De Reactor

Recensie ‘Het plezier van alles wat mag’: voor wie te veel last heeft van verbod

De Reactor De Reactor, platform voor literaire kritiek

Hoe komt het dat zo ongeveer alles wat genot oplevert hetzij verboden, hetzij ongezond, hetzij immoreel is, en vaak alle drie tegelijkertijd? Schrijver Adam Phillips weet het antwoord, zo las Paul Verhaeghe. ‘Warm aanbevolen voor wie te veel last heeft van verbod en te weinig plezier beleeft aan alles wat mag!’

De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site.

Recensie 'Het plezier van alles wat mag': voor wie te veel last heeft van verbod

Er zijn van die vragen waarop geen mens ooit een bevredigend antwoord vindt. Hoe komt het bijvoorbeeld dat zo ongeveer alles wat genot oplevert hetzij verboden, hetzij ongezond, hetzij immoreel is, en vaak alle drie tegelijkertijd? Vele antwoorden zijn mogelijk, maar geen enkele kan echt overtuigen. Meestal betekent dit dat de vraagstelling op zich verkeerd is, en dat we het probleem beter op een andere manier kunnen bekijken.

Dat is meteen het handelsmerk van Adam Phillips (1954): telkens weet deze Britse psychoanalyticus een frisse kijk te bieden op belegen problemen, dikwijls door ze op hun kop te zetten. In voorliggend boekje is dat ook het geval. Het eeuwenlange accent op de koppeling tussen verbod en genot zorgt ervoor dat wij nauwelijks aandacht besteden aan genotvolle zaken die wél toegelaten zijn. Vandaar de titel van deze bundel: Het plezier van alles wat mag. Het is het vierde boek van Phillips waarvan uitgeverij Ambo/Anthos een vertaling uitbrengt, wat vermoedelijk betekent dat ‘de markt’ (u dus) er belangstelling voor heeft – en dat is hoopvol in deze tijden die vaak als oppervlakkig worden weggezet.

Phillips put in zijn essays inspiratie uit het werk van klassieke auteurs (hij gaat bijvoorbeeld te rade bij William Shakespeare en Oscar Wilde), maar hij schrijft lichtvoetig en geeft vaak herkenbare voorbeelden uit het dagelijks leven. Als psychoanalyticus kan hij bogen op dertig jaar praktijkervaring , en nee, niet met cliënten uit de hogere burgerij. Hij werkte eerst als kinderpsychotherapeut, later binnen de National Health Service, tegenwoordig als vrijgevestigd therapeut. Kortom, hij weet waarover hij schrijft. Ondertussen heeft hij meer dan een dozijn essaybundels gepubliceerd, waarvan sommige een prachtig intrigerende titel hebben (wat dacht u bijvoorbeeld van On Kissing, Tickling and Being Bored. Psychoanalytic Essays on the Unexamined Life (1993).

‘De mens is slecht’

Een centrale stelling in Het plezier van alles wat mag is dat wij ons niet bewust zijn van onze obsessie met verbod en verplichting, en dat dit dramatische gevolgen heeft. ‘Als we onbewust gehoorzaam zijn, vinden we onszelf niet gehoorzaam, maar realistisch, normaal of rationeel. We leven alsof we weten hoe het leven echt is.’ We beseffen niet eens meer dat we ons in een keurslijf bewegen, we vinden het normaal. Norm-aal. En als we dan toch even van het rechte pad afwijken, worden we boos op onszelf. ‘Wat begint als gehoorzaamheid, eindigt als zelfkritiek’. Het westerse accent op het verbieden van genoegens berust op een joods-christelijk mensbeeld: de mens is slecht; laat hem zijn gang gaan en hij volgt zijn begeertes en passies. Nog steeds zit die overtuiging diepgeworteld in ons zelfbeeld, met als gevolg wantrouwen en de ver doorgedreven evaluaties en controles van alles en iedereen. En op den duur gedragen we ons daarnaar, net zoals kleine kinderen, waardoor het systeem zichzelf in stand houdt.

Het westerse accent op het verbieden van genoegens berust op een joods-christelijk mensbeeld: de mens is slecht; laat hem zijn gang gaan en hij volgt zijn begeertes en passies.

Phillips legt dit alles op een heel begrijpelijke manier uit, waarbij hij de klassieke freudiaanse theorie over het geweten en het Boven-Ik een opfrisbeurt geeft (voor Sigmund Freud is het Boven-Ik dat deel van onze persoonlijkheid dat ons voortdurend controleert, de inwendige stem die voornamelijk ingaat tegen onze verboden verlangens).

Weg met verkeerslichten

Zijn besluit is erg verrassend. Ondanks alle secularisering en emancipatie staan gebod en veroordeling nog altijd centraal, zij het met andere accenten dan honderd jaar terug (vroeger: verbod op seks; vandaag: verplichting tot succes). Daardoor krijgt het verbodene, c.q. het verplichte onze volle aandacht, en blijven we denken dat er een essentieel verband bestaat tussen genot en verbod. Tot daar het bekende verhaal. De verrassing volgt als Phillips ons erop wijst dat heel veel genotvolle dingen niet verboden zijn. En dat wij daar veel te weinig oog voor hebben, omdat we er zo sterk van overtuigd zijn dat genot en verbod onlosmakelijk verbonden zijn. Kortom, dat wij eigenlijk ‘slecht’ zijn.

Philips heeft meer vertrouwen in de mens, en geeft daarvan een verrassend voorbeeld: het wegnemen van verkeerslichten. Die werden geplaatst – voor het eerst begin vorige eeuw in de Verenigde Staten, nadien overal – om ongelukken te voorkomen. In 2003 slaagde de Nederlandse verkeerskundige Hans Monderman erin het stadsbestuur van het Friese Drachten ervan te overtuigen alle verkeerslichten te verwijderen. Resultaat: een dáling van het aantal verkeersongelukken, een afname van de verkeersagressie en een veel betere verkeersdoorstroming, zelfs op een kruispunt waar dagelijks 22.000 auto’s passeren. Het voorbeeld van Drachten vindt inmiddels driftig navolging.

Het concept van het verbodene zelf belet ons na te denken, ook over dat wat niet verboden is. En het verplicht ons het verbodene erg aantrekkelijk te vinden: dát, en enkel dát, is wat jij begeert (Shame on you!). Genot uit toegestane activiteiten wordt precies vanwege het niet-verboden karakter als minder aantrekkelijk beschouwd. Het zijn ‘slechts’ sublimaties, niet het echte ding, want de echtheid daarvan wordt ‘bewezen’ door het feit dat het verboden is.

Een van de desillusies van het ouder worden is dat het verboden genot bij lange niet zo genotvol is als we wel gehoopt hadden. En ondertussen hebben we nauwelijks aandacht voor niet-verboden genot. ‘Gewone’ genoegens (de geur van koffie ’s morgens!) tellen niet mee, zijn banaal, kleinburgerlijk, futiel. Verbied koffie en het wordt een ander verhaal. Plaats overal stoplichten, schrijf strenge boetes uit en door rood rijden wordt een stiekem genot. Neem de stoplichten weg, en er komt letterlijk en figuurlijk een nieuwe vorm van sociale uitwisseling tot stand: mensen communiceren non-verbaal over wie wie voorrang verleent.

Besluit: ik kan dit boek warm aanbevelen voor wie te veel last heeft van verbod en te weinig plezier beleeft aan alles wat mag!

Paul Verhaeghe

Adam Phillips. Het plezier van alles wat mag. Vertaald door Patty Adelaar. Amsterdam: Ambo/Anthos, 224 p.

Partner Content