De Reactor

Recensie ‘De argonauten’ van Maggie Nelson: “bijzonder mooi, maar niet op een gepolijste manier”

De Reactor De Reactor, platform voor literaire kritiek

Als u deze kerst iemand een liefdesverhaal wil schenken, geef dan De argonauten. Er zit zo veel genereuze wijsheid en verzet tegen simpliciteit in, dat het niet onmogelijk is dat je na de laatste bladzijde denkt, laat maar komen die donkere dagen.

De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site

Op de eerste bladzijde van De argonauten rolt er een Ik hou van je uit de mond van Maggie Nelson ‘de eerste keer dat je me in mijn kont neukt, mijn gezicht bonkend tegen de betonvloer van je mooie maar bedompte vrijgezellenflat.’ Het is een heerlijke start van een intens ingewikkeld liefdesverhaal, niet omdat Nelson het aandurft om al in de vierde zin over kontneuken te schrijven, maar omdat ze zonder bombarie een wereld van grote en kleine verschillen neerzet en ons uitnodigt er deel van uit te maken. Die wereld is er een van alledaagse toewijding en intellectuele ambitie, van complete overgave en noodzakelijke twijfel, van blik naar binnen en naar buiten.

Ik had al heel wat over Nelsons autobiografische boek gehoord toen ik aan de veelbesproken expliciete eerste bladzijde begon. En de laaiende reacties hadden me even nieuwsgierig als achterdochtig gemaakt; een weergaloos slim boek over moederschap en liefde, compleet met wanhoop, seks én citaten van Gilles Deleuze, Alice Notley en Susan Sontag? Terwijl de engel op mijn linkerschouder de waarschuwing ’te mooi om waar te zijn’ fluisterde, siste die op de rechter ‘pas op, je wordt getarget als intellectuele moeder’. De argonauten is bijzonder mooi, maar niet op een gepolijste manier, en het zet een intellectuele moeder neer die goedkope profileringsregels aan haar laars lapt. Het is een van de beste boeken die ik in 2016 heb gelezen.

Aan de hand van Wittgenstein vertelt ze ons waarom ze schrijft; geen idee dat haar zo heeft geïnspireerd als zijn claim dat ‘het onuitsprekelijke is vervat – onuitsprekelijk! – in het uitgesprokene.’

Nelson maakt je van bij het begin duidelijk wat er in De argonauten op het spel staat. ‘De Santa Ana-winden rukken repen schors van de eucalyptusbomen, in lange witte slierten. Met een vriendin trotseer ik het gevaar van vallende takken door buiten te gaan lunchen.’ Nelson laat een stormwind door het paradijs waaien. Met haar titel beroept ze zich evenveel op de klassieken – ze geeft ons heldenmoed – als op Roland Barthes, die wilde dat we de zin ‘ik hou van je’ zouden begrijpen als ‘de Argonaut die tijdens de reis het schip vernieuwt zonder de naam te veranderen’ – Nelsons verhaal vernieuwt het typische liefdesverhaal. De Santa Ana-winden geven ons met andere woorden een locus amoenus zoals we die niet kennen. Is een locus amoenus in de klassieke traditie een lieflijke plaats waar er door personages rustig kan worden nagedacht, dan weigert Nelson de luwte van de elementen. Haar denkwerk wordt niet gevoed door een vijvertje en wat groen, maar door onrust en contrast. Tijdens die stormachtige lunch wordt ze door haar vriendin aangemaand voorzichtig te zijn in de liefde, maar dat advies negeert ze door compleet voor Harry Dodge te vallen, de kunstenaar voor wie ze zelfs na een paar maanden seks niet het juiste persoonlijk voornaamwoord heeft gevonden.

