Vrije Tribune

‘Het begrip ‘Afrikaanse letterkunde’ wordt steeds vloeibaarder in deze tijden van globalisering’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘In het publieke debat over de dekolonisering zoals het momenteel gevoerd wordt in België, mis ik Afrika’, schrijft professor Inge Brinkman (UGent).

Hail to your shroud, its glory beyond all glory,

and your tomb, a refuge for all who seek it there.

Walatta Petros, crystal vessel, bowl for faith’s ointment,

pour clemency’s fountain that your sheep may drink

when the heat of hellfire blazes near.

Het is 1672, het jaar waarin Walatta Petros komt te overlijden. Deze vrouw stond op dat moment aan het hoofd van een religieuze beweging, om op vreedzame wijze te protesteren tegen de manier waarop Europese Jezuïeten de Christelijke kerk in Ethiopië probeerden te veranderen. Na haar dood componeerden haar discipelen een gedenkboek, geschreven in het Ge’ez en recentelijk in het Engels vertaald. Het bovenstaande is een fragment uit dit prachtige gedicht.

Dit fragment namen we op in het onlangs gepubliceerde boek Afrikaanse Letterkunde. Tradities, genres, auteurs en ontwikkelingen. Het boek is een bewuste poging om de onmetelijke rijkdom en diversiteit van de Afrikaanse letterkunde in kaart te brengen. Het staat vol schitterende spreekwoorden, grappige mondelinge vertellingen, en indrukwekkende mythen. We bespreken eeuwenoude schriftculturen, populaire toneelbewerkingen van bekende Bijbelverhalen en Griekse klassiekers, felle antikoloniale poëzie, literatuur geschreven in verschillende Afrikaanse talen, romans over de ervaringen van Afrikaanse migranten in Europa en flitsende Afrikaanse internetliteratuur. We worstelen met de vraag wat precies onder Afrikaanse letterkunde valt: we noemen voorbeelden uit Noord-Afrika, maar stellen tegelijk ook dat de grenzen van het concept ‘Afrikaanse letterkunde’ steeds vloeibaarder worden in deze tijden van globalisering.

Het begrip ‘Afrikaanse letterkunde’ wordt steeds vloeibaarder in deze tijden van globalisering.

Het boek is meer dan alleen maar aardig of interessant. In het dekoloniseringsdebat dat op dit moment in België plaatsvindt, staan het koloniale verleden en de erfenis daarvan centraal. Natuurlijk is het cruciaal om aandacht te besteden aan historische structuren van fundamentele ongelijkheid, zoals kolonialisme, slavernij en apartheid. Zoals Amandine Lauro en Benoit Henriet aangeven: de kennis daaromtrent is voorhanden. Daarbij is het niet meer dan een elementaire vorm van beleefdheid dat België verontschuldigingen aanbiedt voor gemaakte fouten, ongeacht of de benadeelde daar om vraagt. Niet vanuit een schuld-, maar vanuit een rechtvaardigheidsgevoel. Natuurlijk geven we gestolen goederen netjes terug aan de rechtmatige eigenaren: wie wil er nu musea openhouden op basis van criminele activiteiten? Dat impliceert inderdaad een complex debat over de precieze definitie van ‘gestolen goederen’ en ‘rechtmatige eigenaren’, maar het lijkt me niet getuigen van veel verantwoordelijkheidszin om dat debat vanwege die complexiteit dan maar uit de weg te gaan.

En ja, natuurlijk moeten we analyseren hoe de erfenis van het kolonialisme doorwerkt in onze huidige samenlevingen. Niet alleen discriminatie en racisme, stereotiepe beeldvorming en generalisaties ten aanzien van Afrika en Afrikanen vormen een immens probleem, maar ook de wereldwijde politieke, economische en sociale ongelijkheden hangen op zijn minst deels samen met het koloniale verleden. Ook dat is al uitvoerig bestudeerd: het is eerder zaak dat men zich daar eindelijk rekenschap van geeft.

