Historicus Michael Ignatieff: ‘Ware troost is kunnen toegeven dat je geliefde dood is’

Michael Ignatieff: 'Het marxisme was de meest verregaande poging om een werelds alternatief te bieden voor religieuze vertroosting.' © Laif

Vertroosting is een oubollig woord, zegt de vermaarde historicus en intellectueel Michael Ignatieff, maar toch hebben we er nog altijd behoefte aan. Hoe zouden we anders het coronaverdriet of het lijden van de planeet te boven kunnen komen?

‘De pandemie heeft veel pakkende beelden opgeleverd,’ aldus Michael Ignatieff, ‘maar voor mij waren de ontroerendste toch die van mensen die geen contact mochten hebben met hun ouders of grootouders in woonzorgcentra. Ik vond het aandoenlijk én verontrustend hoe zij voor het raam moesten staan en genoegen moesten nemen met een paar keer wuiven. Er zijn veel bejaarden in volstrekte eenzaamheid gestorven, terwijl hun familie buiten stond. Is er iets onmenselijkers denkbaar? Hoe kun je zo op een gepaste manier afscheid nemen, rouwen en vertroosting vinden? Ik heb het zelf ook ervaren. Toen mijn vader jaren geleden stierf, zat ik in het buitenland. Ik word nog altijd verscheurd door schuld en verdriet omdat ik er niet bij was.’

Er bestaat echt zoiets als een goede dood. Het tragische is dat heel weinig mensen vandaag zo’n goede dood sterven.

Troost, schrijft de Canadese historicus en intellectueel Michael Ignatieff in zijn nieuwste boek, is vandaag de dag nog maar moeilijk te vinden. Niet alleen omdat we vanachter een raam moeten toezien hoe onze geliefden sterven, maar vooral omdat we in een cultuur leven waarin succes vooropstaat en we liever geen aandacht besteden aan verlies en falen, bij uitstek zaken die vertroosting vragen.

Troost is een ouderwets woord, aldus Ignatieff, iets voor losers. Maar daarom hebben we er niet minder behoefte aan. Mensen hebben tegenslag en sterven, er gebeuren rampen en met onze aarde gaat het ook niet zo goed. Daarom grijpt Ignatieff in zijn boek naar de oude taal van de vertroosting en duikt hij de geschiedenis in, op zoek naar de manier waarop mensen in het verleden omgingen met verlies, mislukking en tragedie. Hij toont hoe de Bijbelse Job troost vond in zijn geloof, Marcus Aurelius in zijn keizerlijke plicht, El Greco in zijn schilderijen en Gustav Mahler in zijn muziek. Ignatieff ontdekt daarbij dat wij moderne mensen wel kunnen denken dat we rationeler en zelfverzekerder in het leven staan dan de geplaagde Job, maar dat we nog altijd evenveel behoefte hebben aan vertroosting. Dat we niet langer in een god of een hiernamaals geloven, maakt het er niet makkelijker op om die te vinden. ‘Gedurende tweeduizend jaar was het geloof in een leven na de dood de grootste bron van troost’, zegt Ignatieff. ‘Het bracht een makkelijke geruststelling teweeg. Je geliefde was dood, maar later zou je haar terugzien. Wij geloven dat niet meer. Een goede vriend van me heeft zijn vrouw verloren. Hij heeft lang om haar getreurd, maar troost vond hij niet. “Ik wou dat ik haar terug kon zien”, zei hij, maar hij wist dat het onmogelijk was. Ik denk dat zo’n verlangen ons altijd zal achtervolgen, ook al weten we dat het nooit bevredigd zal worden. Die wens is zo diep. Het is een heel oud en primitief gevoel. Je kunt het best over de dood van het christendom en het geloof in het algemeen hebben, maar onze behoefte aan vertroosting zal nooit verdwijnen.’

Vandaar dat wij ongelovigen wel nog troost kunnen putten uit religieuze muziek?

