‘Luchtschepen’ van Amélie Nothomb: ‘de Lorelei van de adolescentie’

Ik ben bang voor mensen die met minimale trekjes een ijzige wereld borstelen die ik liefst onder veel woorden begraaf, en die zij ongenadig fileert. ‘Luchtschepen’ van Amélie Nothomb is de esthetische doem van de letterkunde.

Ik denk dat ik verliefd ben op Amélie Nothomb. Intellectueel verliefd. Ze weet het niet, maar ik herinner me haar toen ik haar kort na haar eerste vertaling in het Nederlands interviewde, dat Japans ogende meisje van een diplomatendochter. Ze zag er jonger uit dan ze was, met karbonkels van ogen. Ik heb haar weergezien in de Parijse Gare du Nord, twee jaar geleden. Ik durfde haar niet aan te spreken, ook al omdat ze wachtend op de Thalys naar Brussel in een druk gesprek was gedrongen met een onuitstaanbare, foeilelijke bewonderaarster. Zij zag er alweer jonger, en even opgedoft aangekleed als altijd uit. Ik bewonderde haar geduld en afstandelijkheid. Ik had net Antichrista herlezen, en was zo gepakt dat ik het niet besproken heb, evenmin als Dorst vorig jaar.

Ik ben bang voor mensen die met minimale trekjes een ijzige wereld borstelen die ik liefst onder veel woorden begraaf, en die zij ongenadig fileert. Luchtschepen is de esthetische doem van de letterkunde. Zij jongleert vrijwel achteloos met meesterwerken, van Kafka tot Homeros (en helaas ook met volstrekt overschatte, pointillistische romans uit het Franse taalgebied), en geeft ze een volstrekt nieuwe invulling in ontwijkende dialogen tussen een autistische zestienjarige (Pie Roussaire, een rijkemansnerd die liever Pi had geheten) en een te volwassen negentienjarige filologe (Ange, de onaantastbare engel van Barbarella) die hem bijles geeft. Om zijn dyslexie te genezen. Dat gaat bijzonder snel, omdat twee boeken lezen volstaat. Dyslexie maakt plaats voor enthousiasme, gedrevenheid verbleekt tot eentonigheid, zoals verliefdheid verwasemt. Die spontane gevoelens terugvinden, dat is het échte thema van Luchtschepen.

De contrasten zijn groot. De Ilias wordt geduid als het verhaal van de grootmoedige Hektoor en zijn opofferingsgeest, niet van de ijdele Achilleus. Je moet altijd de neiging onderdrukken om je te moeien in die gesprekken. Ze zijn al tot het bot afgeknaagd, met een bunzenbrander ontdaan van alle verflagen. Je wil Achilleus verdedigen omdat hij, zoals Siegfried, maar één kwetsbare plek heeft. Je weet dat hij daaraan ten onder gaat, aan de vloek der goden, niet aan wrok of eerzucht. Achilleus zit namelijk gevangen in zijn noodlot, net zoals Pie verstikt in een gouden kooi, bewaakt door een neurotische vader die hem door een doorkijkspiegel controleert. Of zoals Ange, la belle dame sans merci, die niet in staat is lief te hebben, en volstaat met vereenzaming en vriendschap. Ange laveert tussen een puber en een oudere man, haar docent mythologie. Beiden aanvaardt ze als ‘dat gedeelte van de realiteit waarvan we blij zijn dat het bestaat, zoals het landschap’.

.
.© GF

Want de buitenwereld is de grote gelijkschaver. Daarom vinden zowel Pie als Ange zich terug in Kafka’s Die Verwandlung. ‘Kafka was de eerste die durfde te schrijven dat de puberteit een bloedbad was’. Die gedachte brengt een bijna sofistische beschouwing tot stand. Want de novelle uit 1915 veralgemeent de verpopping van Gregor Samsa tot kakkerlak (Pies vader heet ook Grégoire, zoals alles wat Fransen overnemen in taal en uitspraak aangepast aan hun onvermogen om andere talen te willen kennen) tot een oorlogstrauma (Pie is alleen geïnteresseerd in wapens en zeppelins): ‘Voortaan is dat het lot dat levende wezens beschoren is: alles wat leeft wordt beschouwd als een wriemelende massa waarmee afgerekend dient te worden. Met de twintigste eeuw is de planetaire zelfmoord begonnen’. Profetisch en precieus, omdat mensen verharden tot lege omhulsels. Grégoire is een speculant, een bill arbitrator (vreemd vertaald als ‘wisselarbitrageant’ – zou het niet eerder ‘wisselarbitrageagent’ wezen?). Leefde jaren op de Kaaimaneilanden, voert geen klap uit, en is leep en leeg tegelijk: hij wil alleen mensen imponeren (met een onaangeraakte reuzenbibliotheek bijvoorbeeld, een boek heeft hij nooit gelezen, alleen de cijfertjes van de Wall Street Journal bekijkt hij; zoonlief wordt met de Ferrari en chauffeur naar school gebracht). Oogverblinding regeert, zoals die ‘domme gans’ van Pies moeder, die porselein verzamelt maar alleen op internet.

De taak van Ange is homerisch: therapeut en leermeesteres tegelijk. Om de mens – en elke puber is een mens die op de drempel van de ontmenselijking staat – uit zijn holle pantser weer tot leven te wekken, moet je in de tijd teruggaan. En dus alle hindernissen opruimen die in de weg staan: regels, wetten, rollen, gewoonten, inkapseling. De hersenen ontbolsteren. Buiten je eigen grenzen treden, buiten komen. Daartoe zijn de letteren de brandbom. ‘In iedere belangrijke tekst komen moorden en een boetedoening voor. Het was niet mijn bedoeling geweest, maar ik wist waarmee de weg naar de hel was geplaveid’. Leven is voor Nothomb én voor Ange het besef dat je maatschappelijk in een luchtschip boven het landschap zweeft. De zeppelin is kwetsbaar, duur en groot, maar ‘zo mooi, die sierlijke, geruisloze vliegende walvissen’, een ‘poëtische uitvinding’. Maar ‘het schijnt dat mensen vandaag de dag de gedachte niet kunnen verdragen dat er een waterstofbom boven hun hoofd hangt’. Volwassen worden is angst kweken. Zoveel angst dat je verduurt. Tot je zombie onder de zombies wordt. Een wiskundige formule. Een beursnotering. Een internetslaaf. Een bitcoin.

Het is dus niet rebels worden zoals ‘a rebel without a cause’ waar het om gaat. Leven is de ongerepte nieuwsgierigheid bewaren die zich alleen spontaan voordoet in de vroege puberteit. Amélie Nothomb wordt niet ouder, ze blijft verlangen naar wat zij met grote ogen wil vasthouden. A Streetcar names Desire. De Odyssea toen hij nog een gezongen verhaal was. Geen vreedzame Lotuseter die blijft waar hij is. Jong zijn is losbarsten. Die explosie vasthouden, daar begint Nothombs paringsdans met zichzelf. Zij is de Lorelei van de adolescentie.

Amélie Nothomb, Luchtschepen. Haarlem, Xander 2021, 176 blz.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content