Van de laatste dagen van Jef Geeraerts tot thee drinken met Roger Raveel, de herinneringen van Carlos Alleene

In Voor ik het vergeet verzamelt journalist en criticus Carlos Alleene zijn herinneringen aan kunstenaars en schrijvers zoals W. F. Hermans, Gerard Reve, Simon Carmiggelt, Roger Raveel, Jan Wolkers, Hugo Claus en Toon Hermans. Knack biedt u graag een passage uit het boek aan.

Frans Van Isacker, professor en schrijver. Minzaam in het kwadraat. Hoe kon hij zich vinden in de theorie van Walter van den Broeck, die ervan uitgaat dat je maar kunt schrijven vanuit het milieu waarin je bent opgegroeid. Hij verhulde dan ook allerminst in een burgerlijk en intellectualistisch milieu volwassen te zijn geworden. Wat wil je? Zijn grootvader was apotheker. Zijn vader een historicus die later achtereenvolgens advocaat en minister werd. Zoiets vormt een mens voor het leven. Zelfs in de meest pijnlijke en emotionele momenten die hem kunnen overkomen. Dan denk ik aan de moord op zijn vrouw door de vampier van Muizen. Het woord ‘moord’ kreeg hij niet eens over zijn lippen.

‘Ik had met mijn vrouw een harmonieuze relatie, tot het ogenblik dat ze mij werd ontnomen. Dat heeft uiteraard sporen nagelaten.’

De hoogleraar en schrijver van De wereld verandert, Maar er is een uitweg en De reis naar Ispahan begon nadien een nieuw leven met schrijfster Elisabeth Marain, die hem in De laatste vlucht naar Havana – een eerbetoon aan Mireille Cottenjé – treffend portretteert.

‘Ik, jong en ondanks de veel te vroege confrontatie met de dood, nog steeds onervaren, hij drieëntwintig jaar ouder, een geleerd man en schrijver, hoogleraar aan een Vlaamse universiteit, vanaf het begin bezorgd om ons grote leeftijdsverschil. (…) Hij had ervaring achter de rug. Ik moest er grotendeels aan beginnen.’

Een jonge, aantrekkelijke weduwe en een professor op rust. Een ooit nog te schrijven roman?

***

Harry Mulisch aan de telefoon. Of er financieel iets aan het interview vasthangt? Nee, dat is de bedoeling niet. Stilte aan de overkant van de spreekhoorn.

‘Voor een interview heb ik nooit eerder betaald. Dat is de regel niet. Een cadeau, dat lukt nog net,’ probeer ik hem duidelijk te maken.

‘Goed, dat is dan afgesproken.’

Mijn zoveelste hoofdredacteur knikt instemmend, waarna ik in een kast een stapel klassieke nog te recenseren elpees controleer.

Een plaat van Dmitri Sjostakovitsj, dat wordt het. Had de criticus klassieke muziek onlangs niet gezegd dat hij zijn Negende symfonie, opus 70 liever aan zich voorbij zag gaan? Met andere woorden: een goedkoop cadeau. Keurig door de redactiesecretaresse verpakt. Hollands op zijn best.

‘Die had ik nog niet in mijn collectie,’ lacht Harry Mulisch als hij de elpee, een week later, uit het cadeaupapier haalt.

‘Getuigt van goede smaak. Bedankt.’

De rest van het verhaal heb ik Mulisch, die net De aanslag had voltooid, bespaard. Dat zou pas een aanslag op zijn goede smaak zijn geweest.

***

Licht voorovergebogen betreedt hij stap voor stap, schichtig voor zich uitkijkend, de brasserie in Sint-Martens- Leerne, waar hij achteraan zijn vaste tafel heeft. Hij wordt door de aanwezige gasten nauwelijks herkend. Na talloze boodschappen op zijn antwoordapparaat wil hij best nog een keer aan tafel met mij zitten, op voorwaarde dat ik hem niet interview. Jef Geeraerts, ex-kolonist, trotse jager en succesvol schrijver. Hij valt die avond letterlijk in mijn armen. Zijn stem is zwak als hij de waardin begroet.

‘Ze zorgt goed voor mij. Heb je haar al eens goed bekeken? Lekker wij$e, hoor. Jammer dat ik zo oud ben.’

