Richard Yates’ grote oorlog

‘Een speciaal soort voorzienigheid’ is een WO II-roman van een der beste, maar minst bekende Amerikaanse auteurs.

‘A Special Providence’, de tweede roman van Yates, kende bij verschijnen in 1969 maar een zeer matig succes. De roman verscheen acht jaar na zijn felgeprezen debuut ‘Revolutionary Road’ dat ook al niet echt een verkoopsucces werd. Een soort revival kwam wel door de verfilming drie jaar geleden met Leonardo DiCaprio en Kate Winslet.

Je moet maar weinig van Yates’ leven afweten om meteen door te hebben dat ‘Een speciaal soort voorzienigheid’ voor een groot stuk over het leven van de schrijver zelf gaat. De jonge Robert Prentice wordt in 1944 onmiddellijk na zijn middelbaar onderwijs opgeroepen om na een snelle opleiding naar Europa te vertrekken. Hij is opgevoed door zijn overbezorgde moeder Alice die er altijd van droomde een gewaardeerd beeldhouwster te worden. Iets wat haar niet lukte. In de plaats kwamen een echtscheiding, veel verkeerde mannen, de fles, armoe en veel valse hoop en vooral desillusies. Als kind is Robert weinig zelfzeker, hij hoopt vaag iets heldhaftigs te kunnen doen tijdens de laatste gevechten in de winterse slag om de Ardennen. Maar ook dat mislukt. Fel tegen zijn zin belandt hij met een longontsteking in het ziekenhuis om na een week of zes toch nog in de gevechtszone terecht te komen. Een held wordt hij niet. Maar hij blijft een eerlijk man. Hij laat zich na de Duitse overgave uit het leger ontslaan, trekt naar Parijs, dan naar Londen en stuurt honderd dollar naar zijn moeder. De helft van zijn afzwaaipremie. ‘Hij wenst haar het beste’, zo luidt de slotzin die je alleen met veel goede wil een open einde kan noemen.

Het leven van Yates was ook niet rooskleurig. Het huwelijk van zijn ouders liep al snel op de klippen, hij groeide vrij eenzaam op met een verstikkende moeder die dronk en een mislukte kunstenares was. Ook hij trok als infanterist naar Europa, kreeg longontsteking, geraakte verslaafd aan alcohol en nicotine, had twee mislukte huwelijken. Hij was 35 toen zijn eerste roman verscheen, maar vond zichzelf een mislukkeling omdat hij er maar niet in slaagde een kortverhaal gepubliceerd te krijgen in The New Yorker. Dat lukte pas een paar jaren na zijn dood. Lof kreeg Yates onder meer van Kurt Vonnegut, Tennessee Williams, John Cheever. Van zijn pen heeft hij nauwelijks kunnen leven. Hij schreef een paar filmscenario’s, doceerde creatief schrijven, schreef een jaar teksten voor Robert Kennedy toen hij minister van Justitie was. Overigens zeer tegen de zin van de FBI die een alcoholisch en manisch depressief auteur maar een onbetrouwbaar personage vond. Hij stierf in 1992, niet door een teveel aan alcohol of nicotine, wel aan de gevolgen van een vrij eenvoudige ingreep.

Dat ‘Een speciaal soort voorzienigheid’ in 1969 geen bestseller werd is min of meer te begrijpen. Amerika zat midden in de Vietnamoorlog en veel belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog was er niet. Hoewel Yates’ roman eigenlijk voor de helft in het late interbellum gesitueerd is.

Zoals de meeste van zijn boeken gaat hij over teleurgestelde mensen, over losers en dromers die nooit wakker lijken te worden en hun droom meteen verpanden. Mensen die tijdens een rommelig leven altijd van de ene doodlopende steeg in de andere terechtkomen. Eigenlijk doodgewone mensen die een zo goed als onzichtbaar leven leiden. Qua stijl was Yates voor zijn tijd niet modern, modieus of experimenteel. Zijn zakelijke taal was niet bedoeld om de aandacht te trekken. Het merkwaardige is dat je hem nu, bijna vijftig jaar later, tijdloos zou kunnen noemen.

Met recht en rede is Yates opgenomen in Oorlogsdomein en we vergeven de redacteur dat hij op het achterplat Yates in 1927 in plaats van 1926 geboren laat worden.

Fred Braeckman

Richard Yates, Een speciaal soort voorzienigheid, Arbeiderpers, 364p., 27,50 euro, ISBN 978-90-295-7615-4

Partner Content