Maar in het publieke debat over de dekolonisering zoals het momenteel gevoerd wordt in België, mis ik Afrika. Alles lijkt te draaien om België: het Belgische koloniale verleden, Belgische beeldvorming over Afrika, racisme in België. Dat is – zoals gezegd – een belangrijke stap, maar dekoloniseren betekent voor mij uiteindelijk juist minder aandacht voor ‘België’.

De discussie over het Belgische koloniale verleden is belangrijk, maar moet sowieso gevoerd worden als Afrikaanse geschiedenis. Een Eurocentrische benadering belicht misschien de koloniale ideologie, maar nooit de koloniale praktijk. Die werd immers vorm gegeven in een complexe interactie tussen kolonisatoren en gekoloniseerden. Bovendien veronderstelt dekolonisering ook juist het doorbreken van het Eurocentristische denken. Ook als het niet gaat om het ophemelen van de ‘eigen’ geschiedenis, maar juist om het tegenovergestelde, is er nog altijd sprake van een nadruk op dat wat ‘Belgisch’ is.

Het is minstens zo belangrijk om Afrika centraal te stellen: Afrikaanse culturen, geschiedenis, talen, literaire genres, kunstvormen, enz. eindelijk op hun waarde te schatten en in al hun waardigheid naar voren brengen. We kunnen het koloniale, racistische en stereotyperende denken proberen te beëindigen door luid te roepen hoe koloniaal, racistisch en stereotyperend ‘we’ wel niet waren en zijn. We kunnen het ook doen door de nadruk te verleggen naar Afrika (of andere delen van de wereld die tot nu toe onderbelicht zijn in het Belgische onderwijs, media, publieke debat, enz.) en op die manier de navelstaarderij te doorbreken.

Het is niet onlogisch dat er in België relatief veel aandacht is voor ‘België’. Het getuigt ook van bescheidenheid en inzicht om na te denken over het perspectief en de achtergrond die meespelen als we onze interpretatiekaders inzetten. Zoals we in Afrikaanse Letterkunde stellen: ‘Beschaving houdt het vermogen in tot zelfkritiek’. Het is daarom inderdaad te betreuren dat er geen evenwicht is in de academische wereld op het vlak van kleur en gender, en bijna alle colleges – ook die over koloniale geschiedenis – gedoceerd worden door ‘witte en mannelijke professoren’.

Maar dekolonisering verloopt bij uitstek niet langs de lijnen van kleur, gender, leeftijd, enz. (nog afgezien van het feit dat er ook ‘dekoloniale’ witte mannen zijn en, pakweg, zwarte vrouwen die juist redeneren vanuit een koloniaal perspectief). Dekolonisering houdt juist in dat we de openheid kunnen opbrengen om ons in te leven in andere perspectieven en daarmee ons eigen perspectief in vraag stellen, vergroten en durven bijstellen.

Literatuur biedt een goede mogelijkheid daartoe; auteurs of performers bieden immers sowieso een ander perspectief dan dat van de lezer of toehoorder. Literatuur vormt daarbij geen rechtstreekse spiegel van de samenleving, maar een reflectie op de samenleving. Kennis nemen van die reflecties dient dan niet om het anders-zijn te benadrukken in een exotiserende lezing, maar juist om ons als mensen in staat te stellen om het hokjesdenken te doorbreken en de categorie ‘wij’ steeds inclusiever te maken. De Amerikaanse filosoof Richard Rorty (Contingency, Irony, and Solidarity 1989) wees er op dat menselijke solidariteit voor een groot deel afhangt van ons vermogen om een zo expansief mogelijke idee van ‘wij’ te creëren; literatuur kan daarbij helpen.

Inge Brinkman is als professor verbonden aan de vakgroep Afrikaanse talen en culturen van de Universiteit Gent. Samen met Mineke Schipper en Daniela Merolla schreef ze het boek, Afrikaanse Letterkunde. Tradities, genres, auteurs en ontwikkelingen (Amsterdam University Press 2019), dat in september verschijnt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content