Onze eerste ontmoeting in Gent was indertijd een complete ramp. Op een gegeven moment vroeg hij me in het midden van een interview of ik zijn romans wel had gelezen. Dat was er voor mij te veel aan. Ik antwoordde hem letterlijk: ‘Meneer Geeraerts, ge kunt mijn kloten kussen. Salut.’ Hij is me toen achterna gelopen om zijn excuses aan te bieden. Nee, hij had het allemaal zo slecht niet bedoeld. Nadien zijn we altijd met elkaar in contact gebleven. Alweer dist hij vanavond, zonder directe aanleiding, voor de zoveelste keer het verhaal op van de grizzlybeer die hij, vanuit de heup, op Kodiak Island in Alaska heeft neergeknald. Naar de vroegere jager, paardenliefhebber en macho is het nu tevergeefs zoeken. Hier zit een gebroken en vereenzaamd man. Enkel zijn trouwe katten, Pipo en Mephisto, houden hem vooralsnog in leven.

Hij nipt langzaam van zijn glas rode wijn, bekent spontaan dat hij niet meer aan schrijven toekomt. Enkel lezen lukt hem nog.

‘Ik heb alles al verteld. Ja toch? Het valt me op dat jonge auteurs geen zinnen meer schrijven die beklijven. Het is allemaal zo artificieel. Wat wil je? Die gasten beleven niets meer. Ze zijn allemaal zo braaf geworden.’

Hoe hij zijn dagen vult, probeer ik te achterhalen terwijl hij zijn vork in zijn steak prikt. Neerwaartse blik, korte stilte.

‘De dagen zijn grijs na het vrij plotseling heengaan van Eleonore. Zonder mijn katten was ik er al lang niet meer. Ik zweer het. Elke dag hetzelfde scenario: opstaan, koffie drinken, een appelflap eten en de dag proberen door te komen. Wat loop ik hier nog te doen? Echt, het is genoeg geweest.’

Zijn avondmaal zit erop, evenwel niet zonder een glas Cointreau met ijs. Zijn avondlijke troost.

Ik schuif hem mijn exemplaar van Tien brieven rondom liefde en dood toe met de vraag het te signeren. Het valt me op hoe soepel zijn handschrift is gebleven.

‘Ik weet dat je nooit zo van mijn misdaadromans hebt gehouden, hé.’

‘Jef, voor mij blijf je de schrijver van Gangreen, Marcellus en Sanpaku.’

‘Zullen we dan maar gaan? Ik wil tijdig onder de wol.’

Het is even na tien uur. We kussen elkaar, waarna hij in zijn Mercedes naar Drongen rijdt. Een zoveelste eenzame nacht tegemoet.

***

Cees Nooteboom is in Gent, op uitnodiging van Germania, voor een lezing aan de Universiteit. Het zit hem hoog dat niet één van zijn boeken in de etalage van de Standaard Boekhandel ligt. Commercie en Vlamingen. Zullen ze het dan nooit leren? Ik hoor het hem zo denken in het Sint-Jorishof, waar hij eerder al logeerde en nu geniet van een lichte lunch. Hij vertelt dat Philip en de anderen inmiddels zo ver van hem afligt, dat het de indruk wekt door een ander te zijn geschreven. Het brengt ons bij de begrippen tijd en herinneringen, twee onderwerpen die hem blijven boeien. Daarom gaat hij zelden op reis zonder een boek van Augustinus in zijn koffer. Zelden heeft iemand beter geschreven over de betekenis van tijd en herinnering.

‘Augustinus is tegelijk een groot schrijver en denker. Een levend mens komt je uit de pagina’s van Bekentenissen tegemoet,’ benadrukt hij.

Gent, Hugo Claus en Sint-Jorishof, ze zijn onlosmakelijk met hem verbonden. Geen verjaardag van Claus zonder Cees Nooteboom, die eind jaren zeventig Mensje van Keulen inviteert voor het feest in de Hotsy Totsy, het nachtcafé van Motte en Guido Claus. Het gezelschap is select: acteurs, familie, Marja Habraken, zijn nieuwe vriendin, zijn ex-vrouw Elly, zoon &omas en Mensje van Keulen, die zich afvraagt wat het gezelschap ervan vindt dat ze naast Cees zit. Even voor middernacht loopt het feest helemaal uit de hand. Voor Nooteboom en Mensje zit er niets anders op dan in Sint-Jorishof te overnachten. Schrijft ze hierover in Neerslag van een huwelijk. Dagboek 1977-1979: ‘Ieder een eigen kamer godzijdank. Cees klopte aan, in pyjama. Welterusten, Cees! (…) Jammer dat Cees me soms ergert, anders zou ik misschien wel op zijn avances ingaan.’

