Bootvluchtelingen door de jaren heen

© Reuters

De drama’s met bootvluchtelingen in de Middellandse Zee en het lot van de Rohingya in Zuidoost-Azië kapen terecht de aandacht van de media. Maar ook in de jaren zeventig en negentig kregen vele duizenden Cubaanse en Vietnamese bootvluchtelingen het zwaar te verduren.

Bootvluchtelingendrama’s zijn geen recent fenomeen. Ook in de jaren zeventig en negentig zochten vluchtelingen via de zee een nieuw leven.

Zo ontvluchtten honderdduizenden, hoofdzakelijk Vietnamese ‘bootmensen’, Zuidoost-Azië vanaf 1974. Vooral legerofficiers en politieke activisten sloegen op de vlucht voor de communistische machtswissel. Socialistische hervormingen dwongen daarnaast zelfstandigen ertoe hun zaak af te staan en landbouwers hun gronden. Chinese ondernemers die al generaties in Vietnam leefden werden bedreigd, omdat de Vietnamese regering hen ervan verdacht banden te koesteren met China. Ze zouden Vietnam tijdens de Vietnamoorlog met de VS verraden hebben.

Hen werd ‘vriendelijk’ verzocht het land te verlaten. Volwassenen konden via omkoping en het betalen van een vertrekpremie hun deportatie uit het land regelen. Enkele etnische Chinezen – of Hoa zoals de autochtone Vietnamezen hen noemden verkochten hun huizen om met zakken vol goudstaven de overtocht van zichzelf en hun gezin te regelen. Ook de zwarte markt tierde welig.

In 1976 nam het aantal vluchtelingen op zee toe tot zo’n 6.000 mensen, het jaar erop dikte dat aan tot maar liefst 20.000. Een op de drie vluchtelingen kwam in 1977 om op zee. Als dat niet door honger gebeurde, waren ze verdronken of aangevallen door piraten. Dat Aziatische buurlanden bootvluchtelingen terug naar zee brachten, vergrootte het probleem alleen maar.

Vluchtelingenkampen in Singapore, Thailand, Maleisië, Hong Kong, de Filipijnen en Indonesië werden voor de weinige gelukkigen een nieuwe veilige thuis. Velen onder hen leven er nu nog steeds als volwaardige burgers, anderen vroegen politiek asiel aan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten.

1979: De wereld grijpt in

De wereld kreeg pas echt oog voor het lot van de Vietnamese immigranten in 1979, wanneer de bootvluchtelingen met 100.000 waren. De Asean-landen, een associatie van tien Zuidoost-Aziatische staten, trokken aan de alarmbel. Hun vluchtelingkampen raakten overbevolkt, terwijl maandelijks 10.000 tot 15.000 migranten Vietnam bleven ontvluchten. Tijdens een VN-conferentie in Genève verbonden 65 lidstaten zich ertoe om meer middelen te schenken aan de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen.

Amerikaans president Jimmy Carter verhoogde de immigratiequota zodat voortaan dubbel zoveel Zuidoost-Aziatische vluchtelingen de VS binnen mochten. De massale uittocht zwakte daardoor af tegen 1980. Rond de eeuwwisseling hadden ruim twee miljoen Vietnamezen hun geboorteland verlaten en in het buitenland een nieuw leven opgebouwd.

35.000 Cubaanse balseros roeien naar Florida

Een ander bootvluchtelingendrama speelde zich in de zomer van 1994 af. Meer dan 35.000 Cubanen verlieten hun thuisland op armzalige vlotten richting de VS. Fidel Castro legde de schuld voor het vertrek van de duizenden balseros bij het immigratiebeleid van de VS, dat Cubanen zou aanmoedigen om illegaal te vluchten en hij dreigde een gigantische exodus op Amerika los te laten.

Fidel Castro gaf zijn veiligheidsdiensten het bevel voortaan niemand die het eiland wilde ontvluchten nog tegen te houden. Dat moedigde vele Cubanen aan om met vlotten richting Zuid-Florida te roeien. De afstand tussen Havana en het schiereiland Key West voor het vasteland van Florida bedraagt zo’n 160 kilometer.

President Bill Clinton stuurde de Amerikaanse kustwacht op hen af, die de bootvluchtelingen onderschepte en onderbracht in kampen in het Cubaanse Guantánamo en Panama. Het duurde weken tot de Amerikaanse regering migratieakkoorden met Cuba tekende. De VS liet de opgepakte Cubanen vrij en Cuba weerde de balseros van zijn kustlijn. Niemand weet hoeveel onder hen verdronken zijn of vermist geraakten.

Ook nu nog wagen Cubanen de overtocht

Voor de akkoorden bracht de kustwacht Cubaanse vluchtelingen aan land. Tegenwoordig worden ze gerepatrieerd, tenzij de bootvluchtelingen een risico op vervolging in eigen land kunnen aantonen. Dan worden ze naar Guantánamo gebracht tot een ander land hen wil aanvaarden.

Critici van het immigratiebeleid hekelen het onderscheid dat de Amerikaanse regering maakt tussen Cubanen die op zee worden onderschept en zij die het vasteland halen. De eerste groep wordt als economische migranten beschouwd en de toegang tot de VS ontzegd, de anderen maken als politieke vluchtelingen meer kans om te mogen blijven.

Bootvluchtelingen die het Amerikaanse vasteland halen kunnen vaak blijven en na een jaar een aanvraag indien voor een permanent visum. Dat ‘wet foot-dry foot-beleid’ moedigt Cubanen nog steeds aan om de vluchtpoging naar de VS te ondernemen met als enige verschil dat de gammele vlotjes ingeruild worden voor snelle moderne bootjes van mensensmokkelaars. Die vragen tot 10.000 dollar per persoon per overtocht.

(NC)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content