Een nachtje in het Poëziebordeel

Baardmaagd Christophe Vekeman. © Michiel Leen

Tussen serieus en scabreus, zo ervoer vliegende reporter Michiel Leen de Brugse Poëzienacht van afgelopen weekend waar hij natuurlijk een bezoekje bracht aan het eerste Vlaamse Poëziebordeel ever.

De derde editie van de Poëzienacht Brugge viel uiteen in twee delen: een bloedserieus ‘hoofdprogramma’ met het kruim van de Vlaamse poëzie, en een intiemer, exeperimenteler programma voor de nachtvogels. Met tussenin een tripje naar het Poëziebordeel, dat zijn Belgische première beleefde.

Dat bordeel, daar zat uw reporter toch wat mee in de rats. Krijg het maar aan je eega uitgelegd: “Ja, schattebol, ’t zal vanavond wat later worden. Ik moet nog naar het bordeel. Maar maak je geen zorgen, ’t is voor het werk.” Ik hoopte maar dat de discussie daarmee besloten was, want veel meer wist ik er ook niet over, buiten het feit dat het een idee is dat kwam overwaaien uit New York. De enige concrete informatie die ik verder bezat, was een resem Instagramfoto’s waarop Michaël Vandebril poseerde in een somptueus boudoir, gekleed in een hemd met kanten ruches en engelachtig lange lokken, onder het pseudoniem D’Artagnan. Hij leek wel zo’n neoromanticus waarover ik grootvader weleens had horen vertellen. Maar daarmee was ik nog niet veel wijzer. In het vooruitzicht van de nacht(en) op de sofa die dit uitje me zou kosten, kon het maar beter de moeite zijn.

Niet dat het Brugse Concertgebouw voor de gelegenheid is omgetoverd in een cultureel verantwoorde hoerenkast – het bordeel is discreet weggemoffeld in de gang tussen de grote en de kleine concertzaal.. Het programma is strak geritmeerd en kent nauwelijks overlappingen. In tegenstelling tot andere ‘nachten van’, is het dus geen kwestie van ‘kiezen is verliezen.’ De aftrap wordt gegeven met het hoorspel ‘Sketch of Violence’ van Renaud Ghilbert en Sven De Swaef. Het programmaboekje maakt gewag van ‘een theatrale voorstelling geïnspireerd door de films van Orson Welles.’ In realiteit behelst het hoorspel niet meer dan dit: De Swaef zit vooraan op het podium met een telefoonhoorn in de hand, terwijl op de achtergrond beelden worden geprojecteerd van eindeloze snelweg- en treinritten. Drie kwartier lang buldert de man op het podium in zijn telefoon, opgesloten in zijn eigen wereldje, met de televisie aan en de muziek veel te luid, zonder dat het de toehoorder duidelijk wordt wat er nu precies te bulderen valt. Voer voor de fans, maar voor de buitenstaander al te hermetisch.

The inevitable return of Johan Joos

Het hoofdprogramma in de concertzaal is oerdegelijk: in twee uur tijd passeren de bekendste namen van de Vlaamse poëzie de revue, afgewisseld met muzikale intermezzi van An Pierlé en singer-songwriter Bert Dockx. Christophe Vekeman (zie afbeelding) mag de aftrap geven. ‘Señorita,’, gebracht staande achter de microfoon, in de bekende rock star pose, flesje Jupiler binnen handbereik. Geil, zwoel en dreigend. Geef hem anders eens een hoorspel, kan ik niet nalaten te denken. Els Moors en Charles Ducal halen vervolgens een fijn trucje uit: Het gedicht ‘Misverstand’ wordt eerst door Moors, daarna door Ducal integraal voorgelezen. Opvallend hoe anders je luistert naar een gedicht, naargelang de persoon door wie het wordt voorgelezen.

Wat ook opvalt: hoe dodelijk serieus deze avond is opgevat. De dichters zitten als congresgangers op een rij, vooraan op de bühne. De timing is strak, de voordrachten oerdegelijk, op het routineuze af. Terwijl buiten de lente eindelijk in bloei staat, wordt hier, door middel van een metersbrede achtergrondprojecties, al te nadrukkelijk de herfst opgeroepen: bosbeekjes in de regen, kale bomen, vogels in desolaat grasland, riets dat wuift in de wind onder een loden hemel, pfff… Een mens is bijna blij dat Delphine Lecompte met haar poëzie vol non-sequiturs voor een wrange vrolijk noot komt zorgen temidden van zoveel bloedernstige treurnis.

Hoeka! Hoeka!