Michael Ignatieff: Een van mijn meest emotionele ervaringen was een uitvoering van de psalmen. Daar ging een enorm gevoel van troost van uit. Ik voelde waarom mensen getroost moeten worden. Om hun wanhoop, angst, eenzaamheid en verdriet. Wellicht appelleert religieuze muziek aan iets veel diepers. Neem nu Psalm 23: ‘De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water. Hij geeft mij nieuwe kracht en leidt mij langs veilige paden.’ Die psalm gaat over diepe verlangens naar veiligheid en geborgenheid. Het gaat dus niet alleen om religie, maar ook om psychologie. De hoop die erin verscholen ligt, spreekt alle mensen aan, gelovig of niet. We zijn dus veel minder seculier of rationeel dan we denken. De verlichting heeft ons niet bevrijd van een verlangen naar een diepere verklaring of troost.

Heeft het misschien ook te maken met de belofte van rechtvaardigheid die in de psalmen verborgen zit? Zo is de wereld niet, maar ze hoort wel zo te zijn?

Ignatieff: Ongetwijfeld. Elk beeld dat we hebben van een rechtvaardige wereld voert terug naar het Oude Testament of andere religieuze geschriften. Die teksten bevatten altijd de hoop op een andere en betere wereld. Ik ben ervan overtuigd dat onze seculiere politiek niet meer is dan een poging om die goddelijke rechtvaardigheid in ons leven te realiseren.

Is dat ook de reden waarom we in alle kunst vertroosting kunnen vinden en niet alleen in religieuze muziek?

Ignatieff: Kunst is geen religie en religie is geen kunst, laat dat duidelijk zijn. En je wilt ook helemaal niet dat kunst de plaats van religie inneemt. Aan het einde van de negentiende eeuw werd wel een poging ondernomen om een seculiere religie te construeren die op kunst was gebaseerd. We zien dat bij Gustav Mahler en Richard Wagner. Zij wilden verlossing en redding brengen. Wagner wilde een seculiere transcendentie creëren die evenwaardig zou zijn aan de goddelijke transcendentie van de kerk. Ik weet niet of er vandaag nog kunstenaars zijn die zoiets ambiëren. Het zou beter zijn van niet, want het is een gevaarlijke ambitie, omdat ze leidt tot totalitarisme. Ik heb veel bescheidener verwachtingen van kunst. Geef mij maar iemand als Henri Matisse. Hij was geen religieuze kunstenaar, maar ontwierp wel de Chapelle du Rosaire de Vence. Dat is kunst die ons opdraagt over deze wereld te praten en niet over een ideale wereld die zou kunnen zijn. Ze wil de plek van de religie niet innemen, maar ons aanzetten om ons te concentreren op het hier en nu. Daardoor is Matisse veel beter in staat te troosten dan Wagner.

'Ware troost is kunnen toegeven dat je geliefde dood is'
© Laif

Misschien hebben wij het vandaag wel moeilijk om troost te vinden omdat we niet langer thuis sterven, maar wel in een ziekenhuis?

Ignatieff: De omgeving waarin iemand sterft, heeft een grote invloed op de troost. Als er geen tijd of plaats is om afscheid te nemen van mensen om wie je geeft, wordt het moeilijker om te rouwen of troost te vinden. Het is belangrijk te beseffen dat de diagnose ’terminaal’ geen einde hoeft te zijn. Het kan ook een begin van een nieuwe reis betekenen. En daarvoor zijn de juiste setting en de juiste medicatie heel erg belangrijk. Er bestaat echt zoiets als een goede dood. Het tragische is dat heel weinig mensen vandaag zo’n goede dood sterven. Velen zijn veroordeeld tot een dood in een ziekenhuisbed.

Wellicht gaat een goede dood ook gepaard met de gedachte dat degene die sterft een goed leven heeft gehad?

Ignatieff: Die twee gaan inderdaad samen. Ooit ontmoette ik een man wiens dochtertje op haar achtste was gestorven. Hij had heel lang getreurd, tot hij inzag dat het meisje geen lang maar wel een volwaardig leven had gehad. Het kind is nog altijd heel aanwezig in zijn leven en dat van zijn vrouw, en ook daar putten ze troost uit. We definiëren mensen vaak als wezens met rede of rechten. Ik definieer hen liever als kwetsbare wezens. Want dat is wat een mens onderscheidt van andere wezens. Dat hij heel kwetsbaar is, waardoor het leven een voortdurende strijd met die kwetsbaarheid wordt.

