Filosoof Ignaas Devisch stelt empathie in de maatschappij in vraag

© Belga Image
Peter Casteels

Er is te veel empathie in onze samenleving. Dat is de stelling die filosoof en ethicus Ignaas Devisch in zijn nieuwe boek hard probeert te maken.

Herinnert u zich Parwais Sangari nog? De jongen werd in 2012 naar Afghanistan teruggestuurd door Maggie De Block, waarmee ze lijnrecht inging tegen de wil van de publieke opinie. Tot op de dag van zijn uitzetting werd er geprotesteerd tegen de beslissing van De Block, of toch van haar administratie. Waarom zo’n ophef over het lot van één vluchteling? De jongen was perfect geïntegreerd. Hij sprak Nederlands, had een opleiding tot lasser gevolgd en voerde daarmee zelfs een knelpuntberoep uit. Het was voor veel Vlamingen niet heel erg moeilijk om empathie te voelen voor Parwais, ook al schreven de rechtsregels voor dat hij moest vertrekken. Wat er gebeurde met andere Afghaanse jongens die zonder job zaten in België en er nog niet in waren geslaagd Nederlands te leren, kon niemand veel schelen. Hun namen haalden nooit de krant.

Devisch heeft zijn verdediging van de sociale zekerheid min of meer opgeschreven als een kritiek op Gwendolyn Rutten.

Het is een voorbeeld dat filosoof, columnist en graag geziene televisiegast Ignaas Devisch helaas niet behandelt in Het empathisch teveel, dus wat de professor van de UGent er precies van denkt, kunnen we niet zeggen. Maar het past perfect in de willekeur van medeleven en empathie waarvoor hij wil waarschuwen. Waarom krijgt de geboorte van een panda meer aandacht dan de dood van anonieme drenkelingen in de Middellandse Zee? En waarom leven we pas mee met een patiëntje dat dure geneesmiddelen nodig heeft als de farmaceutische industrie er achter de rug van de ouders een marketingcampagne rond opzet, zoals bij de jonge Viktor in 2013? Pas als we het gevoel hebben een slachtoffer goed te kennen – uit onze omgeving, of uit de media – en we ook denken echt te kunnen helpen, voelen mensen empathie. Iedereen die niet met een foto maar als anonieme statistiek in de krant staat, kan het vergeten. Ook de criminelen die Theo Francken dezer dagen met bosjes uitzet, hoeven niet te rekenen op veel medeleven in Vlaamse huiskamers. Hun toekomst is nochtans vaak even somber als die van Parwais.

Iedereen die hulp kan gebruiken, heeft ondertussen door dat mensen pas willen doneren als ze empathie voelen. Er komen dus steeds meer ngo’s en goede doelen bij die meedingen naar het medeleven en de bijbehorende cheques van het grote publiek. Niet alleen in Vlaanderen wordt van alle mogelijke problemen een goed doel gemaakt. Dankzij de ‘morele globalisering’ kunnen we vandaag meeleven met het leed dat over de hele wereld wordt aangericht. Het gevolg? Devisch is het absoluut niet eens met de mantra dat onze samenleving harder is geworden. Hij merkt op dat al die goede doelen ook steeds succesvoller worden. In 2013 zei iets meer dan de helft van alle Belgen geld te geven aan een goed doel, in 2017 waren dat er al twee op de drie.

Devisch kan er moeilijk iets tegen hebben, maar hij schetst de schaduwzijde van dat empathische teveel. Het zijn zeker niet altijd de meest hulpbehoevenden die erdoor worden geholpen, laat staan dat het een structurele oplossing zou bieden voor eender welk probleem. Ergo: empathie is nergens goed voor. Het is een op het eerste gezicht prikkelende stelling, hoewel bij het lezen van Het empathisch teveel meteen duidelijk wordt dat dat ook wel weer meevalt. Devisch is niet de eerste die ons waarschuwt voor de willekeur van onze sentimenten, hij is zelfs niet de eerste die een boek tegen empathie schreef. Vorig jaar nog publiceerde de Canadees-Amerikaanse psycholoog Paul Bloom Against Empathy, een boek waar Devisch uitvoerig uit citeert.

Grillen van het publiek

Heeft Rutten niet een punt? Heeft de diverse, multiculturele samenleving er niet toe geleid dat die solidariteitsmechanismen onder druk kwamen te staan?

