Review | Boeken

Ferdinand van Schirach pleit voor trage wetgeving ver buiten de schijnwerpers

Ferdinand von Schirach is niet alleen een knappe thrillerschrijver maar ook een bevlogen essayist. © YouTube
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

De essays van jurist-thrillerauteur Ferdinand von Schirach – kleinzoon van de legendarische nazileider Baldur von Schirach – zijn verplichte lectuur voor de “bottinnekes van Antwerpen” en al wie zich ergert aan onze slordige, overijverige en publiciteitsgeile rechtsstaat.

Ik kan de “bottinnekes” van Antwerpen de lectuur van Ferdinand von Schirachs ‘Waardigheid is kwetsbaar ‘(De Arbeiderspers) met aandrang aanbevelen. In plaats van zich te weren als een duivel in het wijwatervat; in plaats van te ontkennen dat er iets is foutgelopen met de dramatische aanpak van de verwarde en gedrogeerde Jonathan Jacob in Mortsel; in plaats van zich te verschuilen achter een opdracht van hogerhand, en alle trucjes van het gerechtelijk filibusteren uit te putten, was enige zelfbeschouwing op zijn plaats geweest. “Onopzettelijke doding” (en voor de psychiatrische instelling “schuldig verzuim”) is en blijft een maatschappelijk misdrijf. En de belangrijkste reden voor de veroordeling wordt over het hoofd gezien: de aantasting van de waardigheid van een individu. Dat is dubbel zo erg als ze na de bevestiging van hun veroordeling herhalen: “We zouden net hetzelfde doen”. Koppig ontkennen. De uitwissing van hun misstap is nochtans in het recht besloten. Na de straf is genoegdoening bereikt, de rechtsorde is hersteld, en de overtreder wordt opnieuw als volwaardige burger opgenomen in de samenleving.

Grootvader Baldur

Straf en schuld zijn met andere woorden niet overdraagbaar. Wat bijbel en culturen met eerwraak ook mogen verkondigen, alleen het individu leeft met zijn rechten en plichten en geweten en straf. Von Schirach bewijst met zijn eigen afkomst de juistheid van die visie. Zijn grootvader was Baldur Von Schirach, de “Reichsjugendführer”. Het korte essay (van de 13 opgenomen teksten) heet niet voor niets “Je bent wie je bent. Waarom ik geen antwoorden kan geven op vragen over mijn grootvader”. De man is voor hem onvatbaar en dus ook onpeilbaar, al hebben honderden anderen zijn rol en zijn naziverleden indringend, dieptespychologisch, of maatschappelijk uitgediept. Maar “ik kan geen antwoorden geven. Ik kende hem niet, ik kon hem niets vragen, ik begrijp hem niet”. Net daarom deze eenmalige tekst over de onmogelijke communikatie. Er is geen “erfschuld”, “elke mens heeft recht op zijn eigen biografie”.

Waardigheid

Ferdinand van Schirach pleit voor trage wetgeving ver buiten de schijnwerpers
© GF

Ferdinand von Schirach verdedigt met verve de zinvolheid van een dergelijke aanpak. “Zijn schuld is afgelost, de straf verzoent hem met de maatschappij. Daarna is hij vrij, hij heeft dezelfde rechten als ieder ander”. De advokaten van de verdediging zal hij niets aanwrijven. Want “de advocaat is partij. (…) Hij moet de tegenspeler van de rechtbank zijn”. Als hij daarin tekortschiet is hij medeschuldig. Von Schirach toont zijn stelling aan met het proces tegen de geldbeluste kindermoordenaar Magnus Gäfgen. Hij neemt iedereen op de korrel die Gäfgen geen eerlijke behandeling heeft gegeven: de rechter, de advokaat, de politie. Vooral die laatste schoot tekort omdat zij de dader tot bekentenissen dwong door te dreigen met marteling. Von Schirach is daar onbuigzaam in: “De agent die kiest voor marteling moet streng bestraft worden (…) Het is niet niks als de staat zelf en zijn dienaren de wet overtreden”. Marteling is maar de ultieme vorm van geweld, en iedereen, ook de brutaalste moordenaar, heeft recht op menselijk respect. Want “misdadigers hebben geen lobby”, alleen een bloeddorstige meute die wraak wil, het gesundes Volksempfinden. “Waardigheid is niet iets wat verleend kan worden evenmin als ze kan worden afgepakt”.