Is leven in het besef van onze kwetsbaarheid niet al te zwaar?

Ignatieff: Voor sommigen wel. Voor Cicero bijvoorbeeld. Hij verzette zich stoïcijns tegen die ‘menselijke zwakheid’, zoals hij het noemde. Hij plaatste zich erboven. Hij richtte zich op zijn werk en probeerde het verdriet te vergeten dat de dood van zijn dochter Tullia had veroorzaakt. Cicero was het archetype van de mannelijke onderdrukking van de emoties. Jongens huilen niet. Je mannelijke waardigheid bestaat uit je onverstoorbaarheid. Ook nu nog gaan mannen heel anders met verdriet en troost om dan vrouwen, en daar betalen ze een zware prijs voor. Die stoïcijnse mannelijkheid kan ook bewonderenswaardig zijn. Het is mooi hoe mensen op een begrafenis een kalme waardigheid weten te bewaren en daarmee een voorbeeld willen geven aan hun omgeving. Maar daarmee leggen ze zich een verschrikkelijke, vaak onmenselijke druk op. Want zoals Freud al wist: openstaande rekeningen moeten altijd betaald worden, is het nu niet, dan later. Soms moet je gewoon bereid zijn toe te geven aan de overmacht van het verdriet.

Is verdriet wel meer dan zelfmedelijden? Zijn we niet verdrietig om de dood van een ander omdat we er zelf eenzaam van worden?

Ignatieff: Soms moet je medelijden hebben met jezelf. Er ontstaat pas een probleem wanneer zelfmedelijden disproportioneel wordt en er een discrepantie ontstaat tussen de pijn die je lijdt en je reactie erop. Het probleem met te veel zelfmedelijden is dat het je ertoe aanzet je van de wereld af te sluiten. Niemand heeft ooit zo afgezien als ik, denk je dan, ook al zeggen je vrienden dat zij hetzelfde meegemaakt hebben. Zelfmedelijden is een teken van emotionele intelligentie, maar zoals met alle intelligentie is de juiste hoeveelheid ervan belangrijk.

Wanneer een kind huilt, leid je het af. Je brengt het aan het lachen en het vergeet zijn verdriet. Speelt hetzelfde principe niet bij volwassen vertroosting?

Ignatieff: Michel de Montaigne beschrijft in een van zijn essays hoe een rouwende weduwe bij hem kwam. Zal ik haar Cicero’s stoïcijnse voorbeeld voorhouden, vroeg hij zich af, of kan ik haar maar beter een paar grappige verhalen vertellen? Hij koos voor het tweede, en het hielp. Er is dus enige gelijkenis met het troosten van een huilend kind, al is er ook een groot verschil. Wanneer een kind valt, zijn knie pijn doet en bij je komt uithuilen, troost je het. Je neemt het in je armen en geeft een kusje op de knie, waardoor het de pijn vergeet. Dat is iets heel anders dan aan een treurend kind uitleggen waarom het zijn mama niet meer zal zien. Dan breng je kennis en betekenis over. Zo’n vertroosting bieden aan een kind is heel erg moeilijk.

Is vertroosting vinden dan hetzelfde als je neerleggen bij de realiteit?

Ignatieff: Ja. Ware troost is kunnen toegeven dat je geliefde dood is, dat ze niet meer terugkeert en dat je er niet in geslaagd bent haar te redden. Dat is wat Vaclav Havel ondervond, de man die zich ten tijde van het communisme verzette tegen het Tsjecho-Slowaakse regime, wat hem geregeld achter de tralies deed belanden. In 1977 beloofde hij zijn ondervragers in ruil voor zijn vervroegde vrijlating dat hij niet langer de rol van dissidentenleider op zou nemen. Meteen na zijn vrijlating besefte hij dat hij die belofte gemaakt had in een vlaag van zwakte. Hij voelde zich jarenlang schuldig omdat hij zijn makkers in de steek had gelaten. Pas toen hij voor zichzelf kon bekennen dat hij alles waar hij in geloofde verraden had, kon hij ermee in het reine komen.

