Recensie ‘Drift’ van Deflo & Marchan: “Een voorspelbaar denkraam”

© GF

Dat Marnix Verplancke Drift beoordeelt als “ongemeen origineel van plot en geschreven met een ongeziene zwier”, de “beste Deflo sinds lang” is onbegrijpelijk.

De motor van Luk Deflo sputtert. Hij heeft niks van zijn stilistisch vernuft verloren, maar hij wordt het slachtoffer van overmatige structurering en toegevingen aan de softe benadering van de (vrouwelijke) personages. De structurering leidt tot ongemeen vervelende voorspelbaarheid (de dader is zo opvallend onverdacht dat hij als enige verdachte overblijft), de samenwerking met vrouwen leidt merkwaardig genoeg tot pure chicklit hoofdstukken, die het schaamrood op de wangen jagen. De thrillerschrijver is docent van een schrijfacademie voor minderbegaafden geworden, en dat doodt zijn echte oorspronkelijkheid. Dat Marnix Verplancke Drift beoordeelt als “ongemeen origineel van plot en geschreven met een ongeziene zwier”, de “beste Deflo sinds lang” is onbegrijpelijk, tenzij hij last had van een wazige blik als gevolg van een zonneslag.

Ik heb Deflo altijd gewaardeerd als een buitenbeentje, zonder veel kapsones, met gepaste zelfrelativering, en met een eigenzinnige hardheid (ik denk aan Copycat, 2005, Pitbull, 2008 – met een terechte Hercule Poirotprijs -, Lust, 2009, of Enigma, 2012). Zolang hij zich hield aan het eenvoudigste uitgangspunt, te weten de zoektocht naar een verklaring voor de interne logica van de drijfveren die psychopaten leiden, gekoppeld aan een geloofwaardig onderzoeksteam (eerst Bosmans en Deleu, later Deleu en Mendonck), hield hij de teugels strak voor een bij wijlen ongenadig wrede behandeling van de slachtoffers en een dramatische ontknoping. Nu geeft hij toe aan de marktvereisten: oervervelende pseudo-erotiek en schematische verhaalsopbouw. Ik schrijf dit niet graag, maar iemand moet hem in het gezicht zeggen dat het fout loopt door als dubbelauteur met vrouwen, ook zijn eigen vrouw Sormaria Marchan, in zee te gaan.

In de vorige coproductie, Onderhuids (2014), met Aloka Liefrink, viel dat nog te verschonen als eenmalig experiment. Recidiveren met de Venezolaanse Marchan is ronduit een mislukking. Het is mij al te duidelijk waar de vrouwelijke hand het overneemt (hoofdstuk 10 bij voorbeeld), een late uitloper van het Fifty Shades of Grey afleggertje,Diep in Mij, dat Marchan in 2013 op de goegemeente losliet. De kont op de flap was toen erotischer dan de beschrijvingen. Dat is nu niet beter. Ik zie de humor in van de achterflap van Drift, waar een stoere doende bink Deflo (hij moet zijn torso nogal opblazen om het beginnende bierbuikje te verdoezelen) zich met een stiftgetekende leeuwentatoeage op de rechterbiceps achterwaarts laat omarmen door zijn exotische eega. Maar als ik passages lees als “plots pakte Steven haar bij de haren en hij stootte zijn bekken voorwaarts. Hard en diep, waardoor Judith nog amper lucht kreeg. Hij begon te pompen”, of “Judith ademde door haar neus, als een razende kat. Ze stikte, maar het kon haar niet schelen. Een zoveelste spasme sidderde door haar keel, maar ze zou niet braken”, of nog “ze kreunde toen hij zijn tong in haar kutje duwde. Hij perste haar polsen tegen het bed. Zijn tong was overal nu. Zijn gespierde lijf gleed over dat van haar. Zijn mond vond die van haar. Het was waanzinnig intens”, dat is het niveau van ‘De Schorpioen’ of ‘De Lach’ van de vroege jaren zestig, waar zelfs uitgever Soethoudt geen pap van lustte.

Dit soort passages en hoofdstukken zijn bedoeld als sfeerschepping of (on)rustpunten in een te schematisch opgebouwd verhaal van afleidingsmaneuvers om de echte dader uit de wind en de belangstelling van de lezer te zetten. Vergeefse moeite. Zou het toeval zijn dat Deflo’s blogspot eindigt in 2013, of ten minste niet meer is bijgewerkt, na Genadeloos? De stempel van Deflo zelf is te klein geworden om een doorzichtig intrige aanvaardbaar te maken. In Lust geeft hij nog de pregnante raad mee: “Rij een scheve schaats, wrijf dan diesel achter je oor”, geblokt, sardonisch, scrupuloos, om overspel te maskeren. Niks van dit alles in Drift, dat eigenlijk nergens de tekentafel als ontwerp verlaten heeft. Hoewel ook hier overspel de aanleiding is.

Judith betrapt haar vaak uithuizige man Mark op een verhouding, en raakt, letterlijk, op drift. Dat leidt tot een stormachtige verhouding met een man die een afperser blijkt te zijn (zie de citaten uit hoofdstuk 10, en denk er een verborgen camera bij). Intussen wordt het verminkte lijk van een verkrachter gevonden in een Hasselts dok, en moet politiespeurder Masha Kirilenko (zoals we uit een vorig boek weten, zelf nogal beladen met jeugdtrauma’s en ingeweken uit Letland, hoewel dat niet ter zake doet) de hulp inroepen van een aan lager wal geraakte profiler, die wel vettig is, maar geen gluurder – wat we al in de eerste hoofdstukken te weten komen, en wat meteen zijn mogelijke betrokkenheid doorzeeft. Kirilenko komt pas op bladzijde 86 op de proppen, een wel bijzonder lange intro om het raadsel van de moord aan te kaarten. Eigenlijk weet je al veertig bladzijden eerder wie de uiteindelijke schurk zal zijn, juist omdat, ondanks het aantal personages, de verdachtmakingslaag te dik wordt aangebracht op de andere verdachten.

De snelle, harde stijl van Deflo blijft bewaard in de stukken die hij overduidelijk zelf geschreven heeft. Maar de aanpassing van Marchans stukken is blijven steken in de aanzetfaze, en dat maakt deze thriller bijzonder onevenwichtig. Het personage van Kirilenko – in principe toch het hoofdpersonage – wordt helemaal overwoekerd en vervaagt door de obsessies en zwakheden van de andere dramatis personae, wat andermaal voor een kluwen van afzonderlijke verhaalstypes zorgt, en de eenheid van aktie degradeert.

Drift lijkt meer op een portrettengalerij van mensen met een (soms begrijpelijke) afwijking, dan op een heuse, hechte misdaadroman. De onvermijdelijke clichevorming van het genre – een zelfingenomen, monomane commissaris; een dronkaard van een topspeurder; een overgeëxciteerde en overambitieuze medewerkster; galante schurken en perverse gevangenen met een gouden hart; een dader die blaakt van vermoorde onschuld; een dea ex machina; een verplicht happy end – doet deze thriller echt de das om. Van verteldrift is weinig te merken. Van lusterervaring nog veel minder. Scheiding van schrijven is de enige oplossing.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content