Review | Boeken

Lisa Gardners dodelijke zusterliefde

© Coverafbeelding

‘In haar naam’, de nieuwste vertaalde thriller van Lisa Gardner, doet Lukas De Vos denken aan madammen die van grassprieten strobalen maken, en toch.

Hoe verknipt kan een mens zijn ? Helemaal, als je het oeuvre van Gardner bekijkt. Verknipt maar modieus. Gardner heeft nooit de grens kunnen trekken tussen vrouwenboekjes (romances; ze schreef er een dozijn als Alicia Scott tussen 1992 en 2000) en obsessief-psychologische thrillers. Als The Killing Hour (2003) doorzichtig geënt was op Thomas Harris’ The Silence of the Lambs (1988), en de verfilming ervan door Jonathan Demme (1991), dan heeft ze nu de dieptepsychologie van Jung en Freud herontdekt. In gepopulariseerde stokbeelden, vanzelfsprekend. Het bewijs daarvan is de overladenheid van haar thematiek, een typische überbietung waarop net de overromantische sentimentele roman drijft. Het thrillergenre moet voorkomen dat versuikering optreedt, maar compenseert dat met al te nadrukkelijke uitleg, en vooral: met oeverloos gepieker.

Doodsdrift

Net als in haar meest recente roman, Fear Nothing (2014), draait deze vertaling van Catch Me (2012) om ultieme zusterliefde. In haar zwarte, bijna gotische vorm van doodsdrift, dat wel, maar niettemin als onmiskenbare versnijding van een uiteengevallen zelfbeeld, dat patologische kenmerken in zich draagt. De originele titel wijst op de gedreven zoektocht naar het Zelf van het hoofdpersonage, Charlie Grant, die de meldkamer bedient van een politiekantoor in Boston. Het kantoor waar Gardners vaste protagoniste, speurster D.D. Warren, de plak zwaait. De vertaling spitst zich toe op de trigger van Charlies jeugdcomplex, de mishandeling door een geesteszieke moeder. Dat is een onnauwkeurige verenging, al speelt de uitgebreide naam van Charlie geen te verwaarlozen rol in de ontrafeling van de kroniek van een aangekondigde moord – de moord op Charlie zelf, die moet plaatsvinden juist één jaar na de moord op een hechte vriendin, en juist twee jaar na de moord op een andere hechte vriendin.

Die aftelling naar de ontknoping, de moord die moet plaatsvinden, dompelt Gardner onder in een veelgelaagde perversie, die altijd draait om mishandeling en misbruik van kinderen, en geweld tegen vrouwen. Een feministisch beoogde jeremiade, die vooral doet snakken naar meer nuchter denken, en minder hijgerig miskenningsgezeur. In Haar Naam (“in de naam van de moeder”, een simplistische variatie op “in de naam van de vader”) komt symbolischer en donkerder en onontkoombaarder over dan de oorspronkelijke veelgelaagde titel Catch Me (ik denk er dan ironisch bij: if you can). Daar zit ook de wanhopige roep om hulp in, om sociale genezing van een stukgemaakte jeugd – niet bij Charlie alleen, maar ook bij haar zusje Abigail, bij inspekteur O. van de zedenpolitie, en zelfs bij D.D. Warren. En bij een pak nevenpersonages die spelen op pedofiele truuks en ondraaglijke afkeer van kindermisbruik. Het is de obsessie van Nick Cafmeyer in De Behandeling, de speurder die zelf lijdt onder de onopgeloste verdwijning van zijn jongere broertje en daarom een meedogenloze klopjacht inzet op een vermeende kinderverkrachter. En vooral van het origineel dat Mo Hayder schreef (The Treatment, 2001).

Familiegeweld

Families vinden elkaar altijd weer in een uitzichtloos gevecht om de oorspronkelijke eenheid en harmonie te herstellen. In Haar Naam maakt daar geen uitzondering op. Strandt onvermijdelijk in zompigheid, nooit in verzoening. Er is altijd een tragische ondertoon van vergeefsheid in dat streven. Zo ondergaat Charlie een pijnlijke kruistocht om met zichzelf in het reine te komen, zichzelf te vergeven, haar schuld op te lossen, in te zien dat niet zij een dader is maar een volslagen uiteengeranseld slachtoffer. Herstel van een stukgeslagen familieband is even onmogelijk als het herstel een vaas die in scherven is gevallen. Lijmen kan nog, het origineel hermaken niet. Je kunt als volwassene wel de fragmentering van je bewustzijn overspannen en rationaliseren, maar nooit terugkeren naar onschuldige spontaneïteit. “Chronische kindermishandeling heeft tot gevolg dat fragmentatie een centrale rol speelt in de persoonlijkheidsstructuur. Het bewustzijn verhindert een integratie van kennis, herinneringen, emoties en lichamelijke ervaringen. Het innerlijke zelfbeeld, voorkomt een eenheid in de identiteit. De fragmentatie van het beeld van anderen verhindert de ontwikkeling van een betrouwbaar onafhankelijkheidsgevoel, waarbij verbondenheid met anderen blijft bestaan”, schrijft Judith Herman, en dat past Gardner nauwgezet en wanhopig toe.

