Mette Jakobsen – De verdwijntruc

De Deense, naar Australië uitgeweken toneelschrijfster en filosofe Mette Jakobsen debuteert met De verdwijntruc, een bedrieglijk luchtig werk dat niet te kooien valt.

Mette Jakobsen – De verdwijntruc

Uitgeverij: Atlas (originele titel: The vanishing act)

Aantal pagina’s: 160

Prijs: 19,95 euro

ISBN: 978-90-450-2035-8

Wat is geluk? Het antwoord op die vraag laat zich desgewenst gauw ontsluieren aan de kassa van de superette om de hoek, alwaar altijd wel wat drukseltjes staan uitgestald die de lezer slimme oosterse wijsheden aan de hand doen. Wie over deze kwestie dan weer feedback verlangt die niet eenduidig is, maar wel lang blijft nawerken, hoort De verdwijntruc van Mette Jakobsen op zijn nachtkastje klaar te leggen.

Op een bar koud, besneeuwd eilandje, zo klein dat het op geen enkele landkaart staat, woont de twaalfjarige Minou met haar vader in een van de twee huisjes. Het andere verleent onderdak aan Kistenman, die kisten voor goochelaars maakt, en zijn hond Geen Naam.

Met de vermelding van Pastoor in zijn constant verlichte kerk is het bevolkingsregister compleet. Op twee uitzonderingen na: Minous moeder verdween een jaar geleden, maar is in alle geesten nog heel aanwezig; en dan is er nog de op de kust aangespoelde dode jongen.

Nogal wiedes dat Jakobsen met deze premisse een wolk van vragen oproept. En al snel wordt het nog vreemder. Minou gaat niet naar school, en haar prakkiserende vader laat haar geloven dat ze beiden nakomelingen zijn van René Descartes.

Minous moeder zette indertijd voet aan land met een rode koffer, herfstbladeren in het haar (‘zevenentwintig, in de schitterendste kleuren’) en een pauw die Pauw heette. Oh, en de bevroren bast van de jongen ruikt naar sinaasappelen.

Het effect is in elk geval totaal: de rest van de wereld wordt vanuit deze desolate, ietwat surrealistische plek honderdzestig bladzijden lang op een zijspoor gezet. Als lezer laat je dat gewillig gebeuren.

Jakobsen ontvouwt De verdwijntruc vanuit de ogen van de prille tiener Minou, en doet dat uitstekend: als mal juffertje dat haar groteske, maar onbevangen kinderlogica begint aan te lengen met de eerste drupjes levenswijsheid, is deze protagoniste – mooi hoe ze tegen de dode jongen praat en aan de lopende band onvolmaakte fleurige sjaals breit – een en al aandoenlijkheid.

Zelfs in een wijdogige, wuivende kinderboekenstijl weet Jakobsen gaandeweg de geestelijke schrammen van mama en papa bloot te geven: ooit heeft een oorlog hen voorgoed getekend.

Nogmaals: wat is geluk? De verdwijntruc – niet echt een roman, maar nog het best een moderne fabel te noemen – wikkelt dat vraagstuk wel af, maar verstrekt geen sluitende definities.

Er zijn slechts vingerwijzingen: bent u wel genoeg bedacht op de verrassingen en grote toevalligheden van het leven? Weet u grotendeels zonder kleerscheuren tussen rede en verbeelding te schipperen? Kijkt u een beetje uit met het loden gewicht van de eenzaamheid?

Noem De Verdwijntruc gerust een Bond Zonder Naamspreuk die wat breed is uitgevallen – maar wél een die je aan het bezinnen zet. Weet u nog hoe men Phil Bosmans’ spitse deviezen vroeger in een smeedijzeren frame aan de muur van keuken of woonkamer placht te hangen?

Voor Mette Jakobsens wonderlijke schrijfsel laat u er maar eentje op maat maken: daar bestaan weer andere vaklui voor.

Kurt Blondeel

Mette & de rest

Dat ze – lees: vrouwen – in Scandinavië kunnen schrijven, weten we al sinds Astrid Lindgren en, voor de liefhebbers, opnieuw sinds Marianne Fredriksson. Samen met Mette Jakobsen spoelt dit voorjaar een volgende golf Scandinavische schrijfsters aan. De Zweedse Sara Stridsberg debuteert met Happy Sally, een verhaal in dagboekfragmenten over twee kanaalzwemsters; en in Het huis van de Parelvisser vertelt Anne Swärd het verhaal van een liefde die even vervelend en onuitroeibaar is als zandvlooien.

Tine Hens

Partner Content