Tom Toremans

‘Deze vluchteling schreef hét boek van 2018 in een Australisch detentiecentrum op een binnengesmokkelde smartphone’

Tom Toremans Professor Engelse en Europese literatuur aan de KU Leuven

Prof. dr. Tom Toremans doceert Engelse en Europese literatuur aan de KU Leuven en vestigt graag de aandacht op de roman die de Koerdisch-Iraanse vluchteling en journalist Behrouz Boochani afgelopen jaar schreef waarmee hij een stem gaf ‘aan de doorgaans stilzwijgende vluchteling die verdwijnt in metaforen van “massa’s” of “stromen”.’

Toen N-VA-voorzitter Bart De Wever in Terzake eind september het Australische asielbeleid promootte als toonbeeld van een succesvol afschrikbewind en beweerde dat de gecontesteerde vluchtelingenkampen op de afgelegen eilanden Manus en Nauru leeg waren, werd hij meteen gecorrigeerd door een aantal factchecks in de Vlaamse pers.

Deze vluchteling schreef hét boek van 2018 in een Australisch detentiecentrum.

Onder internationale druk mochten de kampen dan wel officieel gesloten zijn, er bevinden zich vandaag nog steeds meer dan duizend vluchtelingen in erbarmelijke omstandigheden op beide eilanden.

De voorbije maanden trokken verschillende organisaties aan de alarmbel. In oktober eiste het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) dat Australië de beide eilanden onmiddellijk zou evacueren. Artsen Zonder Grenzen publiceerde een rapport met de veelzeggende titel ‘Oneindige Wanhoop’. Volgens dit rapport behoren de fysieke en mentale gezondheidsproblemen van de achtergebleven vluchtelingen tot de ergste waarmee de organisatie ooit werd geconfronteerd: kinderen lijden aan het levensbedreigende ’trauma withdrawal syndrome’ (waarbij ze volledig in zichzelf keren en in een catatonische staat terechtkomen) en onder volwassenen leidt de hopeloze toestand tot zelfverminking en zelfmoorden. Ondertussen werd Artsen Zonder Grenzen bevolen om Nauru te verlaten en meldde Amnesty International dat de Australische regering het voorbije jaar het aantal gezondheidswerkers op Manus halveerde.

Deze en andere verslagen over de situatie op Manus en Nauru tarten elke verbeelding. Net daarom schreef de Koerdisch-Iraanse vluchteling en journalist Behrouz Boochani een roman: No Friend but the Mountains (de titel verwijst naar een oud Koerdisch spreekwoord) verscheen eerder dit jaar bij Picador.

In mei 2013, drie maanden nadat de Iraanse Revolutionaire Garde elf van zijn collega’s arresteerde bij een inval in de kantoren van Werya, het Koerdische magazine waarvan hij mede-oprichter is, vluchtte Boochani naar Australië. In juli pikte de Australische marine hem op voor de Australische kust. Net op dat moment werd in Australië het nieuwe pushback-beleid van kracht, waarbij opgepikte bootvluchtelingen werden opgesloten in gesloten detentiecentra op twee afgelegen eilanden in de Stille Oceaan (de zogenaamde Pacific Solution): families met kinderen op het eiland Naura en alleenstaande mannen op het Papoea-Nieuw-Guinese eiland Manus. Boochani’s transfer naar dat laatste eiland was het begin van een hels, onmenselijk en uitzichtloos bestaan.

Sinds zijn opsluiting in 2013 brengt Boochani vanuit het kamp verslag uit in journalistieke stukken, interviews en documentaires (zoals Chauka, Please Tell Us The Time (2017), die hij met zijn smartphone filmde en samen regisseerde met Arash Kamali Sarvestani).

