‘Men wist toen nauwelijks wat marihuana was’

© Cleo Campert

Interview met Remco Campert naar aanleiding van de heruitgave van diens ‘Het leven is vurrukkulluk’ uit 1961.

‘Het leven is vurrukkulluk’ is het actieboek van Nederland Leest. Daarom heeft Remco Campert zijn klassieker uit 1961 een aantal keer herlezen. Dat viel niet tegen, zegt hij in een interview.

Het is een ‘idioot’ jaar voor Remco Campert. Maar ook: ‘heel vreugdevol,’ zegt de schrijver. Hij werd gevraagd om de bundel voor de landelijke gedichtendag te schrijven. Hij kreeg de Gouden Ganzenveer voor zijn inmiddels zestig jaar durende schrijverschap. En dan koos de CPNB ook nog ‘Het leven is vurrukkulluk’ – precies vijftig jaar nadat het boek verscheen – uit als actieboek voor de leesbevorderingscampagne Nederland Leest.

‘Al die dingen kwamen onverwacht op me af. Ook Nederland Leest. Ik had er geen seconde aan gedacht dat er na Hella Haasse en Harry Mulisch een boek van mij zou kunnen worden uitgekozen. Echt niet. Het zegt wel iets over de waardering voor dat werk. ‘Het leven is vurrukkulluk’ was de eerste roman die ik schreef, op hoop van zegen. Ik had nooit kunnen vermoeden dat het boek zo ver zou gaan. Het is ook altijd in druk gebleven.’

Alleen die verplichtingen die de eerbewijzen met zich meebrengen. ‘Het is wel een beetje veel allemaal. Het houdt me van mijn werk. En dat is schrijven en niet voortdurend geëerd worden en feestvieren. Ja, ik schreef een bundel ‘Alle dagen feest’, maar dat was in een tijd dat ik wat steviger in elkaar zat.’ Toch werkt Campert volledig mee aan Nederland Leest. ‘Ik vind dat je alles of niets moet doen. Ik heb besloten dat het maar alles moest zijn.’

Vindt u het begrijpelijk dat de CPNB uitgerekend ‘Het leven is vurrukkulluk’ heeft uitgekozen uit uw oeuvre? ‘Ja. Nederland Leest gaat ook om jonge mensen aan het lezen te krijgen. Dat boek gaat over jonge mensen. Andere boeken uit mijn oeuvre zijn minder fris, minder spontaan geschreven. Ik had het lang niet gelezen, heb het nu een paar keer herlezen, maar ik vind de taal open en helder gebleven. Het is niet erg verouderd.’

Behalve misschien de woorden in een alternatieve spelling. Gedateerd klinkt te negatief, maar die woordspelletjes pinnen de roman vast in de jaren zestig waarin het is geschreven. ‘Dat ben ik met je eens. Ik wilde graag zien hoe het eruitzag als je een woord opschreef zoals je het uitsprak. Nu is het wat gedateerd, maar ik weet niet of ik dat moet zeggen. Het is geen aanbeveling. Ik ben verder in mijn oeuvre ook snel opgehouden met die woordgrapjes. Het maakte de tekst ook onleesbaar als je het te veel doet.’

Ik merkte ook dat u niet consequent woorden anders schrijft. ‘Het boek is opgebouwd uit fragmenten. Er zitten ook serieuze scènes in, zoals de vechtpartij. Die verdragen geen woordgrapjes. Ik heb het boek ook in één ruk geschreven. Ik denk drie weken en het zal zeker niet veel meer zijn. Misschien dat ik ook scènes heb gebruikt die ik al had liggen en die daarom in een ander register zijn geschreven. Maar dat kan ik niet meer nagaan, daarvoor is het te lang geleden.’

Heeft u ooit overwogen om bij een herdruk die woordgrapjes te schrappen? ‘Nee. Het hoort bij het wezen van het boek. Het zou oneerlijk zijn tegen degene die ik toen was.’

Zoals u ‘Het leven is vurrukkulluk’ ook nooit méér hebt willen structureren. Vergeleken bij een plotgedreven roman als ‘Het satijnen hart’ uit 2006 heeft u eerste roman een heel vluchtige structuur. ‘Ik moest romans schrijven nog leren. Korte verhalen gingen mij goed af, maar een roman stelt eigen eisen, merkte ik toen. ‘Liefdes schijnbewegingen’, mijn volgende roman, klopt al veel meer. Als ik ‘Het leven is vurrukkulluk’ nu zou willen verbeteren, zou het een heel ander boek woorden. En de frisheid en spontaniteit ervan verdwenen.’

Viel u, behalve de frisse taal, bij herlezing ook inhoudelijk iets op? ‘Voor mij is de inhoud de taal. Het avontuurtje vind ik minder belangrijk dan hoe het is opgeschreven.’

Mij viel op dat het boek veel melancholieker is dan zijn reputatie doet vermoeden. Geen van de personages is echt gelukkig. Het diepe gevoel van geluk dat Mees aan het slot ervaart komt voort uit dronkenschap. ‘Dat sluipt er bij mij altijd in – behalve in parodistische dingen als ‘Tjeempie!’. Kennelijk is die melancholie deel van mijn wezen.’

Maar is de titel ironisch bedoeld? ‘Eigenlijk niet. Ik heb het boek geschreven in tijd dat ik echt gelukkig… Nou ja, dat is misschien een groot woord. Dat ik me echt prettig voelde. Door de spelling krijgt de titel wel iets ironisch, maar ik vrees dat de reden platvloers is: ik wilde het woord opschrijven zoals je het uitsprak.’

Wat wilde u indertijd met de roman? Eind jaren zeventig zei u eens dat u besloot: ik moet een bestseller schrijven. ‘Maar dat heb ik dan niet met een Jan Cremer-achtige zekerheid gezegd. Ik hoopte wel onder de financiële druk uit te komen met een boek dat succes zou hebben. Maar dat het zo’n succes zou worden, had ik nooit verwacht.’

Heeft die wens invloed gehad op de inhoud, toon of stijl van het boek? ‘Het bespelen van het publiek is mij vreemd. Zeg ik chique, maar ik meen het net. Ik zou ook niet weten hoe ik dat zou moeten doen. Het publiek is onvoorspelbaar. Ik schrijf daarom om mezelf een plezier te doen. Ik ben mijn eigen publiek.’

Verwachtte u schandaal te verwekken met een boek, in 1961, over vrije liefde en marihuana? ‘Men wist toen nauwelijks wat marihuana was. Ik geloof ook niet dat het boek een schandaal heeft veroorzaakt. Wel een gedicht, in dezelfde tijd, dat ik van de AVRO niet op de tv mocht voordragen: “Alles zoop en naaide, heel Europa was een groot matras”.’

Was u er wel van bewust dat u grenzen overschreed? ‘Ik wilde een leuk boek schrijven, dat was alles. Als je schrijft om een taboe te doorbreken, schrijf je om de verkeerde reden. Dat blijk je dan pas achteraf te doen. Voor mij was het leven dat ik beschreef in ‘Het leven is vurrukkulluk’ in zekere zin doodgewoon. Ik leefde toen gewoon zo.’

Achteraf heeft u met dit boek wel mede het beeld van de jaren zestig bepaald. ‘Enigszins wel, ja. Niet van heel Nederland, maar van een bepaalde jonge bevolkingsgroep. De artistiek aangelegde jongeren. Ik vind dat een aardig idee. Trots is een groot woord, maar dat ik aan dat beeld heb bijdragen… Ja, dat heeft iets.’

Maarten Dessing

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content