Niets lijkt meer op een lijk dan een dooie

. © GF

Zelden word ik van bij het begin in een thriller van mijn sokken geblazen, schrijft Lukas De Vos. Pat Craenenbroek slaagt er met ‘Uitgekookt’ in.

Er zijn krachtige sfeerscheppingen bij Mickey Spillane, waar het asfalt glimt in neonlicht terwijl Mike Hammer zich ‘four fingers of rye’ uitschenkt. Er zijn de onovertroffen openingszinnen van Arnaldur Indriðason die meteen een doem legt op een somber verhaal met een sombere onderzoeker, Erlendur. Maar dat een voormalige anatoom-pathologe in het Nederlands taalgebied een walgelijk onderkoelde scene bloednuchter als aanzet gebruikt voor een gelaagde thriller waarin ettelijke verhaallijnen verknoopt raken, dat had ik nog niet meegemaakt.

Pat Craenenbroek is genomineerd voor de Knack Hercule Poirotprijs: Stem mee en win een boekenpakket

Zit een man in een sauna, wordt halfdood geknepen door zijn vermeende homokennis, en opgesloten op maximumtemperatuur, 110 graden. De man wordt uitgekookt – de perfecte titel voor het boek, die je ook overdrachtelijk kunt interpreteren alsof ieders hersenen worden uitgekookt en alle schuld komt bloot te liggen. Dat weet je nog niet in deel 1 (van vier). Hier wordt een ziekelijk beeld geschetst dat in zijn onthechte, kille uittekening braakzuchtiger uitpakt voor weke zielen dan meelevende, verontwaardigde beschrijvingen. Blaren vormen zich op de huid van de man in de sauna, ze barsten open, ‘het heldere vocht sijpelde eruit en de huid siste nog na, als het geluid van vet dat uit een gemarineerd stuk spek op hete kolen van een barbecue druipt’.

Het lijk wordt uit Amsterdam overgebracht naar België voor autopsie. Dan pas zie je hoe de gerechtsarts die de schrijver was onaangedaan haar taak aanbrengt. Wordt de substituut onwel bij de aanblik en de geur van een rottend lijk? Diep inademen, ‘na een poos raakt de zenuw verzadigd en ga je aan de geur wennen. Gewoonweg een paar keer krachtig door je neus ademen’. Makkelijk gezegd, als je een onopgesmukte beschrijving krijgt, en de wetsdokter met typische onbehouwen humor zijn gasten bleek doet uitslaan: ‘Ik denk, heren, dat we een stoofpotje van organen zullen aantreffen, deze man is vanbinnen gekookt, let op mijn woorden’. Let vooral op zijn bijna geamuseerde verminking van een al onherkenbaar lijk.

Gruwel verdraagt geen tederheid. Ten minste zolang er geen herschikking van de feiten komt, die alles in een aanvaardbaar maatschappelijk herkenningspatroon wurmt en de misdaad een plek geeft in het gangbare waardensysteem. Want elke burger heeft zijn duistere hoeken, iedere burger begaat wansmakelijke overtredingen van de wet. Het komt er alleen op aan die aan het toeval of aan overmacht te kunnen toewijzen. De zaak die openbaar aanklager Margaux Bakker tegen heug en meug toegewezen krijgt – een arts die een behandelingsfout maakt (door enig drankmisbruik), terwijl zij liever op jacht zou gaan naar een paardenbeul – kan ze ombuigen tot moord op een patiënt. ‘Toen ze de kamer van de procureur uit liep was ze vastbesloten Luc Vrebos de cel in te sturen. Zij twijfelde niet aan zijn schuld. En ze zou achter dat grote ziekenhuis aan gaan’. Je mag dan sympathie voor de underdog hebben, één tegen allen, de motivering van Bakker is niet de waarheid bovenspitten, maar het eigen gelijk halen. Ambitie gaat voor op afweging. En dat blijkt als ze ‘per toeval’ bewust een seksfuiffoto tussen haar beelden schuift op het proces. Boegeroep bij het publiek staat garant voor de schandpaal. ‘Ze klakte even de hakken van haar schoenen tegen elkaar’. Het Volksgericht zal zijn zin krijgen.

Craenbroeks ervaring met de advocatentrucs laat haar toe de personages dubbelhartige motieven toe te schrijven, die veelal gedekt worden door de gebruiken en de zelfbescherming die elk besloten genootschap (dokters, rechters, journalisten, advocaten, notarissen, bankiers, deurwaarders, politici) hanteert. De schrijfster breekt hun ingekankerd verheven status quo open en vervlecht daartoe de schijnbaar meest uiteenlopende, losstaande gebeurtenissen tot een subtiel spel van macht en tegenmacht, goed en kwaad – die bijna automatisch in elkaar overlopen. Hoe onwaarschijnlijk sommige (mis)daden ook kunnen zijn, ze verwerven body en geloofwaardigheid door de kracht van de relativering. Straf en boete zijn niet meer dan conventies die de samenleving bedenkt om zichzelf en al haar ongeziene tekorten met de schijn van rechtvaardigheid te bedekken. Summa ius, summa iniuria.

Tegelijk is deze thriller een pareltje van een Rubikrebus: met de juiste wendingen vullen de verschillende verhaalsblokken elkaar aan tot er een regelmatig patroon ontstaat. Ook de lezer ontsnapt niet aan een bevestiging van zijn vooroordelen, hij wordt ertoe gedreven om de gruwel te rationaliseren, het maatschappelijk evenwicht hersteld te zien, en zijn eigen gevoel van vermoorde onschuld te bevestigen. Maar laat u niet misleiden: het gaat ook over u, en hoe makkelijk het is om (morele) drempels te overschrijden. Wie goed leest zegt een innerlijke biecht op – en vergeeft zichzelf. In al zijn provocerend geweld kent het boek de lezer vermeende matiging toe, en voorbeeldig gedrag. Het is een ongewone vorm van moralisering. Toch zijn de beschuldigingen niet min: misbruik van kinderen, verwaarlozing, recht in eigen handen nemen, computeruitlokking, verdoezelen van schaamteloze beroepsfouten, valse identiteiten, euthanasie als ontsnappingsmogelijkheid, de aangeprezen ratrace. Wie nooit gezondigd heeft werpe de eerste steen.

Misschien is het ziekte die het menszijn aannemelijk maakt. De trage moord, zoals door kanker, bevriezing of verstikking. Maar het wekt, behalve gepast medelijden, ook andere, lelijke impulsen op: zo wil een weduwe nog het onderste uit de kan halen door de dood van haar man te laten doorgaan voor een arbeidsongeval. De kantjes eraf rijden, het is het embleem van de ergste ondeugd: hebzucht, of die nu materieel of seksueel is. Want die waarborgt, zo denkt men, onaantastbaarheid. Macht maakt roekeloos en bedrieglijk. Afgunst is er de motor van.

Als Pat Craenbroek één ding bereikt, dan is het wel dat ze overtuigend de grootste twijfel zaait over de betrouwbaarheid van de mens, je buur, je vrienden, je familie, de grote patsers, de deskundigen.

Uitgekookt is een bijzonder gewiekste parabel over het menselijk tekort. Gelukkig of niet, er is altijd één zekerheid: ‘De dood, de geur van de dood, mijn vriend. (…) Af en toe (…) gooien ze tonnen chemisch spul op de weg, maar die lijkengeur … het is iets hardnekkigs’. Had de wetsdokter het niet van in den beginne voorzegd?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content