Toch lijkt niet alles helemaal volgens plan te gaan. Terwijl de dichters op het podium zich plichtsbewust van hun taak kwijten, piept vanuit de coulissen af en toe een mannetje in witte jas tussen de gordijnen. Zijn gezicht is verstopt onder de veel te grote kap, het is niet echt duidelijk of hij bij de show hoort, of een onervaren backstagebewoner is, die zich te dicht bij het podium waagt. Tot hij plots onder het voetlicht komt en het spreekgestoelte betreedt. Bij de eerste uitbarsting van onvervalste gibberish is het duidelijk: hier komt, eindelijk nog eens, Johan Joos. De laatste keer dat ik hem aan het werk zag, tijdens de Nacht van de Poëzie in Gent, lapte Joos al vrolijk alle tijdslimieten aan zijn laars, tot de organisatie zich genoodzaakt zag de verlichting op het podium aan te draaien en Joos weg te leiden. Chaos verzekerd.

Vanavond is de Gentenaar weer in goeden doen. Manisch, verontrustend, zeilt hij over het podium, nu weer eens met een loopmicrofoon, dan weer vooraan op de bühne. Wanneer hij plaatsneemt achter de Steinway om zijn gebulder met enkele welgemikte meppen op het klavier kracht bij te zetten, vrezen de organisatoren het ergste. “Hoeka! Hoeka! Hoeka!” buldert Joos. “Al stop ik mijn kop in de straatlamp zelf, nog ben ik niet verlicht!” En zo gaat het maar door. De toeschouwers worden danig op de proef gesteld bij die mansiche vertoning. “Is dit gespeeld, of is die mens echt zo geflipt?” zie je mensen denken. Dit was duidelijk niet waarvoor het publiek gekomen is, en nogal wat toeschouwers verlaten de zaal. Ik hoop vooral dat men hem laat razen, deze verontrustende bulderende nonsens is een fijn tegengif voor de gestileerde ernst die ons deel is. Maar dan klinkt het ‘uw tijd zit erop’ en druipt Joos af.

De poëzie van Charlotte Van den Broeck, waarin ‘analoge liefde in een kopkussen gelogen wordt’ klinkt vervolgens plots zo… doodnormaal. In een intiemere setting komt ze vast beter tot haar recht, kan ik niet nalaten te denken. Even is er nog een hint van chaos, wanneer Joos naar zijn plaatsje op het podium sluipt terwijl Leonard Nolens het podium betreedt. Maar Joos komt niet tussen, hij neemt zijn plaatsje in, uitgeraasd. Nolens breit met feilloze gravitas een slotakkoord aan dit eerste deel.

Jazz

Na zo’n topzwaar programma heeft een mens een verzetje verdiend. Misschien een gelegenheid om even in het bordeel binnen te wippen en eindelijk te achterhalen what the fuss is al about? Helaas, de wachtrij bij de vitrine is al behoorlijk aangegroeid. Dan maar de kamermuziekzaal in, waar het merkelijk knusser is dan in de concertzaal daareven. Het tweede deel van de avond staat in het teken van muziek en poëzie. De sfeer is die van een jazzkroeg, geïnspireerd door de jazzy lezingen van de beat poets. Het is niet altijd even evident, die koppeling tussen muziek en voordracht, maar wanneer het collectief De roes, geflankeerd dor gitarist Kasper Coornaert, een ode brengt aan de jazz, vallen alle puzzelstukjes op hun plaats. Het swingt, het groovet. Eindelijk.

Lulu

Eindelijk is ook de wachtrij bij het Poëziebordeel geslonken en mag uw reporter plaatsnemen in het boudoir, waar een elegante hoerenmadam met ooglapje me de catalogus voorhoudt. D’Artagnan Vandebril is constant bevraagd , dus dat is out of the question. (Bovendien, als ik aan mijn eega moet gaan uitleggen dat ik ‘voor het werk’ met een vent het bordeel ben ingedoken, is het hek helemaal van de dam.) Mijn oog valt op de genaamde ‘Lulu Wedekind’, in wier gelaatstrekken wij die van Charlotte Van den Broeck menen te herkennen. De fictieve biogarfie dicht haar een Aziatische geschiedenis toe, ‘Als Lulu haiku’s fluistert, worden er diezelfde nacht ontelbare kinderen geboren’, heet het.. Haar peeskamertje in een uithoek van het Concertgebouw is ingericht met Chinese flair. Ik neem plaats aan haar lage tafeltje en laat me een gedicht in het oor fluisteren. Het is een beetje wuft, het is een beetje gênant, het is in een oogwenk voorbij. Een charmant intermezzo, deze poëtische maskerade.

Op de sofa

In de kamermuziekzaal pik ik nog het optreden mee van de jonge dichter Bert De Meulder.

Hier zitten we dan, zonder stoel, zus

Liever een kapel van het niets, dan helemaal niets.

Intimistische, doorleefde poëzie. Van hem wil ik meer zien, meer lezen. De exemplaren van de bundel ‘Haveloos’, die hij zelf verkoopt, zijn echter snel uitverkocht. Een volgende keer, beloof ik mezelf.

De nacht kabbelt haar einde tegemoet. Daarbuiten is de zomertijd ingegaan, hangt nog een hint van lente in de lucht. Hopen dat ik er met één nacht op de sofa vanaf kom.

Michiel Leen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content