Sprookjes (Godfried Bomans)

© .

Knack-journalist Jean-Paul Mulders herlas de sprookjes van Godfried Bomans. ‘Het is hartverheffend een jeugdliefde terug te zien en vast te stellen dat ze niet is verschrompeld tot een tandeloos besje maar een fiere, rijpe vrouw is geworden – al verspreidt zij dan onmiskenbaar het parfum van het verleden.’

Het geheimzinnigste was de andijvie, omdat ik niet wist wat dat betekende. Evenmin kon ik mij veel voorstellen bij ‘de diepe gloed die in zijn kraaloog had gebrand’ of bij ‘een duistere gewetenswroeging overviel haar kleine hart’.

Frederica, heette het sprookje, en het was van Godfried Bomans. Mijn moeder las het voor met een stem die gevormd was in de voordracht. Ze bracht het aangrijpend en betoverend. Hoewel ik zelf nog maar amper geleefd had, begreep ik dat er méér achter schuilde dan die eenvoudige anekdote van een kip die op haar eieren zat. Het ging over mannen en vrouwen, over liefde en bedrog, over geluk en moederschap. Het ging over dat hele, bedwelmende leven dat nog grotendeels moest komen voor het kind dat ik was.

En toen zag zij het alleronbegrijpelijkste: vijf donzen wezentjes sprongen uit de witte scherven de wereld in, en strompelden door de andijvie. Nu ik dat teruglees – een slordige veertig jaren later, hoeveel generaties kippen zijn dat? – vind ik het nog altijd even prachtig. Het is het soort verhaaltje dat een heel bestaan als schrijver rechtvaardigt.

‘De sprookjes van Bomans leren je iets over het leven, maar op de goede manier: zonder dat je geneigd bent u0022ja, pau0022 te kwaken’

Maar Bomans schreef tientallen van zulke sprookjes. Geboeid begin ik ook die te herlezen, van De rijke bramenplukker tot De oprechte moordenaar. Haast zonder uitzondering vind ik ze tijdloos en troostend, met precies de juiste formule van grimmig en geestig. Ze leren je iets over het leven, maar op de goede manier: zonder dat je geneigd bent “ja, pa” te kwaken.

Het is hartverheffend een jeugdliefde terug te zien en vast te stellen dat ze niet is verschrompeld tot een tandeloos besje maar een fiere, rijpe vrouw is geworden – al verspreidt zij dan onmiskenbaar het parfum van het verleden.

Godfried Bomans is vooral bekend van Erik of het klein insectenboek, dat al tien drukken kende in zijn verschijningsjaar 1941. En van talrijke programma’s op televisie waarin hij de nar en de lolbroek uithing. “Als er één boek van Bomans moet overblijven”, las ik echter ergens, “laat het dan zijn sprookjesboek zijn. Dat is een metgezel voor het leven.” Bij zoiets moet ik heftig knikken. Die sprookjes zijn schatten op zolder, klaar om er het stof van af te blazen dat ze ten onrechte hebben verzameld. Klaar om voor te lezen aan alweer de volgende generatie. Zoals De spin Sebastiaan van Annie M.G. Schmidt, die in mijn prille jaren ook zo’n indruk op mij maakte.

Een overmoedige spin en een kip die peinzend haar eieren uitbroedt: zonder dat olijke duo zat ik nu wellicht in de ambtenarij of in de bankensector. Of in het verzekeringswezen – ook zo’n personage voor een tragikomisch sprookje.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content