Thriller ‘Dood Spoor’ verstikt in zijn ruw materiaal, de taal zelf

De thriller ‘Dood Spoor’ van Roel Van Espen is volgens Lukas De Vos ‘een woordendiarree bij ADHD.’

Vermoeiend. Ik heb er geen ander woord voor. Hoogst vermoeiend. Debuutthrillers hebben de nare neiging ofwel onbeholpen te zijn, of argeloos, of ondoordacht, of armlastig. Geen van deze feilen vertoont Van Espen. Maar ik ben er nog altijd niet uit of Dood Spoor nu grand guignol is, een pastiche op het genre zelf, of gewoon flauwe gein met een hoog Humo-Brievenbus-gehalte. Toogpraat dus waar je met schunnige woordspelingen, weetjes en pedante opmerkingen de andere barkrukken overbluft. Vermoeiend is dat, zeker omdat Van Espen de keuze niet kan of wil maken tussen de burleske en een proletarische zwarte komedie, een Finnegan’s Wake voor het gewone klootjesvolk.

Kan hij schrijven ? Er zitten flitsen in. Kan hij een verhaal componeren ? Ruis overwoekert. Kent hij zijn taal ? Ongetwijfeld, maar hij schrijft sneller dan hij denkt, dit is een proeve van roman op speed, een woordendiarree bij ADHD. Heeft hij ideeën ? De setting van het verhaal laat vermoeden van wel. Dood Spoor gaat inderdaad over spoorlopen en kaartjesknippen. De schets van een verlepte stationsbuurt is veruit het krachtigste van de opzet. Felix, een wat oudere weduwnaar-kaartjesknipper – hij gaf zijn baan als conducteur op na een dodelijk ongeval, zo blijkt vrij laat in het boek, en dat geeft een hoop luizige relatiegevolgen – woont in een afgeleefde rijwoning, samen met zijn krolse dochter die vertier haalt waar ze er ook een centje aan verdient, in een bordeel, Daddy’s Secret, en haar zevenjarig zoontje Bee Gee.

Wat voor satire doorgaat lijkt meer op nors geneuzel over alles wat er fout loopt in de wereld

Even tussendoor: de popnaam is bewust gekozen, want naar eigen zeggen heeft hij op de flap een “voorliefde voor satire en rock-‘n-roll”. Dat laatste moet je met een korreltje zout nemen, te pas en te onpas haalt hij wel popsongs aan, maar die horen eerder thuis in dofstampende, repetitieve housemuziek dan in het bevrijdend simplisme van de jonge Elvis, Chuck Berry of Bill Haley, of de ongecompliceerde boogie rock van Status Quo. En wat voor satire doorgaat lijkt meer op nors geneuzel over alles wat er fout loopt in de wereld, en waar een onverdachte naam van een wijsgeer mag gedropt worden. Zoals ik zei, dit terzijde.

Het grootste genot van Felix en zijn kleinzoon is, hoe raad je het, met speelgoedtreintjes op zolder stationnetje spelen. Je kunt ook zeggen dat Felix zijn nauwgezetheid als gaatjesknipper doortrekt in zijn vrije tijd, want hij controleert en vergelijkt bijna maniakaal snelheid, bochtenwerk en precieze afstandberekeningen. Ook in het ware beroepsleven is zijn precisie, zijn stiptheidsmanie de leidraad in het treinverkeer. (Zou dit satire op NMBS en NS zijn ?) In Bee Gee heeft hij een onschatbare kompaan: opa is een na te volgen rolmodel, meer dan een nieuw treinmodel hoeft niet als geschenkje, meer dan een bezoek aan het station hoeft niet als uitstap. Maar best ook, want na een vreugdeloze scheiding (en andere ongemakken) zit dochter Nancy (ze had ook Cindy of Wendy kunnen heten) aan de grond. Zo erg dat de goedmoedige deurwaarder weldra alles komt opeisen. Goede raad is duur. Dat ontregelt enigszins de – niet zo aangevoelde – sleur van Felix’ dagelijkse besognes. Hij fronst al enige tijd dat er zoveel zelfmoorden plaatsvinden bij zijn geliefde station in een “grensdorpje” tegen Frankrijk aan. Zeker als hij een bende Russen (die Oekraïners blijken te zijn) iemand koudweg voor een trein zien gooien, en welgemutst wegwandelen. Dat brengt hem op ideeën. De heren gangsters zijn slordig, misschien kan zijn ongeëvenaarde kennis van spoorboekjes, stationsomgeving, locomotievenbouw en uurregeling wel van pas komen om op perfecte wijze mensen naar de andere wereld te helpen ?

Intussen dient zich een nevenplot aan: waarom wil Nancy altijd een nog vochtig speelgoedlocomotiefje meenemen naar haar werk, en liefst wat kleiner dan het vorige ? De knoop ligt bij Zaki, de boevenleider van ‘Gare Terminus’, die geregeld wat schuimwijn komt opdrinken en op tijd en stond met een aktentas vol poen richting Frankrijk rijdt. Felix heeft de bende ervan overtuigd dat hij in ruil voor wat banknoten onopgemerkt slechte mensen kan doen verdwijnen tussen de rails. Het geld koopt uitstel, maar blijft te karig, en dus besluit Felix zelfstandig in de business te stappen. Daar komt heibel van, en een ontknoping.

