Umberto Eco, de Erasmus van onze tijd, is niet meer

Vijf jaar geleden protesteerde Umberto Eco tegen Silvio Berlusconi en vroeg hem om ontslag te nemen als Eerste Minister. © AFP

Umberto Eco die gisterenavond op 84-jarige leeftijd overleed, was de laatste der Europese humanisten. Hij was een speelse, spitse intellectueel die alle registers bespeelde en vooral opkwam voor de eigenzinnige esprit die vermalen dreigt te worden door de waan van de dag.

Lees hier het laatste Knack-interview uit 2011 met Umberto Eco toen hij zijn laatste grote historische thriller ‘De begraafplaats van Praag’ had uitgebracht.

Met de dood van Umberto Eco verdwijnt een van de laatste grote Europese humanisten die als geen ander opkwam voor het Europese erfgoed: zijn filosofische erfenis uit de Middeleeuwen vooral maar ook zijn gezond Verlichtings-verstand dat zich niets wou laten wijs maken door onverbiddelijke systeemdenkers of megalomane politici.

Eco was een veelkantige intellectueel die met een heel persoonlijke inzet op alle fronten opkwam voor de menselijke waardigheid én speelse fantasie: hij debuteerde als academische specialist van het werk van de middeleeuwse christelijke filosoof Thomas van Aquino (1) en ontwikkelde zich geleidelijk tot beroemde wetenschapper met zijn semiotiek (2) , tot schrijver van literaire thrillers (3) toen het genre nog moest worden uitgevonden, tot essayist die vooral over de schoonheid essentiële inzichten neerpende (4) en tot politiek columnist en zelfs activist tegen Silvio Berlusconi en de pensée unique van alle mogelijke gelijkhebbers (5) .

1. Dottore Eco: de professor middeleeuwse filosofie

De Piëmontees Umberto Eco was een groot kenner van de middeleeuwse filosofie en specialist in het werk van Thomas van Aquino, de grootste middeleeuwse wijsgeer. Eco was daarom ook een graag geziene gast in Leuven, waar de thomistische wijsbegeerte een apart en wereldvermaard onderzoeksinstituut over Aquino heeft. Het was dan ook geen toeval dat Eco zijn eerste eredoctoraat – in totaal kreeg hij er 38 – in 1980 in Leuven kreeg. Ik was er toen bij en Eco was allesbehalve de crowd pleaser die je zou denken maar hield een urenlang uitgekiend betoog over de middeleeuwse semiotiek, de manier om via sporen in het heden op zoek te gaan naar een hogere wijsheid.

2. Eco: de (postmoderne) semioticus

Met ‘Opera aperta’ (1962) , in het Nederland vertaald als het ‘Het open kunstwerk’, lag Eco aan de basis van de semiotiek of tekenleer. Samen met Roland Barthes, die iets frivoler opereerde, ging Eco op zoek naar sporen van achterliggende betekenis in de wereld van het entertainment, de comics en alle mogelijke cultuuruitingen tout court.

Zijn belangrijk semiotisch werk had ook grote repercussies voor de lezer die werd opgeroepen om elk literair werk via zijn interpretatiearbeid verder te zetten. Geen enkele roman was immers af, maar bestond slechts als een open boek dat door nieuwe lezers moest worden wakker gekust én verder gelezen en geschreven.

In die zin stond Eco aan de wieg van het literaire postmodernisme uit de jaren 1970 dat met Jacques Derrida echter nog een stap verder ging door te stellen dat alles tekst was (“Il n’y pas de hors-texte”) terwijl Eco een dergelijk byzantinisme te ver vond gaan. Daarom dat hij zich ook als politiek activist meer en meer outte en vanaf de jaren 1980 opkwam tegen de alleenheerschappij van Silvio Berlusconi.

3. Eco: de schrijver van historische, literaire thrillers

Eco werd pas echt bekend bij het grote publiek toen hij in 1980 ‘De naam van de roos’ publiceerde, een literaire thriller avant la lettre. Met deze middeleeuwse fantasie zorgde hij niet alleen voor een revival van het werk van Sir Arthur Conan Doyle, de eerste échte sporenzoeker in de detectiveliteratuur maar bracht hij ook een hommage aan Aristoteles.

Eco suggereerde immers dat Aristoteles ooit een werk over de lach en de komedie zou hebben geschreven dat omwille van zijn subversieve karakter echter werd doodgezwegen en zelfs vernield.

Eco hield ervan om via sporenonderzoek een netwerk van mogelijke complotten en samenzweringen in zijn literaire thrillers te weven waar de bijdehandse filosoof-detective-speelvogel wel raad mee wist. Soms ging Eco te ver in het erudiet uitzetten van alle mogelijke conspiratietheorieën, zoals in ‘De slinger van Foucault’ (1988), ‘Het eiland van de vorige dag’ (1994) of ‘De begraafplaats van Praag’ (2010) maar zeker wanneer hij in zijn geliefdkoosde middeleeuwse setting bleef, was hij op zijn best.

‘De naam van de roos’ is een tijdloos meesterwerk, en ook ‘Baudolino’ (2000) – dat in de 12e eeuw speelt – heeft heel wat te bieden.

4. Eco: de essayistische roemer van de schoonheid

Eco was een estheet pur sang en vooral verkikkerd op de middeleeuwse esthetica. Meer dan eens brak hij een lans voor de geschiedenis van de middeleeuwse esthetica die de Gentse cultuurfilosoof Edgar De Bruyne vlak na WO II in drie delen publiceerde. Eco heeft De Bruyne’s werk opnieuw in het intellectueel debat betrokken.

Ondertussen trachtte Eco in allerlei essays – vaak ook in kranten en weekbladen gepubliceerd – het Europese erfgoed in schilder- en beeldhouwkunst door zijn bevlogen commentaren te “redden”. ‘De geschiedenis van de schoonheid’ (2004) – en haar pendant ‘De geschiedenis van de lelijkheid’ (2007) – verzamelen zijn beste essays daaromtrent en zullen ook een klassieker blijven.

5. Eco: de politieke commentator én activist

Eco begon zich de laatste jaren meer en meer te ergeren aan het imperium van Silvio Berlusconi: in de politiek, maar ook in de media. Zijn laatste kleine roman ‘Het nulnummer’ (2015) is een satire op het Berlusconi-dom en nog verleden jaar voegde Eco de daad bij het woord: hij verliet de prestigieuze uitgeverij Mondadori – die door Berlusconi-familieleden wordt gecontroleerd – om samen met andere gelijkgezinden een nieuwe literaire uitgeverij (Het schip van Theseus) uit de grond te stampen.

Eco was dus niet alleen een tegendraadse intellectueel maar handelde daar ook naar in het echte leven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content