Louis Tobback over Albert Camus

“Ik noemde Wilfried Martens ooit erger dan Caligula.” Louis Tobback gaf tekst en uitleg bij ‘zijn’ Camus.

Een nieuwe bewerking van Camus’ eerste toneeltsuk ‘Caligula’, was voor Het Paleis en deBuren een goed excuus om eigenzinnig Camus-kenner Louis Tobback op de filosofie van het absurde los te laten.

Dat deed Tobback tijdens de literaire avond ‘Levenslessen van Albert Camus’, al biechtend bij Phara de Aguirre. Die ‘pakte’ hem meteen toen hij uitpakte met zijn met ‘Caligula’ gedeelde geboortejaar 1938. Het stuk werd toen geschreven, maar werd pas in 1944 gepubliceerd. “Toen werden er dus eigenlijk twee Caligula’s geboren”, dacht ze hem even uit zijn kot te lokken. Tevergeefs, maar ze kreeg wel een uitgebreid, vurig betoog over hoe karikaturaal het beeld over Caligula wel is.

“Ik noemde Martens ooit erger dan Caligula”, verwees Tobback naar zijn beruchte uitspraak uit de jaren ’80 aan het adres van de toenmalige Belgische premier. “Een paar dagen later had ik een boze brief van CVP-voorzitter Frank Swaelen in de bus, waarin hij zich opwond omdat ik de premier met een krankzinnige seksmaniak had vergeleken. Ik heb hem dan met een brief geantwoord dat ik mij baseerde op bronnen zoals Suetonius en Seneca, en niet op die vuile seksfilm van eind jaren ’70. Ik heb nooit een reactie gekregen.”

Louis Tobback en Phara de Aguirre zaten elkaar tijdens uitzendingen van Terzake vroeger meermaals in de haren, maar van die spanning was tijdens hun gesprek alleen nog wat wederzijds gejen overgebleven. Dat Tobback deze keer wel mocht uitspreken, zat daar voor iets tussen. Hij zou vooral niet te stoppen zijn. Als het aan hem lag, zat hij nu nog duchtig te citeren uit Camus’ verzameld werk.

De figuur van Caligula wordt volgens Tobback door Camus ook gebruikt om andere problemen aan te kaarten dan seksuele losbandigheid en een decadent machtsmisbruik. “Camus stelt hiermee ook dat God dood is. Het enig excuus van God is volgens Camus dat Hij niet bestaat.” Maar ‘Caligula’ is ook een stuk over de gevolgen van een tot in het extreme doorgetrokken logica. “Ik ben logisch, tot in het absurde”, roept Caligula in de bewerking van Het Paleis tegen zijn senatoren en hovelingen, nadat hij stelde dat als hij de schatkist belangrijk moet vinden, hij dat niet kan vinden van een mensenleven.

“Wat Camus hiermee in 1938 al aankaart, is eigenlijk een voorafspiegeling van wat in de 20ste eeuw nog moet komen. De gruweldaden van de Nazi’s, maar ook die van Pol Pot, de Culturele Revolutie van Mao en voordien al de gedwongen collectivisering van landbouwbedrijven in Oekraïne onder Stalin, met miljoenen doden tot gevolg. En de gevangenis van Guantanamo. Allemaal voorbeelden van een tot in het waanzinnige consequent doorgetrokken logica. Camus had perfect ook een stuk over Robespierre kunnen schrijven.”

De huidige politieke impasse kon in een gesprek over het aanwenden van macht en vormen van extreme logica, uiteraard niet ontbreken. “Ik ben geen nationalist, maar ik erken het recht van De Wever om nationalist te zijn. Maar net zo goed als hij mij mag zeggen dat het socialisme kan leiden tot de excessen van Pol Pot of Mao, mag ik hem zeggen dat nationalisme kan leiden tot toestanden zoals in de jaren ’30 van vorige eeuw.”

Als Phara de Aguirre hem vraagt of een politicus een dictator mag zijn, is het antwoord even duidelijk als gevat: “Neen, tenzij misschien een dictator voor één jaar zoals onder het Romeins recht. Een Cincinnatus die om Rome te redden van zijn veld werd gehaald.” Moeten we dan ook iemand van zijn veld halen? “Ik ben in ieder geval niet beschikbaar. Trouwens, we zouden er niet eens uit geraken wie we van het veld moeten halen.” En hoe hij er zelf voor zorgt om geen Caligula te worden? “Op ieder moment moet je voor de spiegel durven te staan – een belangrijke metafoor voor de transformatie van Caligula in het stuk. En net als dokter Rieux in ‘La Peste’ geldt de ervaring als toetssteen.”

Tobback zou natuurlijk Tobback niet zijn, mocht hij Camus niet via een soms duizelingwekkend slalommende redenering claimen voor zijn eigen sociaal-democratische maatschappijbeeld. Het probleem van links is volgens hem dan ook als dat van dokter Rieux uit ‘La Peste’ of dat van Sisyphus in ‘Le mythe de Sisyphe’. “De dokter die strijdt tegen de dood verliest altijd, maar blijft doorgaan, net als Sisyphus, die maar blijft doorgaan met het naar boven duwen van zijn rotsblok. Dat is ook het dilemma van de democratische socialist vandaag. Hij verliest, maar staat weer op.”

“Denk maar aan de Spaanse socialistische premier Zapatero, (die vandaag, na rampzalige gemeenteraadsverkiezingen door de conservatieve Partido Popular onder druk wordt gezet om vervroegde parlementsverkiezingen uit te schrijven, J.B.), of de pas terug opgegraven Salvador Allende. De essentie is: il faut imaginer Sisyphe heureux.” Waarmee Tobback zijn publiek via een grote omweg toch probeerde te overtuigen dat het werk van Camus ook oplossingen biedt en de absurditeit van het leven niet per se ook de zinloosheid van het leven betekent.

Jeroen Bert


Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content