Van Howl tot Lauwaert de Vijfde

Zaterdag loopt er eindelijk nog eens een Nacht van de Poëzie: ontstaan en geschiedenis van de vier vorige Nachten in een notendop.

Op 7 oktober 1955 brengt Allen Ginsberg in de Six-Gallery te San Francisco, briesend en tierend, zijn gedicht ‘Howl’, het credo van de beatgeneration, waarvan Jack Kerouac, William S. Burroughs en Ginsberg zelf de boegbeelden zijn. Beatpoets schrijven expressieve, geëngageerde verzen waarmee ze zich afzetten tegen de gladde mythe van The American Dream. De beatbeweging waait over naar Europa en zet het eerst voet aan wal in Engeland. Op 11 juni 1965 ontmoeten de Amerikaanse, Britse en een handvol continentale beatdichters elkaar tijdens een grandioos festival in de Royal Albert Hall te Londen. Ruim 7.000 luidruchtige toehoorders zijn er getuige van een van de culturele climaxen van de swingende jaren zestig. Er heerst een uitgelaten sfeer. Het memorabele gebeuren gaat de geschiedenis in als de ‘International Poetry Incarnation’. ‘Wholly Communion’ heet de documentaire die het festival vereeuwigt.

Behalve Michael Horovitz, op 2 april eregast in de Vooruit, is ook Simon Vinkenoog in Londen aanwezig. Poëzieagitator Vinkenoog wil in Nederland ook een dergelijke poëziehappening organiseren. Dat wordt ‘Poëzie in Carré’ op 28 februari 1966. Het wordt een poëzieavond met 25 dichters, allemaal mannen, en een tweeduizendkoppig publiek. Treden o.a. op: Kouwenaar, Pernath, Reve, Campert, Bernlef, de debuterende Deelder, Schippers, Buddingh’ en shock poet Johnny the Selfkicker, ook bekend onder de pseudoniemen Electric Jesus, Meester van de Chaos en Electric Goebbels, die die avond zijn reputatie vestigt. De dichters zitten op het podium achter een halfronde tafel volgestouwd met asbakken en flessen wijn. Elke dichter krijgt zeven minuten, wie te lang doorgaat wordt door Vinkenoog met een belletje het zwijgen opgelegd.

Carré wordt wegens groot succes zes maanden later overgedaan in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. Uit die twee door Simon Vinkenoog opgezette poëziehappenings ontstaat de jaarlijkse Nacht van de Poëzie in Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht, die voor het eerst plaatsvindt op 23 november 1980. Tegen die tijd heeft Guido Lauwaert er al drie van zijn Nachten op zitten. De eerste, op 18 januari 1973 in Vorst Nationaal, beschouwt hij zelf als de zotste en meest chaotische. Ongewild zorgt de FDF-burgemeester van Vorst voor extra publiciteit door het evenement ten onrechte van politieke beladenheid te verdenken. De tweede Nacht, in 1975 te Kortrijk, is de Nacht van de slogan ‘Wie betaalt wat hij kan is waard dat hij komt’ of de kroniek van een aangekondigd financieel debacle. Het bericht dat Gerard Reve en public zijn Roomse geloof zal afzweren, jaagt de lokale CVP-burgemeester geweldig op stang. De derde Nacht van de Poëzie in 1980, aangekondigd als de allerlaatste, zet Lauwaert op poten enkel en alleen om een liefje blij te maken, maar vier jaar later is de vierde Nacht van de Poëzie een feit. En nu, liefst 27 jaar later, in een tijd die in niets meer gelijkt op de tijd waarin de vorige nachten hun beslag kenden, waagt Lauwaert er zich nog eens aan, weliswaar bijgestaan door een door hem aangestelde curator, de jonge doch ervaren Michaël Vandebril.

‘Poëzie in Carré’ werd veertig jaar na datum, in 2006, dunnetjes en zielloos overgedaan. Afwachten wat voor een vertoning het straks wordt in de Vooruit. Guido Lauwaert heeft als een ware poëzievolksmenner wekenlang opgeroepen tot chaos en rumoer. Zijn de 21ste-eeuwse dichters in staat om op originele en ongekunstelde wijze aan die oproep gevolg te geven? En het publiek dan, dat bedeesde klapvee, zal het zich laten verleiden tot assertief gedrag dat het negeren van een rookverbodsticker overstijgt? Antwoord in de nacht van 2 op 3 april 2011 in de Gentse Vooruit.

Philip Hoorne

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content