Ludo Bekkers

Het geheim van André Rieu: Tomorrowland avant la lettre

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Klassieke musici laten zich al eens schamper uit over de repertoirekeuze en de muzikale performances van ‘de koning van de wals’. Ludo Bekkers is niettemin fan van André Rieu.

Je bent er wild van of je vindt het maar kitsch. Ondertussen hebben letterlijk miljoenen mensen in alle werelddelen een concert met het Johann Strauss orkest van de succesvolle violist en dirigent André Rieu bijgewoond en nog eens zoveel hebben de televisie-uitzendingen van hun optredens bekeken. De jaarlijkse traditionele openluchtconcerten die Rieu op het Vrijthof in zijn stad Maastricht geeft worden rechtstreeks op televisie uitgezonden, er worden videotapes van gemaakt en ze worden ook “en direct”, sinds 2011 in buitenlandse bioscoopzalen vertoond. De Britse krant The Guardian wist onlangs te vertellen dat dit jaar de projectie van het jongste concert in 460 Britse filmzalen 1,5 miljoen euro opbracht. Is dat nog te bevatten en waar ligt de sleutel van dit succes.

Dat was blijkbaar een studie waard en prof. em. Maaike Meijer, auteur van de veelgeprezen biografie van de dichteres Vasalis, Jac van den Boogaard cultuurhistoricus en Peter Peters, universitair docent, publiceerden onlangs een semi-wetenschappelijke studie over het fenomeen. Semi-wetenschappelijk omdat het weetjes en feiten, analyses en randinformatie met elkaar verweefd waardoor het een erg leesbaar en zelfs boeiend boek is geworden, enkele detailkwesties niet te na genomen. Rieu kan er alleen maar blij mee zijn en het past, op een ander niveau, perfect in zijn doorgedreven PR-politiek die fundamenteel deel uitmaakt van zijn succes en die hij zelf stevig in handen houdt.

Sollen met klassieke muziek

Want laten we nuchter blijven, het JSO (J. Strauss orkest) is geworden wat het is, niet uitsluitend door de PR maar ook door een uitgekiende programmatie van meeslepende en graag gehoorde muziek, een dosis show en vooral het handig en kundig bespelen van de emoties bij het publiek. En niet door de perfecte uitvoering van de partituren. Die is betwistbaar maar men moet al van goeden muzikalen huize zijn om daarop de vinger te kunnen leggen. Rieu solt met de “klassieke” muziek, min of meer bekende stukken wisselen af met kaskrakers uit het opera- en operetterepertoire en het Straussdepot. Bovendien worden sommige opussen vakkundig ingekort of bewerkt zodat ze nooit de kans krijgen te vervelen. Neem nu de Bolero van Ravel die van zeventien tot zeven minuten gereduceerd wordt zodat alleen de spannende overgangen en de intense momenten sneller naar het hoogtepunt groeien. Prof. Maaike Meijer wijdt er boeiende bladzijden aan. Je zou kunnen stellen dat Rieu een volksopvoeder is, hij wil de klassieke muziek dichter bij het volk brengen en mensen die er nooit zouden aan denken om een ticket te kopen voor een concert in een klassieke zaal in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag of Utrecht letterlijk met open armen te ontvangen op een open plein of een zaal (zoals het Sportpaleis in Antwerpen destijds). Zijn trukendoos is onuitputbaar en uitermate gevarieerd. Het decor waarin het concert zich afspeelt is nauwelijks minder geïnspireerd dan dat van Tomorrowland, de led-schermen die er in zijn geïntegreerd tonen vooraf opgenomen beelden en rechtstreekse shots uit het geëmotioneerde publiek. Het orkest zit niet verveeeld te wachten op de komst van de maestro maar die komt, viool in de hand, aan het hoofd van zijn falanx dwars door het publiek naar het podium. Een ander maar uitgekiend element zijn de korte aanspraakjes die Rieu van bij de aanvang tot het publiek richt. Zo maakt hij ze deelgenoot in het feest dat gaat beginnen. Steevast luidt zijn intro ongeveer zo : we zijn ontzettend blij dat we in XX zijn. Jullie zijn het beste publiek dat ik me in XX kan voorstellen. En dan barst de Radetzkymars los gevolgd door de Schöne Blaue Donau of een andere evergreen van Strauss en C°.

De knepen van een entertainer

Een ander belangrijk element is dat hij de locals op hun wensen bedient. Treedt hij in Glasgow op dan huurt hij een indrukwekkend ensemble van doedelzakspelers in, het Turks publiek in Istanbul krijgt hij op z’n hand met een plaatselijk ensemble volksmuzikanten die Turkse muziek vertolken die door de massa kan meegezongen worden. In Athene wordt uiteraard de Sirtaki gespeeld en gedanst zoals Zorba het heeft voor gedaan. En in Maastricht komen uiteraard alle nationale meezingers aan bod ondersteund door het bekende koor “Mastreechter Staar”, meer dan honderd koppen sterk. En dan mogen we uiteraard Wenen niet vergeten in een decor geïnspireerd door Schlosz Schönbrunn waar op een achterliggend podium jonge dansers in rok en baljurk, op de melodie van Strauss’ wereldberoemde Keizerswals, de herinnering aan het debutantenbal weer levend maken. Het zijn de knepen van een doorwinterd entertainer die zijn publiek naar z’n hand weet te zetten en er telkens een oorverdovend applaus voor terug krijgt. Met een vanzelfsprekende climax eindigt het concert maar steevast zijn er de toegiften die het publiek nog wilder van enthousiasme maken. Een van zijn weerkerende items is dat hij zijn toehoorders aanzet om naar huis te gaan. Het is tijd om slapen te gaan, gevolgd door een luid gebruld “Neen” in de diverse talen waar hij speelt. Einde van een onvergetelijke avond waarna de cd’ tjes (productie A.Rieu) als warme broodjes van de hand gaan.