Bizarre kindervaringen

De odyssee naar de Bewältigung van de bizarre, onverdraaglijke kindervaringen moet naar een vorm van zelfvernietiging leiden, want alleen destruktie kan definitief komaf maken met obsessies en zielenpijn. Moord is ook zelfmoord. Dubbelzelfmoord. Vermoord worden is zelfgezochte zelfmoord. “Dan zal ik opendoen. Tegen beter weten in. (…) Ik moet wel. Omdat de mens een nieuwsgierig wezen is, omdat we niet tegen de verleiding zijn opgewassen”. Die aandrift verklaart elke perversie, elke overtreding van regels, elke verkrachting van wat de wil afwijst. Verdenkingen van een moordserie keren zich stilaan tegen Charlie zelf (in wier huid Gardner als ik-verteller kruipt), maar voor de geoefende lezer is dat zo doorzichtig dat al in de helft van de veel te kloeke roman duidelijk is wie de echte dader is en waar het motief ligt. In die zin is Gardner door en door Amerikaans: met de aanwijsstok uitleggen, met flashbacks die het diep inwrijven waarom Charlie met psychologische problemen kampt, met al te brute of al te sullige mannelijke personages zoals de nochtans overbehulpzame agent Tom Mackereth: “Blijkbaar vindt een man het niet erg als je zijn pick-up steelt, maar wel dat je hem bewusteloos slaat”.

Ik betrap er mij op: alles is er over, overdone, overgearticuleerd, overbeklemtoond, overdreven. Voor “normale” mensen is er in dat universum van misdaadobsessie en onveiligheidsgevoel geen plaats. Never be off guard. Of zoals het leidmotief van de opvoeding luidt: “Op het eind sterft iedereen. Wees dapper”. Waarom dapper zijn moet, blijft helaas hoogst onduidelijk.

Het aftelrijmpje is een vernuftige rode draad (nog vier dagen voor ik vermoord word, nog achttien uur, nog vier uur twintig, …), aaneengeregen door de steeds weerkerende mantra “Hallo. Mijn naam is Abigail. Wees maar niet bang, we hebben elkaar al ontmoet. Ik zal je beschermen”. De ontbolstering van Charlie en haar sterk opgebouwde verdediging (boksen, schieten, verdringen) is stevig uitgetekend. De thema’s van pedofilie, wraak, moord en suspens zijn kundig in elkaar geschoven. Maar de tussenscènes verzanden geregeld in onstelpbaar gekwebbel. En dat is dodelijk voor de atmosfeeropbouw van een duistere thriller. Sommigen zullen dat de vrouwelijke touch noemen, dat gefriemel met onophoudelijke bedenkingen, dat geëmmer met zeer diepe bewustzijnsanalyses, dat kraaltjesrijgen met symbolistische verwijzingen, het zegt vooral veel over de clichématigheid van wat met een eufemisme “creative writing” heet, en eigenlijk neerkomt op staketselmatige opstellen.

Strobalen

Ik hoed me voor schrijfsters die bladzijden nodig hebben om die moeizaam volgende lezer duidelijk te maken dat haar boek vol cameo’s zit met personages uit haar vroegere boeken (schietinstrukteur J.T. Dillon uit The Perfect Husband, brigadier Roan Griffin uit The Survivors Club, Pierce Quincy uit haar vorige reeks met deze profiler, en lees verder maar bij LisaGardner.com – de manie van stripverhalen om uit andere episodes van dezelfde reeks te citeren). Ik hoed me voor auteurs die absoluut het waarheidsgehalte willen aantonen met verwijzingen naar haar deskundige informanten, naar haar moeder en naar haar hond. Ik wantrouw schrijfvoersters die winnaars van een wedstrijd over hun werk als personages opvoeren in de rol die ze zelf gekozen hebben.

En ik baal van madammen die van grassprieten strobalen maken. Die geen strak boek, maar een dik boek willen afleveren. En altijd terugkeren naar Maeve Binchy. Naar het kleine, ongrijpbare geluk. Naar de klassieke waarden: moederliefde, moederwarmte, kinderrijkdom. D.D. Warren “vroeg zich af hoe dat voor Charlene was, die een moeder had gehad die haar mishandelde. Maar in elk geval had die Charlene in leven gelaten, in tegenstelling tot twee andere baby’s. Ouders en kinderen. Moeders en dochters. Liefde en vergiffenis. En moord”. De Bouquetreeks verzinkt erbij in het niets. Want uiteindelijk primeert altijd dit gereformeerde adagium: de zin van het afzien. “Het gaat om het lijden en de erkenning. Dat zijn dingen waarmee ze zich allebei kunnen vereenzelvigen. Misschien is voor Abigail lijden hetzelfde als liefhebben. Waarom doet mama je pijn ? Omdat ze zoveel van je houdt”. Waarom ben ik zo bot en ongenadig voor dit boek ? Omdat ik denk dat Gardner beter kan. Zodra ze het scalpel gebruikt, en niet langer de ganzenveer.

Lisa Gardner, ‘In Haar Naam’. Amsterdam, Cargo-De Bezige Bij 2014, 462 blz.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content