De grondslagen van de rechtsstaat zijn onaantastbaar, dat is het uitgangspunt. Daarom waarschuwt Von Schirach voor de slordigheid waarmee die principes worden omgebogen door de wetgever, door de rechters, door de ordediensten, door de psychiaters, door de media, door de massa. Hij is des duivels als hij ziet hoe steeds meer strafwetten met terugwerkende kracht worden ingevoerd, hoe de zogenaamde terbeschikkingstelling een aanfluiting vormt van elk rechtvaardigheidsgevoel. Een rabiaat voorbeeld is de manier waarop de voorzitter van de nationaalsocialistische rechtbank voor hoog- en landverraad Roland Freisler de wetten plooide. De “beul op de hoogste rechterstoel”. Zo liet hij twee broers terechtstellen, hoewel de ene alleen wegversperringen had aangebracht. “Freisler zorgde voor een wet met terugwerkende kracht” waardoor “het plaatsen van wegversperringen onder de doodstraf viel”. Het is opvallend hoe de ministers van justitie en van financiën zich ook vandaag laten gaan in die verfoeilijke ad hoc maatregelen. (En omgekeerd, hoe rijken zich kunnen vrijkopen van straf). “Broddelwerk”.

Trage wetgeving

Daarom breekt Von Schirach een lans voor trage wetgeving – een kritiek die ook de Belgische staat best ter harte zou nemen. De afschaffing van de reflectiekamer (de senaat), die zich steevast boog over de toepasbaarheid van wetten, de aftoetsing aan andere wetten, en de overeenstemming met de richtlijnen van de grondwet, heeft alleen tot broddelwerk geleid. Instant karma. Snelrecht. Gasboetes. Paniekwetten. Slordige en onleesbare teksten. “Met constructies die steeds ingewikkelder worden, proberen regeringen vandaag de dag de volkomen heldere uitspraak over de gelijkwaardigheid van de mensen te omzeilen”. Ook de pers mag haar borst natmaken. Dirk Voorhoof heeft onlangs in De Journalist de stelselmatige ondermijning van de vrijheid van meningsuiting in onze demokratieën aangetoond.

Het meest pregnante geval wordt de jongste tijd aangeleverd door de vluchtelingenkrisis. Er is gesold met mensen en wetten, maar over de hoge principes van het Verlichtingsideaal wordt als vermoord gezwegen. Helemaal in de lijn van de liberaal Von Schirach heeft de kommunist Jan Blommaert in een opiniestuk in De Wereld Morgen de vinger op de wonde gelegd. Hij klaagt “De informalisering van de rechtsstaat” aan. “Ook ‘stoute’ asielzoekers hebben rechten”. De reaktie van onze regeringen op de aanslagen in Parijs of op de al dan niet vermeende aanranding van vrouwen in Keulen, bij voorbeeld, negeert straal het gelijkheidsbeginsel. “Het beginsel zorgde ervoor dat prins, paus of pauper allemaal even strafbaar werden voor het zelfde vergrijp, allemaal een even grondig en onbevooroordeeld onderzoek zouden krijgen, en allemaal dezelfde strafmaat konden krijgen wanneer de strafbare feiten bewezen waren. Het is dit beginsel dat onze samenlevingen seculier maakte. Het beginsel moet rigoureus worden toegepast: ook de grootste schoft is onschuldig tot wanneer een rechtbank hem schuldig bevindt”. Quod non.

Ultieme rechtsvraag

Bij Von Schirach verluidt het in zijn openingsstuk: “Waarom terrorisme bepalend is voor de democratie”. De moord op Osama bin Laden – want dat was het – stelt de ultieme rechtsvraag: “Mag een enkele man of een regering werkelijk als aanklager, verdediger en rechter in één persoon beslissen wie leeft en wie sterft ?” Het volkenrecht zegt onomwonden nee. Het is de aanmatiging van Frankenstein om te oordelen over leven en dood, het is de droom van Faust om alle menselijke processen te beheersen. In die zin is Faust altijd misbegrepen. Het gaat niet om hubris, om hebzucht, om arrogantie. Het gaat niet om de ziel van de mens. Het gaat om het inleveren van het vrije denken. Het gaat om het opgeven van het vermogen zich te bedenken. Het gaat om het eenzijdige antwoord op de enige uitdaging die de mens tot mens maakt: verveling.

