.

Elien Diels is wetenschappelijk medewerker aan het Instituut voor de Overheid van KU Leuven.

Marije Reidsma is wetenschappelijk medewerker aan het HIVA – KU Leuven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content