Naar aanleiding van een Claus-hommage, tien jaar na zijn overlijden, ontmoet ik Nooteboom deze keer in Kortrijk. Hij haalt er herinneringen op aan Het verdriet van België en hoe Claus Kortrijk als Walle tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft beschreven. Na afloop hebben we een kort gesprek en herinner ik hem aan onze ontmoeting in Sint-Jorishof.

‘Ja, die zaak ken ik goed,’ zegt hij en glimlacht.

***

Wereldkampioenschap voetbal 2018. Het onwaarschijnlijke is gebeurd: België verslaat Brazilië met 2-1. Een televisieavond als een thriller. Om de spanning wat draaglijker te maken, zorgt de regisseur van dienst voor enkele aangename shots. Hij laat de camera’s inzoomen op vooraf geselecteerde, Braziliaanse, vrolijk lachende meiden, die op het juiste moment wereldwijd in beeld worden gebracht. Jonge meisjes die dansen op het ritme van tromgeroffel en hun sexy lijven in de vreemdste bochten wringen. Betoverende momenten die zelfs degenen die niet van voetbal houden aan het scherm kluisteren. Ze zijn even aantrekkelijk als de poëzie van de Braziliaanse dichter Carlos Drummond de Andrade (1902-1987). Hoe hij op hoge leeftijd de lichamelijke liefde in haar talrijke aspecten bezong. Nu eens humoristisch, dan weer ernstig over jonge meisjes en rijpere vrouwen, voortreffelijk van het Portugees naar het Nederlands vertaald door August Willemsen. Toen ik dat ene anonieme meisje zag met de kleuren van de Braziliaanse vlag in strakke strepen op haar gezicht getrokken, dacht ik vrijwel meteen aan deze regels van Drummond de Andrade:

Reis over de borsten. Omlaag

Achterlangs

Als ik verder ga

Wie houdt me vast?

Als ik het hierbij laat

Wie brengt me tot rust?

Voetbal is ook poëzie. Is het niet op de grasmat, dan toch in de tribune, waar zo veel schoonheid bloeit en loeit.

Zijn het bloemen zijn het billen

deze bloemen lascieve arabesken

zijn het billen zijn het bloemen

deze billen

vegetaal in zacht- en zaligheid?

Jammer dat de tv-regisseur die avond enkel maar closeups in beeld heeft gebracht.

***

Ten huize van Roger Raveel in Machelen-aan-de-Leie. De kunstenaar heeft thee gezet. Zulma graait in de koekjestrommel, Raveel roert met zijn lepel in de honingpot. Waarover ik het vandaag wil hebben met het oog op zijn biografie?

De naam Hugo Claus valt. Raveel vertelt over zijn wandelingen met de jonge Claus van Machelen-aan-de- Leie naar het nabije Kruishoutem.

‘Hugo kon als geen ander mensen observeren. Hij was een meester in het registreren van hun taalgebruik.’

‘Hij was een schone man,’ lacht Zulma.

‘We hebben het hier wel over een groot dichter en romancier, Zulma,’ corrigeert Raveel haar.

‘Roger, Hugo heeft toch veel vrouwen gehad. Dat mag toch ook gezegd worden. Hij had er een voor de weekdagen en eentje voor het weekend. Hugo was een snelle vent.’

‘Dat heeft toch geen belang, Zulma.’

‘Waarom mag Carlos dat niet weten voor zijn boek? Sylvia Kristel, dat was zijn lief voor de zondagen.’

Raveel schudt met zijn hoofd, waarna we het gesprek in zijn atelier verder zetten.

***

Is de dichter-kunstenaar een clown? Een gevaarlijk individu? Een prettig gestoord iemand? Of iets ertussenin? Ik leg Jan Vanriet volgende uitspraak van Lucebert voor: ‘Nederlanders vinden kunstenaars eng, naar, gevaarlijk. Niet om wat ze maken, maar er wordt meteen aan drank en schandalen met vrouwen gedacht. Ieder respect ontbreekt.’

‘Zo is dat,’ klinkt het zonder stemverheffing of vorm van protest uit zijn mond.

‘In sommige kringen worden we als een ‘hofnar’ getolereerd. Een prettig aanhangsel van een gezelschap. Dergelijke mensen snappen geen moer van kunst. Ze vinden het alleen leuk enkele kunstenaars aan tafel te hebben.’

Waarvan akte, Jan Vanriet.