Het geheim van André Rieu: Tomorrowland avant la lettre
© Belga

Tussen de muziekstukken spreekt de maestro ook met zijn publiek. Hij kondigt de solisten aan, altijd de vaste equipe van drie tenoren en een sopraan, en uiteraard de lokale groepen die uitgenodigd werden. En verder geeft hij een summiere uitleg over een werk dat misschien minder bekend is. Op die manier smeedt hij een specifieke relatie met zijn publiek en ontwikkelt een culturele verbondenheid met veelal mensen die nooit uit eigen beweging naar een klassiek concert zouden gaan luisteren.

Lesje in nederigheid

Maar is André Rieu ook een goede muzikant. Zijn vader was dirigent van het Limburgs Symphonie Orkest waar virtuozen als Herman Krebbers (soloviool bij het Concertgebouworkest), Yehudi Menuhin, Arthur Grumiaux, Leonid Kogan en David Oistrach als solisten optraden. André studeerde viool aan de conservatoria van Luik en Maastricht om te eindigen in Brussel bij de uitstekende virtuoos André Gertler. Op zijn eindexamen vertolkte hij, met enig succes het vioolconcerto van Bela Bartok, geen klein bier. Terug thuis kon hij – lesje in nederigheid – van zijn vader plaatsnemen op de laatste rijen van de vioolsectie in het orkest. Dertien jaar hield hij het daar vol maar hij had ondertussen wel alle grote werken van het symfonisch repertoire leren kennen. Daarna begon hij met een klein salonorkest dat optrad in bejaardentehuizen en kleine cultuurcentra en zo stak hij de grens over van de klassiekers naar de populaire muziek.

Ambitieus als hij was brak hij uit die beperkende cocon en richtte het Johann Strauss Orkest (JSO) op zoals we het nu nog kennen. Een middelgroot ensemble van zowat vijftig musici die zo bekwaam zijn dat ze geen uitgeschreven partituur hoeven maar met een piano partij verder kunnen. Hun samenspel ontstaat op de repetities en door hun jarenlange ervaring zijn nieuwe stukken geen hinderpaal meer. Bovendien werden ze geselecteerd om collegiaal en sociaal te kunnen samenwerken. Het is ondertussen een wilde maar gecontroleerde bende dames en heren geworden die muzikaal alles onder controle hebben zodat ze zich, tijdens een concert meer dan één grapje kunnen veroorloven. Let maar eens op de klarinettiste Manoe Konings, op de eerste rij vooraan, die niet kan nalaten om met gebaren en mimiek te dialogeren met de maestro of een solist.

Intellectuele verstrooiing

Rieu, die nu aan het hoofd staat van een heuse grootschalige onderneming, samen met zijn echtgenote en zijn zoon, laat niets aan het toeval over. Geleerd door ervaring organiseert het bedrijf de reizen zelf met een eigen équipe, heeft een eigen decoratelier en kostuumafdeling (drie sets voor de dames en heren met eigen naaisters en droogkuisafdeling) en ook de afspraken met de plaatselijke organisatoren worden in eigen beheer geregeld. Alles heeft hij onder controle en de problemen lost hij met zelfverzekerdheid op. Het orkest en het programma blijven echter hoofdzaak. Zegt hij: “Ik streef er bij mijn concerten naar mensen een avond lang onbezorgd te laten genieten, zodat ze naar huis gaan met het idee dat het leven nog zo gek niet is … Het plezier in het samen musiceren dat is werkelijk het allerbelangrijkst. En als iemand te kennen geeft troost te vinden in mijn muziek beschouw ik dat als een groot compliment.” Rieus’ filosofie wordt hem niet door iedereen in dank afgenomen en klassieke musici laten zich al eens schamper uit over zijn repertoirekeuze en over de muzikale performances van “de koning van de wals”. Dat schrijnt wel maar “het enige wat ik doe is de drempel die veel mensen voelen als het om klassieke muziek gaat, wat verlagen”.

Dit boek legt het allemaal in het lang en breed uit, zoals gezegd, semi-wetenschappelijk maar dat is niet denigrerend bedoeld. Eerder als een omschrijving om de gemiddelde cultuurliefhebber in deze vakantieperiode wat intellectuele verstrooiing aan te bevelen die én verfrissend én informatief is.

Ludo Bekkers

“Rieu, maestro zonder grenzen”, Maaike Meijer, Jac van den Boogaerd, Peter Peters. Uitg. Thomas Rap, Amsterdam. ISBN 978 94 004 0090 0

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content