Van de ‘mooie maar bedompte’ flat van Harry (stormwind en stormseks vragen om zo’n grappige contrasterende kleine beschrijving) neemt Nelson haar lezers vervolgens mee naar haar passie voor Wittgenstein, misschien wel de meest romantische paradox-denker van na de romantiek. Van verhaal gaat het met andere woorden naar theorie. De argonauten wordt op de Engelstalige blurb voorgesteld als autotheory. Daarmee wordt niet bedoeld dat Nelson een nieuwe theorie over het zelf (auto) opzet, maar dat ze de eigen ervaring en het theoretische denken op een nieuwe manier aan elkaar koppelt. Ze problematiseert de kritische afstand waarop denkers zich zouden moeten beroepen om tot juiste of waardevolle inzichten te komen en verweeft theoretische inzichten met concrete belevingen. Aan de hand van Wittgenstein vertelt ze ons waarom ze schrijft; geen idee dat haar zo heeft geïnspireerd als zijn claim dat ‘het onuitsprekelijke is vervat – onuitsprekelijk! – in het uitgesprokene.’ Wat voor haar lange tijd een creatieve bron was – de volheid van de taal – is voor Harry iets helemaal anders. Persoonlijke voornaamwoorden, bijvoorbeeld, laten niet veel ruimte voor het onuitsprekelijke. Je bent ‘hij’ of ‘zij’, en alles daartussen is een gevecht met de doxa, het systeem dat we voor ‘echt’ aannemen. En dat gevecht heeft Harry’s leven bepaald. Hij ging van Wendy Malone naar Rebecca Priscilla Bard naar Harriet naar Harry zonder ooit het gevoel te hebben ergens finaal te arriveren of een waar zelf te vinden. Houden van Harry Dodge zet Maggie Nelsons wereld en taal, lichaam en geest op de kop. De argonauten brengt daarvan verslag uit.

Nelson zoekt een nieuw evenwicht in haar ondersteboven gehaalde leven door intense gesprekken te voeren. Ze praat met Harry, maar ook met denkers en auteurs die ze bewondert en geeft in de marge vaak aan wiens stem er spreekt of tot wie ze zich verhoudt. Dat gaat dan van Gilles Deleuze en Claire Parnet, die met hun Dialogues zelf het belang van de gespreksvorm benadrukten, tot queer theorists Eve Kosofsky Sedgwick en Judith Butler, tot de Britse kinderarts Donald Winnicott. Niet alle stemmen schoppen het echter tot officiële namen in de kantlijn – de marginalia vormen Nelsons idiosyncratische intellectuele canon. Er zijn ook de stemmen uit haar privéleven die zich vermengen met haar denken en doen in het voortkabbelende verhaal. Met haar stiefzoon, bijvoorbeeld, bouwt ze in een berenbabytaal een vertrouwensband op, en tot de stem van haar moeder probeert ze zich te verhouden zonder in de defensieve moeder/dochter-val te trappen. Met Iggy, het zoontje dat ze heeft met Harry, communiceert ze met lijf en ziel. Nelson schrijft zonder verbloemen over de fysieke band tussen moeder en kind. Ze vindt het maar onzin dat The Baby Book van dokter Sears moeders gerust probeert te stellen dat ‘gevoelens van seksuele aard tijdens de borstvoeding’ niet abnormaal zijn en dat ze niet betekenen dat je een pedofiele freak bent. Waarom, vraagt Nelson zich af, de angst om het ene seksuele gevoel vooral niet met het andere, echte seksuele gevoel te verwarren? Ze houdt fysiek van Iggy, ze houdt ervan haar gezicht in zijn dunne haar te drukken en diep adem te halen. ‘Het is een luchthartig eros, een eros zonder teleologie.’

Geboorte is bijna een clichégebeurtenis. Baby’s worden er in films en series geregisseerd uitgeschreeuwd. Nelson weet beter. ‘Ik was bereid om te schreeuwen, maar baren bleek de stilste ervaring van mijn leven.’

