“Picasso was een van de slechtste schilders”

Gesprek met Prix Goncourt-winnaar Michel Houellebecq over euthanasie (tegen), crematie (tamelijk tegen) en leven in het groen (erg voor).

Bent u voor of tegen euthanasie? Houellebecq: Ik ben er absoluut tegen gekant. Er is tegenwoordig uitstekende palliatieve hulp. Die mensen leveren schitterend werk. De doodswens van de patiënt telt niet. U wilt sterven? Daartoe hebt u het morele recht niet! De mens heeft niet de vrijheid om zomaar een einde te maken aan zijn leven. Een doodswens is een van de meest vergeefbare zonden, maar het blijft een zonde. De menselijke moraal verbiedt het gewoon. Zelfs wanneer de patiënt zogezegd ondraaglijke pijn lijdt, is euthanasie immoreel. Een competente dokter kan immers de juiste dosis morfine toedienen, zodat van pijn geen sprake meer is.


Nu we toch over moraal bezig zijn: ook religie speelt een wat dubbelzinnige rol in ‘La carte et le territoire’, uw jongste roman. Houellebecq: Je ziet het katholieke geloof grotendeels instorten, zelfs in landen die een stevige katholieke traditie hebben. Maar je ziet evenzeer een soort verzet, een hardnekkige, mysterieuze persistentie. De religie heeft alleszins niet al haar zeggingskracht verloren: hier en daar is nog iets valabels overgebleven. Misschien niet veel, maar soms is dat genoeg. Ik ben anderzijds heel wat mensen tegengekomen die bizarre ideeën verkondigen op dat gebied. Mensen die wel in een ziel geloven, maar niet in een onsterfelijke ziel. Anderen zeggen dan weer dat niet elke mens een ziel heeft. Of de dooddoener: er overleeft iets, maar ik weet niet wat. Vandaar vind ik ook het standpunt van de katholieke kerk over abortus te extreem. Zij dicht het bevruchte embryo een ziel toe, terwijl elk redelijk wezen toch inziet dat zo’n clustertje cellen geen ziel heeft. De wetenschap heeft op dit ogenblik echter geen antwoord op de kwestie van de ziel. Vandaar dat het spiritisme zo’n succes heeft: er is iets dat blijft. Met de kennis die we nu hebben, zie ik niet in waarom ik dat niet zou moeten aannemen.


Is het daarom dat uw personage in zijn testament laat opnemen dat hij onder geen beding gecremeerd wil worden? Houellebecq: Ik heb niets tegen crematie, maar het feit dat de as verstrooid wordt alsof het niks is, stuit me tegen de borst. Bij dergelijke plechtigheden zit er antropologisch iets niet juist. Je doden een fatsoenlijk graf gunnen is een basiscriterium van de menselijkheid. Wie dat niet doet, is geen mens meer. Mijn kritiek op euthanasie heeft uiteindelijk eenzelfde, antropologische grondslag.

Tegelijkertijd hebt u hoegenaamd geen bewaar tegen verregaande vormen van eugenetica. Volgens u komen die de mensheid zelfs ten goede. Houellebecq: Ik heb er niets op tegen dat men bijvoorbeeld probeert genen uit te schakelen die ziektes veroorzaken. Als de toekomstige generaties daardoor een betere gezondheid hebben, als het lijden van de mensen erdoor verzacht kan worden,waarom niet? Ik zie daar geen graten in.

Jed, het hoofdpersonage in uw jongste roman, lijkt temidden van het groen het geluk te vinden? Houellebecq: Er staat me een foto voor de geest van Louis de Funès, die ik voor een van de grote genieën van de 20e eeuw houd. Hij staat tussen de rozenstruiken in zijn tuin. Volgens mij heeft de Funès veel geleden, maar op die foto ziet hij er perfect gelukkig uit. Het personage Houellebecq vindt eveneens het geluk in zijn tuin, wanneer hij hout kan hakken en dies meer. Hij keert terug naar zijn kindertijd, in zekere zin. Met de kippen op stok gaan, wandelen met zijn hond… Zoiets zou ik ook wel willen. Het landelijke leven wordt een utopie, misschien wel de meest haalbare utopie die ik tot nu toe in mijn werk naar voren schuif. Niet voor niets voorspel ik Frankrijk een rurale toekomst aan het eind van de roman. Er ontstaat een soort neo-ruraliteit, een klasse van nieuwe plattelanders die de steden de rug toekeren en naar het platteland verkassen. Hun mentaliteit is heel anders dan die van de vroegere rurale bevolking.

Maar aan het einde van het boek overwint de natuur? Houellebecq: Je ziet in het boek duidelijk dat het hoofdpersonage terugkeert naar de natuur. Ook het Houellebecq-personage keert naar zijn landelijke geboortestreek terug. Weet je, wat ik heel mooi vind, dat is de wind die door de takken van de bomen waait. Ik hoop later, als ik oud ben, er uren naar te kijken. Dat positieve sentiment speelt zeker mee. Maar die overwinning van de natuur komt ook voort uit een negatieve tendens, die in de roman prominent aan bod komt. Ik ben er namelijk van overtuigd dat eender welke vorm van menselijke beschaving uiteindelijk verdwijnt onder de begroeiing. En dat gebeurt ook aan het einde van mijn roman.


Jed en Houellebecq lijken zich voor hun terugkeer naar de natuur het meest op hun gemak te voelen in een architecturale omgeving waarin het oude en het nieuwe elkaar ontmoeten? Houellebecq: Ik geloof wel dat het oude en het moderne samen kunnen bestaan. In New York en Praag is men daar geweldig in geslaagd. Verschillende periodes komen er voor in een soort continuüm, in subtiele, golvende opeenstapelingen van stijlen. Dat vind ik erg mooi. Een geslaagde stad heeft die mix nodig. Die continuïteit, die een nieuwe vorm van conservatisme is, heb je nodig om gelukkig te zijn.


Trekt u daarom zo van leer tegen Le Corbusier en Picasso en hun ideolgische stellingnames? Houellebecq: Le Corbusier en Pablo Picasso beschikten in mijn ogen simpelweg niet over talent. In al zijn ‘periodes’ is Picasso even slecht. Hij was een van de slechtste schilders van zijn generatie. Hij probeert vanalles, maar het resultaat is altijd even slecht. Picasso was intelligent genoeg om zijn karretje aan dat van de communistische partij vast te haken. Bij Le Corbusier is het net hetzelfde. Zijn werk is gewoon rot. Laten we hen gewoon vergeten! Wat veel erger is: er zijn schrijvers, die duidelijk over een talent beschikken, die toch hun romans verknallen. Een schrijver moet een levend personage creëren. Je kunt sterke gevoelens koesteren tegenover je personages. Zelf heb ik de vrouwen in mijn romans begeerd. Fysiek. (stilte.) Ik hoef daar toch geen tekeningentje bij te maken?

Marun De Viry en Pierre Poucet (copyright Surlering.Com)/ Vertaling en bewerking Michiel Leen

Michel Houellebecq, ‘La carte et le territoire’, Flammarion, €22

ISBN: 978-20-812-4633-1

‘De kaart en het gebied’ verschijnt in mei 2011 bij De Arbeiderspers.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content