Toch is het zichzelf leeg maken of vinden de bron van alle inspiratie. Met instemming citeert Von Schirach in het sluitstuk, een terugblik op zijn jeugd in een jezuïeteninternaat, Vladimir Nabokov. “Nabokov zegt dat kinderen zich moeten vervelen, daaruit komt alles voort”. Zo gaat het, mutatis mutandis, ook met de rechtspraak, die maar één opdracht heeft: de gelijkheid en de waardigheid van elke mens behartigen en verzekeren. En niet tornen aan het individuele recht van eenieder. Zelfs als we die burger voor zijn eigen goed willen beschermen. Het obligaat vermelden van de hulplijn bij zelfmoord in het nieuws. De kamera-epidemie. Het blauwe vingertje om niet te drinken (en de drakonische straffen die daarbij horen). De suikertaks. De BTW (de Vlamingen zijn voor minder in opstand gekomen tegen Filips II, tegen de “tiende penning”). De verplichting tot darmkankeronderzoek. Of hartkontroles bij voetballertjes. Het rookverbod in stations. In openbare plaatsen. In kafees. Straks ook in de wagen. De betutteling in het algemeen. Von Schirach pakt dat machtsmisbruik van de overheid, net als Willem Frederik Hermans in De Laatste Roker, aan met de tabakswrevel van de gezondheidsfreaks (net zoals de regering nog maar durft te overwegen dat “ongezond leven” moet bestraft worden met ontzegging van een stuk sociale zekerheid; de idee alleen al ruikt naar pure tirannie).

“Schone Mensen, Schone Lucht” heet het nogal cynische stuk dat de inperking van persoonlijke keuzes tot schietschijf maakt. Zijn ontleding van het populisme waarmee de “Ecodemokraat” Sebastian Frankenberger een “volkspetionnement” in Beieren afdwong (23 % tegen roken, zo blijkt), neemt pijnlijk hilarische vormen aan. Frankenberger die over zichzelf in de derde persoon praat, en zichzelf toeschrijft dat hij een “lichtkogel is die gewoon energie uitstraalt” en mensen wil doen “reflekteren”, het is ongezien sinds de missionarissen een onderdrukkende utopie in Paraguay uitbouwden of sedert imams dezer dagen kwistig met fatwa’s en onthoofdingen zwaaien. Terecht grijpt Von Schirach terug naar de gruwelijkste uitwassen van het Derde Rijk, dat gezondheid tot persoonlijke plicht maakte (en er naar handelde door uitgehongerde joden, zwakzinnigen en gebrekkigen om te brengen).

Reine Luft

De Pruisische deugd van verdraagzaamheid ging verloren, treurt Von Schirach. “In het Derde Rijk hielden het antirooktijdschrift Reine Luft” (ironisch genoeg een pervertering van Kants Reine Vernunft), zijn opvolger Die Tabaksfrage en andere publicaties het roken voor alles verantwoordelijk: voor brandstichting, voor diefstal en zelfs voor moord”. Want roken was liberaal, ontaard (een Ariër rookt niet, dat was de wraak van de roodhuid tegen de blanke man die hem met alkohol had vergiftigd, zo peinsde Hitler), seksueel verdorven, bandeloos, jazzgebonden en onhygiënisch. Klopt natuurlijk. “Churchill, Stalin en Roosevelt waren rokers”. Von Schirach wordt bijna giftig, hier staat de Nieuwe Schone Wereld voor de deur, nog tirannieker dan Aldous Huxley’s Brave New World. We mogen alleen nog denken zoals ons wordt voorgeschreven, door google en apple, ze bannen zowaar naakte vrouwen uit Bild. En eindelijk zal er seks komen zonder die vieze lichamelijke uitwisseling van sappen. “Dat doen we allemaal vrijwillig, we eisen dat zulke wetten uitgevaardigd worden; we vinden dat dit beter is voor ons allemaal”. ‘We’ is de pluralis majestatis van een ontspoorde overheid.

Irrationele kankers

Alleen staat al die hysterie niet in de bedachtzame grondwetsartikelen. Von Schirachs bespiegelingen bieden daarom een zeldzaam redzame weerbaarheid tegen de bevliegingen van een zelfbenoemde elite, en een kortzichtige maatschappij die zichzelf overlevert aan irrationele kankers: de kanker van bevelen, de kanker van opgelegde gedragingen, de kanker van populisme, de kanker van onberedeneerde opvulling van de verveling, de kanker van ongelijkheid. Nochtans hadden zelfs de christenen dat ooit door. De “vrije wil” heette dat toen.

Niets te zoeken in de publiciteit

Om al die redenen moeten gerechtdienaars discreet zijn en geen openbaar forum opzoeken. Want “tegenwoordig hebben we geen vonnis meer nodig, de persafdeling van het Openbaar Ministerie is voldoende, en de hele republiek trekt naar de schandpaal”. Daarom “hebben openbare aanklagers en rechters niets te zoeken in de publiciteit”. En doe er de advocaten nog bij. Een proces wordt niet gevoerd op het scherm of in de beduimelde kolommen van een roddelblad. Het werk van Von Schirach, die zelf een strafpleiter is, is daar een voortdurende aanklacht tegen (zie zijn eerdere werken Misdaden, Schuld, en Taboe). Een verdienste die moeilijk overschat kan worden. Ergo: aanbevelenswaardige lectuur voor iedereen die oprispingen heeft om anderen zonder kennis van zaken te veroordelen. Voor ons allen dus.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content