Het moederschap ervaart ze als een te overrompelende en tegelijk te alledaagse ervaring om er Klein, Freud of Lacan als gesprekspartner bij te betrekken. De enige denker die er voor Nelson enigszins in slaagt het moederschap goed te kaderen, is Winnicott, wiens nuchtere taalgebruik en droge kijk haar houvast biedt. Hier had ik het als lezer moeilijk mee. Waarom zoekt Nelson, die zo sterk is in het geschakeerde, meerstemmige gesprek, plots naar een betuttelende vaderfiguur om haar relatie tot haar pasgeborene te duiden? (Zelf had ik als nieuwe moeder overigens niet veel boodschap aan boeken. De stem van de baby vulde alles, daar kon geen welmenend probeer-dit-eens-advies bij.) Maar Nelson sluit geen andere stemmen uit wanneer zij vaststelt dat Winnicotts theorie over de moeder die het ‘goed genoeg’ doet werkt voor haar, in haar uitputting en hormonensoep. Ze haalt er Alice Notley bij die jong moeder werd en het gevoel kreeg niet meer te bestaan (de baby vulde alles), ze vraagt zich af waar de bescheiden Winnicott-revival in deze tijd vandaan komt (en waarom er nog steeds geen verzameld werk voorhanden is), en ze herinnert zich haar eigen moeder die ervan overtuigd is dat weermannen met meer gezag spreken dan weervrouwen (is Winnicott haar weerman?). De beste extra stem is die van de feministische Nelson. Winnicott komt niet zomaar weg als vadertje. Schrijft hij:

Soms vinden moeders het beangstigend om zich te realiseren dat wat ze doen van zo’n groot belang is, en in dat geval is het beter het hun niet te vertellen. Anders verkrampen ze en doen ze alles minder goed … Als een moeder in staat is om domweg een moeder te zijn, mogen we ons er nooit in mengen. Ze zal niet in staat zijn op te komen voor haar rechten omdat ze het niet zal begrijpen.

Dan antwoordt zij:

Alsof moeders dachten ongestoord met hun alledaagse toewijding in de weer te zijn, totdat ze ineens opkeken en tot hun verbijstering aan de overkant van een slotgracht een pinda’s kauwende menigte zagen staan.

De krachtigste dialoog die in De argonauten voorkomt, vindt plaats tussen Nelsons bevallingsverhaal en Harry’s verslag van de dood van zijn moeder. Beide stemmen leggen al hun kracht in de schaal om afscheid van een ouder en geboorte van een kind, als de meest aangrijpende ervaringen die je meemaakt in je leven, niet te laten bepalen door het heersende vertoog. Dat verzet vat de kern van De argonauten, dat je kunt lezen als een pleidooi om je eigen leven te maken, niet als neoliberaal succesverhaal (project ‘ik’), maar als een bijna vergeten klassieke tocht, een die velen voor jou maakten en die jij met je intuïtie, intellect en al de stemmen in je hoofd opnieuw kunt uitvinden. De dood mag geen gebeurtenis zijn in onze gemanagede levens. We hebben de neiging verlies te verstoppen. Harry weet beter. Hij laat zijn prachtige kale moeder als een heldin op reis vertrekken en benoemt deze keer alles; van de bulderende airco tot haar mimiek en zijn trots dat ze het leven heeft kunnen loslaten. Geboorte is daarentegen bijna een clichégebeurtenis. Baby’s worden er in films en series geregisseerd uitgeschreeuwd. Nelson weet beter. ‘Ik was bereid om te schreeuwen, maar baren bleek de stilste ervaring van mijn leven.’ Het is haar verhaal, maar zij speelt er niet de hoofdrol. Die is voor de ander.

Als u deze kerst iemand een liefdesverhaal wil schenken, geef dan De argonauten. Er zit zo veel genereuze wijsheid en verzet tegen simpliciteit in, dat het niet onmogelijk is dat je na de laatste bladzijde denkt, laat maar komen die donkere dagen.

Sarah Posman

Maggie Nelson, De argonauten, Atlas Contact, 189 p.

ISBN 9789025448875

Partner Content