Interessanter dan een afrekening met empathie is evenwel de vraag wat we daar dan voor in de plaats kunnen stellen. Devisch houdt een pleidooi voor onpersoonlijke rechtvaardigheid en solidariteit. De overheid moet hulp voor mensen niet overlaten aan de oprispingen en grillen van het publiek, zoals met De Warmste Week van Studio Brussel. Nee, ze moet een aantal rechtvaardige en objectieve criteria hanteren om te bepalen met welke mensen wij solidair zijn. Het resultaat daarvan is, onder andere, de sociale zekerheid. Devisch heeft zijn verdediging daarvan min of meer opgeschreven als een kritiek op Gwendolyn Rutten. De Open VLD-voorzitster brak in De geëngageerde burger (2013) een lans voor spontane solidariteit, die ervoor zorgt dat mensen uit zichzelf initiatieven opzetten om elkaar te helpen. ‘Bovendien weten we ook niet meer met wie we solidair zijn’, schreef Rutten in haar pamflet tegen de sociale zekerheid. ‘Wie bijdraagt, vervreemdt van wie ontvangt. […] De anonieme Waal, Griek of vreemdeling. De kracht van empathie ligt evenwel bij vertrouwen, herkenning, en het ervaren van een wij-gevoel. Daarin is geen plaats voor een kille wij/zij-opdeling. Het hoeft niet te verwonderen dat wantrouwen en ongenoegen de plaats zijn gaan innemen van vertrouwen en engagement.’

Devisch doet Ruttens redenering af als een ‘drogreden’. Ze verwart empathie met het verzekeringsprincipe dat in de sociale zekerheid besloten ligt. ‘De ontvanger hoeft de gever niet persoonlijk te bedanken, en de gever hoeft zich niet op de borst te kloppen. Iedereen geeft omdat iedereen ook potentieel ontvangt’, schrijft Devisch. Hij heeft het over ‘werkbare onverschilligheid’: we hoeven ons dan individueel niet over iedereen te bekommeren, terwijl mensen die hulp nodig hebben toch geholpen worden. Het zijn de klassieke voordelen van de sociale zekerheid. Maar heeft Rutten niet een punt? Heeft de diverse, multiculturele samenleving er niet toe geleid dat die solidariteitsmechanismen onder druk kwamen te staan? Heeft de eurocrisis niet bewezen dat er maar weinig animo in de rest van Europa was om werkelijk solidair te zijn met de Grieken? De sociale zekerheid in België is nog altijd een indrukwekkende herverdelingsmachine, maar de meeste middelen komen uiteindelijk weer bij de middenklasse terecht. Ook de regering-Michel zal er niet in slagen de laagste uitkeringen boven de armoedegrens te tillen – dat zijn, ten slotte, anonieme statistieken.

Wij-gevoel

Het is moeilijk om níét te zien hoe wantrouwen en ongenoegen op vele plekken de plaats hebben ingenomen van vertrouwen en engagement. De discussies die politici nu al jaren voeren over (besparingen in) de sociale zekerheid, zijn ervan doordrenkt: controles moeten strikter, voordelen ingeperkt en mensen vooral aangejaagd. In theorie zijn de voordelen van de sociale zekerheid boven een systeem van empathische caritas evident – ook Gwendolyn Rutten zal er bij aandringen waarschijnlijk niet voor pleiten om de hele verzorgingsstaat te slopen. Maar in de praktijk kan die verzorgingsstaat op steeds minder steun rekenen. De onverschilligheid die Devisch bejubelt, zorgt ervoor dat de sociale zekerheid uitgehold raakt. Blijkbaar moeten mensen toch een zekere lotsverbondenheid of een wij-gevoel met elkaar delen vooraleer ze samen een sociaal verzekeringssysteem willen opzetten. De vragen die Rutten daarover stelt, zijn pertinenter dan de antwoorden die Devisch haar geeft. Zijn argumenten zullen niemand die twijfelt aan de deugdelijkheid van onze sociale zekerheid weten te overtuigen.

Het empathisch teveel wordt donderdag 26 oktober in de Vooruit in Gent voorgesteld. Het boek verschijnt bij De Bezige Bij.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content