Michael  Ignatieff, Troost. Als licht in donkere tijden, Cossee, 320 blz., 27,50 euro
Michael Ignatieff, Troost. Als licht in donkere tijden, Cossee, 320 blz., 27,50 euro

Maar is je neerleggen bij de realiteit wel altijd goed? Soms moet je je toch juist verzetten tegen de realiteit, bijvoorbeeld wanneer ze onrechtvaardig is?

Ignatieff: In La peste laat Albert Camus zijn personages Rieux en Paneloux, een arts en een priester, over vertroosting discussiëren. Rieux zegt dat hij alleen geïnteresseerd is in de vertroosting die gebracht wordt door het verlichten van het menselijke lijden hier en nu, terwijl Paneloux vertroosting wil brengen door mensen te vertellen dat alle kwaad deel is van een goddelijk plan. Wat mij fascineert, is dat Camus de ideeën van Paneloux afwijst maar er ook heel ontvankelijk voor lijkt. Uiteindelijk laat hij de priester sterven terwijl hij het lijden van de mensen probeert te verlichten. Daarmee wil hij zeggen dat de discussie tussen religieuze en seculiere mensen over de aard van vertroosting er niet toe doet. Stop met ruziemaken, zegt hij, en help degenen die hulp nodig hebben. Vandaar dat ik Camus zo belangrijk vind, want al dat intellectuele gehakketak leidt uiteindelijk tot niets. We zijn er al vijfhonderd jaar mee bezig, terwijl we beter onze energie gestoken hadden in het verbeteren van het leven van de mensen om ons heen.

Is een wereld zonder verdriet en vertroosting denkbaar?

Ignatieff: Ik denk het niet, ook al droomde de jonge Karl Marx er in al zijn enthousiasme van. Het communisme zou niet alleen de honger en de armoede uit de wereld helpen, dacht hij, maar ook de bestaansreden van verdriet en bijgevolg ook die van vertroosting. Het marxisme was de meest verregaande poging om een werelds alternatief te bieden voor religieuze vertroosting. We hoeven niet op het paradijs te wachten tot na onze dood, zei Marx, we kunnen het hier op aarde verwezenlijken, door een rechtvaardige wereld te creëren, waarin troost overbodig is. Het was een volstrekt oprechte utopie, die hij baseerde op een theoretische superstructuur om ze niet alleen geloofwaardig maar ook historisch noodzakelijk te maken. Ik heb geen marxistisch botje in mijn lijf, maar ik vind het nog altijd een van de grootste intellectuele prestaties ooit. Het bleek een onhaalbare utopie, net zo onhaalbaar als al die andere utopieën die ons een leven zonder verdriet en vertroosting beloven.

Waar vinden we vandaag nog vertroosting?

Ignatieff: Alleszins niet in doctrinair denken over verlossing of vooruitgang, maar wel in mensen. Verlies geeft je een gevoel van eenzaamheid. Troost is ontdekken dat je toch niet alleen bent.

Hoe vind je troost voor het verdriet dat je voelt bij de klimaatverandering?

Ignatieff: Ik sta nogal sceptisch tegenover troost voor ons ecologisch pessimisme door middel van het vooruitgangsverhaal dat wetenschap en technologie het allemaal zullen oplossen. Uiteindelijk zal dat wel gebeuren, alleen gaat er weinig troost uit van die gedachte omdat ze te ideologisch klinkt. Waar je wel troost uit kunt putten, is uit de mensen die echt iets proberen te veranderen, door te protesteren, onze troep op te ruimen of onderzoek te doen naar manieren waarop we onze toekomst veilig kunnen stellen. Maar hou je ver weg van iedere ideologie, want dat is, zoals Greta Thunberg zou zeggen, alleen maar blablabla.

Michael Ignatieff

– 1947 geboren in Toronto

– 1969-1978 studie geschiedenis aan de universiteiten van Toronto, Harvard en Cambridge

– Doceerde aan Oxford en de London School of Economics

– Schreef voor The Observer en maakte programma’s voor de BBC, zoals het kunstprogramma The Late Show

– 2000 directeur van het Carr Center for Human Rights Policy

– 2016 rector van de Central European University in Boedapest. Is nu hoogleraar geschiedenis aan dezelfde universiteit

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content