Wie vermoordde de Sovjet-Unie?

Hoe boeiend kan een boek zijn over de Sovjet-economie midden de vorige eeuw? ‘De rode belofte’ van de Brit Francis Spufford leest als een spannende roman.

Eind de jaren vijftig leek het erop dat de Sovjet-Unie Amerika zou inhalen. Er was onder Chroesjtsjow, na de dood van Stalin, een periode van relatieve dooi ingetreden. Het land bruiste van successen op het gebied van ruimtevaart, wiskunde, technologie. De Russische leider was zo zeker van zichzelf en zijn land, dat hij naar Amerika reisde in de volle overtuiging dat de Sovjet-Unie tegen 1980 de VS zou hebben voorbijgestreefd. Met onderkoelde humor en veel zin voor details beschrijft Spufford de reis van Chroesjtsjow. En met evenveel ironie heeft hij het even later over de ‘Amerikaanse’ expositie in Moskou en de reactie van een paar jonge Russen die de Amerikanen moeilijke vragen stellen.

Toch is ‘De rode belofte’ geen roman, zo laat Spufford ons meteen weten. En ook geen historische verhandeling. Voor hem lijkt het nog het meest op een sprookje. Een sprookje over een idee dat planeconomie heette en dat Rusland overvloed en vooruitgang moest brengen, van de Sovjetkameraden de rijkste mensen ter wereld moest maken. Dat sprookje, die wensdroom, is niet verwezenlijkt. Waarom niet? Dat tracht Spufford ons op een bijzonder originele manier te vertellen.

Het verhaal begint in het Moskou van 1938 waar we op een tram Kantorovitsj ontmoeten, een geniaal wiskundige en mathematicus en de enige Rus die de Nobelprijs economie heeft gekregen. Hij is een van de belangrijkste historische personages in ‘De rode belofte’. Samen met computerdeskundige Lebedev werkt hij eind de jaren vijftig aan een plan om de centraal geleide economie anders aan te pakken. Niet zozeer de productiecijfers, wel de rendabiliteit moest in het oog worden gehouden. De prijs van producten moest rationeler worden bepaald. Toen in 1962 bij stakingen tegen een verdubbeling van de vleesprijs en een verlaging van de lonen in Novocherkassk zeker meer dan twintig doden vielen, moesten de hervormingsplannen wachten tot de komst van Glasnost.

‘De rode belofte’ is op een geniale manier gecomponeerd. In elk van de zes delen laat Spufford ook fictieve personages aan het woord die met overtuigende ideeën en gevoelens een eigen leven leiden midden een ideologische tsunami. En meteen tonen die vivante schetsen hoe de doorsnee ‘kameraad’ in de Sovjet-Unie leeft, de ene al beter dan de andere. Minder grijs in elk geval dan het klassieke beeld dat we in het Westen toen kregen. We zien hoe de Joodse biologe Zoja Vajnsjtejn haar job verliest in de uitsluitend door wetenschappers bewoonde Siberische stad Akademgorodok. We kijken mee in de viscosefabriek als de bazen daar welbewust een slecht draaiende machine helemaal naar de knoppen helpen om toch maar een nieuwe te krijgen en de productienorm te halen. In een verloskamer leven we mee met de pijn van een vrouw die alleen pijnstillers krijgt nadat ze erop wijst dat haar man belangrijke vrienden in de partij heeft. Al deze ‘kleine’ verhalen tonen ook hoe moeilijk het is je een andere maatschappij in te beelden dan die waarin je leeft.

Wie en wat uiteindelijk de Sovjet-economie de das omdeed, laat Spufford min of meer in het midden. En hij laat het aan de lezer over om zich af te vragen of de neoliberale maatschappij, onder de vorm van haar managers die de verkoopcijfers bepalen, niet haar eigen planeconomisten heeft. Spufford eindigt zijn fascinerend sprookje met een melancholische mijmering: ‘De jaren gaan voorbij. De Sovjet-Unie gaat ten onder. De dans van de waren neemt opnieuw een aanvang. En de wind door de bomen van Akademgorodok zegt: zou het anders kunnen? Zou het kunnen, ooit, zou het ooit anders kunnen?’

Fred Braeckman

Francis Spufford, De rode belofte, Uitg. Nieuw Amsterdam, 478p., 27,95 euro, ISBN 978 90 468 0997 6

Partner Content