Duitse romanauteur blameert zich door 13 keer de gsm in gsm-loos tijdperk te laten bellen

Een man gebruikt een smartphone. © REUTERS

In Martin Mosebachs nieuwste roman ‘Das Blutbuchenfest’ wordt er in 1990 in Duitsland én Joegoslavië draadloos op los getelefoneerd terwijl de gsm pas vanaf 1992 effectief in gebruik kwam.

De flater in ‘Das Blutbuchenfest’, de nieuwe roman van Martin Mosebach, is irreparabel. De schrijver wist niet dat mobieltjes in 1990-1991 in Duitsland nog niet bestonden, en dus ook niet in het door oorlog geteisterde Bosnië en Kroatië.

Nieuw realismedebat

Terwijl de burgerij in Frankfurt zich bezuipt, woedt in Joegoslavië de oorlog. Van dat contrast leeft ‘Das Blutbuchenfest’, de nieuwe roman van de Duitse schrijver en Georg Büchnerprijswinnaar Martin Mosebach (°1951).

Sinds zijn verschijnen is Mosebachs ‘Das Blutbuchenfest’ het voorwerp van een ‘nieuw realismedebat’ in de recensies van Duitse kranten en magazines. Hoe is het mogelijk dat in een roman, die zich in 1990 en 1991 afspeelt, de mobieltjes rinkelen, hoewel het algemeen toegankelijke digitale net in Duitsland pas in 1992 werd opgericht?

Toen Martin Mosebach enkele weken geleden zijn nieuwe roman in het LCB (Literarische Colloquium Berlin) presenteerde, gaf hij op een vraag naar dat anachronisme ruiterlijk toe dat hij daar tijdens het schrijven helemaal niet aan gedacht had. Zijn lector had de fout wel opgemerkt, maar Mosebach besliste om niets meer aan zijn manuscript te veranderen. Dat was eigenlijk ook niet mogelijk zonder het boek te vernietigen, want in ‘Das Blutbuchenfest’ wordt er dertien keer naar de gsm gegrepen, zelfs een keer in de klerenkast waarin een betrapte minnaar zich moet verbergen om aan de wraak van zijn rivaal te ontsnappen.

Dertien keer mobiel

De recensent van de ‘Frankfurter Rundschau’ heeft zich aan de vergissing niet gestoord en prijst de milieuschilderingen van Mosebach, die zelfs een goed geïnformeerde schrijver wordt genoemd. Ook de kritiek van de ‘Süddeutsche Zeitung’ stapt over het euvel heen. Nog andere recensenten vermelden het anachronisme niet eens. Maar Andreas Platthaus, de criticus van de ‘Frankfurter Allgemeine Zeitung’, heeft zich tijdens de lectuur wél blauw geërgerd, omdat hij zichzelf erop betrapte dat zijn lectuur werd verkorven door de vraag wanneer de fout opnieuw op zou duiken in het verhaal. Tja, dertien keer wordt in ‘Das Blutbuchenfest’ een mobiel gesprek gevoerd. Tot overmaat van ramp stelt de naamloze verteller de in de historische context onmogelijke vraag: ‘Moest dan werkelijk elke mens de hele tijd bereikbaar zijn?’

Een sleutelscène speelt zich in de S-Bahn af. In de trein zit een meisje met een laptop. Als de trein een tunnel binnenrijdt verlicht het scherm haar gezicht. Het meisje krijgt van haar vriend een e-mail waarin hij haar de bons geeft. Ook dat tafereel is weinig waarschijnlijk, omdat het internet, het e-mailverkeer en de laptop vierentwintig jaar geleden nauwelijks gecommercialiseerd waren.

Stijlprincipe

‘Das Blutbuchenfest’ is geen fantastisch realisme, geen alternatieve geschiedschrijving, geen retrospectieve sciencefiction en zeker geen komedie, aldus de criticus van de FAZ, die Mosebachs nonchalance in het gebruik van het irreële een bankroetverklaring van de schrijver noemt. De criticus meent dat er geen bezwaar is tegen het irreële in de literatuur, maar dan moet het wel als stijlprincipe herkenbaar zijn. In Mosebachs nieuwe roman is dat echter niet het geval: alles is er op de realiteit toegespitst, en daarom is de volgehouden vergissing van de auteur des te ergerlijker, meent de recensent.

Bij Nieuw Amsterdam verscheen ‘Het onvermijdelijke toeval’ van Martin Mosebach. ‘Das Blutbuchenfest’ verscheen bij Hanser.

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content