Als lezer word je verwacht alle logica op te schorten, anders werkt het boek niet

Intussen dient zich nog een nevenplot aan. Welke vreemde voorkeuren heeft Zaki wel, want hij blijkt gelubd ? En hoe zit dat met al die jonge voormalige maagden waartussen de toch al dertigjarige Nancy vrolijk rondhuppelt ? En met de, uiteraard berenzachte hoerenmadam ? Enige sociale controle komt in dat grensdorp niet voor, alleen op de trein zitten nuffige freules neerbuigend op te korte rokjes te kijken.

Intussen dient zich nóg een nevenplot aan: wat zit die lieve oudere dame Emilia toch dagelijks een witte wijn te drinken met zicht op de sporen ? Waarom is het altijd de voorkomende Italiaanse ober Humphrey die haar bedient ? Hoe komen al deze langdradige draden bij elkaar ? U merkt het, er zit wel degelijk een goeie plot in – ware het niet dat er in dat hele verhaal geen enkele politieagent, laat staan een speurder aan te pas komt, geen enkele anatoom-patholoog vermoedens koestert, niemand zich vragen stelt over de wonderbaarlijke stijging van lijken, en betrapping nog sneller gebeurt op de Orient Express dan op de boemel naar de “fransozen”. Als lezer word je verwacht alle logica op te schorten, anders werkt het boek niet.

Het ergst van al is dat Van Espen vrijwel elke beschrijving of paragraaf lardeert met vergezochte vergelijkingen (die voor grappig moeten doorgaan), en zich vermeit met taalspelletjes, palindromen, litotes, hyperbolen, pleonasmen, tautologieën, binnenrijmen en het omgevallen rijmwoordenboek van Van Dale. De arme Humphrey krijgt meteen de volle laag, mede omdat Mussolini zelfs Disneyfiguren heeft veritaliaanst: hij “besefte al snel dat gedubde tekenfilms even absurd zijn als Amerikaanse pizza’s of Duitse porno. Wist hij veel wie of wat de Tiroler Titty Twins waren” (ja wie ?) “Humphrey is dan ook een verre nazaat van Christoffel Columbus, de ontdekkingsreiziger uit Genua die, met alle respect, even overroepen is als de millenniumbug of het montignacdieet. Columbus was de handleiding van zijn kompas kwijtgespeeld., en was daardoor ook vaak het noorden bijster. Zelfs toen hij in 1492 Indiaanse wigwams in plaats van Indische callcenters aantrof, bleef hij vertrouwen op zijn oriënteringsvermogen, dat nochtans beperkter was dan at van een dronken berggeit op een draaimolen”. En dat soort puberale vrolijkheid gaat maar onbeheerst door, tot zelfbevrediging of het nirwana erop volgt.

Dood spoor
Dood spoor© –

Het is jammer van de plot én de toch nog verrassende ontknoping (hoewel, als daar zeven maanden moeten overgaan) dat Van Espen meer met zichzelf bezig is dan met het verhaal. De thriller lijkt daardoor meer op een vermolmd herenhuis van een viertal verdiepingen, waar op elke vlonder van twee kamers een kranig, halfblind besje overleeft in een geur van spruiten en bleekmiddel, doelloos en geïsoleerd, net als de hoofdstukken van Dood Spoor. De auteur stelt zich evenwel aan als een miles gloriosus, zoals in Richard Lesters film A Funny Thing Happened on the Way to the Forum. Zong die snoever over zichzelf: “Even I am impressed (…) / I, in war the most admired / In wit the most inspired / In love the most desired / In dress the best displayed / I am a parade!” Enige zelfkennis mag uiteraard.

Het enige wonderbaarlijke bij Van Espen is dat dit boek niet in eigen beheer is verschenen

Dood Spoor verstikt in zijn ruw materiaal, de taal zelf. Teveel slogans uit copywriting, teveel leuke invallen (nog geaccentueerd door de titels van de hoofstukjes, van “Een wentelteef op volle toeren” en “Een milf tussen allemaal nimfen” tot “De buikloop van Beervelde”). Misschien had Van Espen toch nut kunnen trekken van andere, Vlaamse thrillerdebutanten die wel degelijk geweld, avontuur, humor, understatement en zelfbeheersing aan elkaar konden koppelen: Jan Van der Cruysse, Dominique Biebau, Anne-Laure Van Neer, Tine Bergen, Roger Schoemans, Stan Treland. Van Espen neigt meer over naar Stan Lauryssens, maar die haalde uit intense bladzijden wel wat er uitgehaald moest worden: blind geweld, vernietiging, wonderbaarlijke ontsnappingen. Het enige wonderbaarlijke bij Van Espen is dat dit boek niet in eigen beheer is verschenen.

Roel Van Espen, Dood Spoor. Amsterdam, Horizon 2020, 219 blz.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content