***

Ze kucht discreet, zet koffie, vraagt of ik een drukke job heb. Het duurt dan ook enige tijd alvorens ze over haar vroegtijdig ontslag bij het Koninklijk Ballet van Vlaanderen (KBVV) wil praten. Haar blik verraadt ontgoocheling en stil verdriet. Jeanne Brabants, grande dame, leerlinge van de legendarische Lea Daan, is één en al engagement gebleven. Ze wil geen onvertogen woord horen over de Antwerpse burgemeesters Lode Craeybeckx en Mathilde Schroyens, evenmin als over de ministers Frans Van Mechelen, Jos Chabert en Rika De Backer. Ze hebben haar altijd door dik en dun verdedigd en gesteund. Politieke intriges, waarover ze geen details wil onthullen, hebben nu haar levenswerk vernietigd. Gedane beloftes werden verbroken. Haar opvolger is niet eens met de werking van het ballet vertrouwd, laat staan dat hij een woord Nederlands spreekt. ‘Hiermee is alles gezegd,’ besluit ze.

‘Dat wordt een kort stukje in de krant, mevrouw Brabants.’

‘De lezer zal het wel begrijpen,’ antwoordt ze.

Ik neem afscheid van een gebroken vrouw die het KBVV destijds omschreef als ‘een gouden akker voor wie er mag op ploegen’. Een dame met maar één doel voor ogen: ervoor zorgen dat anderen niet missen wat zij indertijd gemist heeft.

***

Het gebeurt zelden dat ik brieven bewaar. Voor één brief, op 8 januari 1970 verstuurd vanuit Paviljoen F-16 uit Merksplas, maak ik graag een uitzondering op die gewoonte. Hij is van de hand van Roger Van de Velde. Ik had hem, met het oog op een artikel, een vragenlijst over zijn literair oeuvre en zijn werk als journalist gestuurd. Hierop wenste Van de Velde, die voor het vervalsen van voorschriften voor Palfium in Merksplas geïnterneerd was, niet te antwoorden.

‘Zodra de omstandigheden gewijzigd zijn, zal ik graag gevolg geven aan uw verzoek,’ zo las ik.

Nadat zijn debuut Galgenaas uit de gevangenis was gesmokkeld, wilde hij vanuit zijn isolement liever met niemand corresponderen. Korte tijd later kwam hij dankzij een actie van schrijvers en vrienden vrij, om enkele dagen later dood te worden aangetroffen op een Antwerps terras. Er gaat geen jaar voorbij of ik herlees hem. Proza zonder vervaldatum: De knetterende schedels, Tabula rasa en Kaas met gaatjes. Zoals veel goede boeken zelfs niet meer in de betere boekhandel te koop.

***

De jonge weduwe van de grote kunstenaar heeft geen detail over het hoofd gezien om de weduwe van de beroemde schrijver in de beste omstandigheden te ontvangen. Koele champagne, hapjes van de beste traiteur uit de regio en straks een uitgebreid diner in een restaurant met zicht op de Leie. Een ontmoeting die ze op foto wil laten vastleggen. Even voor de middag wordt er aangebeld. De weduwe van de schrijver is vergezeld van een dichter-kunstenaar en zijn vrouw, twee opvallend beminnelijke mensen.

‘Geen foto’s,’ beveelt de weduwe van de schrijver. De fotograaf schrikt, stamelt: ‘Waarom niet? Ik neem louter privéfoto’s. Dat is toch geen probleem?’

‘Geen sprake van. Ik wil het niet. Begrepen?’

‘Kom, laten we een glas champagne drinken,’ zegt de weduwe van de kunstenaar, die erger wil voorkomen.

‘Wat een leuk interieur,’ complimenteert de vrouw van de dichter.

‘Het weerspiegelt volkomen de geest van mijn man. Hij was een meester van het wit. Zullen we even het atelier bezoeken?’

‘Schilderen en tekenen, hij kon het als de beste. Hij heeft in de geschiedenis van de Belgische schilderkunst een breuk veroorzaakt. Een trend gezet. Wat ik in hem nog altijd bewonder, is dat hij ons anders naar de dingen heeft leren te kijken,’ zegt de dichter-kunstenaar. Hij laat zijn handen over een penseel glijden alsof het een relikwie is.

De weduwe van de schrijver is bepaald niet in een vrolijke bui, zwijgt en wekt de indruk dat ze vandaag alle verdriet van België op de schouders torst.

Van de laatste dagen van Jef Geeraerts tot thee drinken met Roger Raveel, de herinneringen van Carlos Alleene
© Carlos Alleene

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content