Herta Müller – De koning buigt, de koning moordt

In haar recente essaybundel De koning buigt, de koning moordt schrijft Herta Müller over haar zenuwslopende leven in de Roemeense dictatuur. Behalve boeiend zijn Müllers teksten ook problematisch.

Herta Müller – De koning buigt, de koning moordt

Vertaald door Ria van Hengel

Uitgeverij: De Geus

Aantal pagina’s: 185

Prijs: 19,90 euro

ISBN: 978 90 445 1684 5

Herta Müllers essaybundel is een boek vol tegenstrijdigheden. Natuurlijk ligt dat ook aan het moeilijke leven dat de schrijfster tot 1987 (toen ze naar West-Berlijn emigreerde) in Banaat, het Duitstalige deel van Roemenië, heeft geleid. Dat de Duitse bevolking in het naoorlogse Roemenië door de communistische machthebbers in Boekarest werd gewantrouwd, spreekt vanzelf.

Maar ook de schrijfster, die de marxistische ideologie verafschuwt, plaatst in haar essays heel wat vraagtekens bij de levensstijl van haar ouders, die ze in haar jeugd de hele tijd scherp heeft geobserveerd: ‘En als mijn vader op zijn schoenen spuugde dacht ik: dat heeft hij bij de nazi’s geleerd; juist de gedachteloze kleinigheden maken het duidelijkst zichtbaar dat er een ss-soldaat in hem zit.’

De moeder van Herta Müller zat na de oorlog vijf jaar in een sovjetkamp. Haar vader, die vrachtwagenchauffeur werd, gaf zich over aan de alcohol. Aan de manier waarop haar moeder haar haar kamde, reconstrueerde Herta Müller de staat van vaders dronkenschap: ‘De scheiding en de vlechten zitten erg scheef, mijn hoofd ziet er als het ware geplet uit, mijn gezicht verschoven. Dat betekent dat mijn vader de avond daarvoor straalbezopen was geweest – mijn moeder huilde bij het kammen.’

Schrijven maakte het leven van Herta Müller er niet beter op. Toen ze in 1982 in Boekarest debuteerde met de verhalenbundel Niederungen, werd het spuug op een andere manier haar deel: ‘De dorpsmensen spuugden mij na mijn eerste boek in mijn gezicht als ze mij in de stad op straat tegenkwamen – het dorp durfde ik niet meer in.’ De dorpelingen, die zich in de personages uit Müllers verhalen meenden te herkennen, verweten de schrijfster dat ze het eigen nest had bevuild.

Het leven van Herta Müller werd beheerst door gespannen zenuwen en een vorm van paranoia die ook veroorzaakt werd door de praktijken van de Securitate, zoals de Roemeense geheime dienst onder dictator Nicolai Ceausescu werd genoemd. In het essay ‘Eenmaal grijpen, tweemaal loslaten’ (2000) vertelt Herta Müller over de moeilijkheden die ze begin jaren tachtig ondervond om Niederungen in Duitsland gepubliceerd te krijgen.

Op weg naar de Duitse uitgever die clandestien naar Boekarest was gekomen, werd ze in het station van Timisoara opgewacht door twee agenten van de Securitate: ‘De twee mannen in de stationshal waren van de geheime dienst, heel precies op de hoogte van wat ik in Boekarest van plan was (sic). Ze wilden het manuscript in beslag nemen. Maar dat zat niet in mijn tas, het was allang in Boekarest. Een vriend had het de dag daarvoor ongehinderd in de nachttrein meegenomen. In mijn tas zaten ergere dingen: brieven voor Amnesty International, namen van gedetineerden. In die tas zaten enkele jaren gevangenis niet alleen voor mij, ook voor mensen die mij vertrouwden. De twee mannen deelden mij mee dat deze reis niet doorging, hoogstens naar de duivel kon ik reizen.’

Maar als de agenten van de geheime dienst zo goed wisten wat ze bij Herta Müller moesten zoeken, waarom doorzochten ze dan de inhoud van haar tas niet? Waarom namen ze die tas niet in beslag? Waarom nam Müller zo veel risico’s, als ze wist dat ze werd geviseerd? Zo zijn er wel meer episodes die je het hoofd doen schudden. Dat komt vooral omdat Herta Müller erg elliptisch schrijft over gebeurtenissen die meer helderheid verlangen.

In 2006 werd de Duits-Roemeense dichter Oskar Pastior (1927-2006) postuum met de prestigieuze Georg Büchnerprijs (2006) bekroond. Pastior was Herta Müllers beste vriend. Hij had haar het materiaal bezorgd voor Ademschommel, haar laatste roman. Recentelijk lekte uit dat Pastior gedurende zeven jaar (1961-1968) een informant van de Securitate is geweest. Dat nieuws sloeg in als een bom, want nu had de gehate geheime dienst het gezicht van een verraden vriendschap aangenomen.

Tegen haar gewoonte in bepleitte Herta Müller echter verzachtende omstandigheden voor Pastior: ‘Niemand heeft ooit vrijwillig toegegeven dat hij informant was.’ Deze ‘anekdote’ is als een postscriptum bij een verleden dat, zoals uit de hele bundel blijkt, maar niet tot rust kan komen.

Piet de Moor

Partner Content