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Hoewel Boochani een diploma Politieke Wetenschappen op zak heeft en al enkele jaren aan de slag is als journalist, stelde hij vast dat noch de wetenschap, noch de journalistiek volstonden om een volledig beeld te schetsen van de situatie op het eiland Manus. Hij besloot dat ‘de werkelijkheid van deze plek beter tot uitdrukking gebracht kan worden in de taal van de kunst en de literatuur’ en schreef tijdens zijn verblijf in het detentiecentrum een roman op zijn binnengesmokkelde smartphone. In de vorm van duizenden tekstberichten stuurde Boochani zijn roman via sociale media door naar zijn vertalers, Moones Mansoubi en Omid Tofighian, die de fragmenten samenbrachten en van het Farsi naar het Engels vertaalden. In zijn uitgebreide inleiding licht Tofighian toe hoe de definitieve vorm van de roman het resultaat is van een intense samenwerking tussen hemzelf, Boochani en een hele ploeg van academici, vertalers, activisten, en uitgevers.

Uit deze complexe materiële omstandigheden is een roman voortgekomen die zich moeilijk laat classificeren. Boochani experimenteerde niet enkel met het schrijfproces, maar ook met de conventies van het genre van de roman: No Friend but the Mountains is een doorgedreven vormexperiment dat autobiografie combineert met journalistieke rapportering, politiek commentaar met cultuurkritiek (onder andere van wat hij het ‘Kyriarchale Systeem’ van onderdrukking noemt), proza met poëzie, realistische beschrijving met mythologie en folklore. Daarbij put Boochani uit de rijke Koerdische en Perzische culturele tradities, maar refereert hij ook naar de lokale cultuur van Manus. Tevens is de invloed merkbaar van Kafka, Camus en Beckett, vooral in die passages waar Boochani de fundamentele absurditeit van de levensomstandigheden van de vluchteling aantoont. Boochani’s proza wentelt zich soms in paradoxen of uitgebreide metaforen, en gaat dan weer over in realistische beschrijvingen in een naakte taal die van elke opsmuk ontdaan is.

Boochani kiest er in de eerste plaats voor om te getuigen en aan te klagen, eerder dan te mikken op het medelijden van de lezer.

Boochani kiest er in de eerste plaats voor om te getuigen en aan te klagen, eerder dan te mikken op het medelijden van de lezer door hem te verleiden om zich met één of meerdere personages te identificeren. Als er aan het einde van de lectuur van No Friend but the Mountains iets duidelijk geworden is, dan is het wel dat de ervaringen van de vluchtelingen op Manus zich niet zonder meer lenen tot dergelijke identificatie. Ze confronteren ons met een letterlijk onvoorstelbare realiteit en deze realiteit herleiden tot een meeslepend literair relaas zou haar enkel geweld aandoen. Boochani verwerpt de strategie van de sympathie expliciet wanneer hij vertelt hoe hij na zijn eerste mislukte overtocht naar Australië terug in Indonesië aankomt en hij belaagd wordt door een zwerm journalisten die hem allemaal willen fotograferen: ‘Ik verachtte het feit dat mensen medelijden met me zouden krijgen omdat ze me door dat medium in deze staat zouden zien.’

Wie zich verwacht aan een sentimenteel of avontuurlijk verhaal, is er dus aan voor de moeite. Boochani confronteert de lezer met een compromisloos en soms erg grafisch relaas van zijn bestaan als vluchteling en zijn opsluiting op Manus. Zo is er ‘De Blauwogige Jongen’, die Boochani aan de vooravond van hun oversteek vertelt over zijn doodsangst voor de oceaan die ontstond toen hij zijn oudere broer voor zijn ogen had zien verdrinken. Als ze zich uiteindelijk aan de oversteek wagen, zinkt hun boot en vecht iedereen voor zijn leven. Boochani begint zich al met de dood te verzoenen maar slaagt er uiteindelijk toch in om zich vast te klampen aan een stuk wrakhout, waarna hij opgepikt wordt door de marine. Net wanneer de lezer denkt dat hij aan het volgende hoofdstuk kan beginnen, struikelt hij over het even onverwachte als ongepast zakelijke zinnetje: ‘De Blauwogige Jongen is dood.’

Ook wanneer Boochani beschrijft hoe steeds meer gevangenen zelfmoordpogingen ondernemen door hun polsen of buik open te snijden, blijft elke dramatiek achterwege. In plaats daarvan merkt hij over deze incidenten op: ‘Ze vullen de tijd. Ze zijn absurd. Ze verspreiden de geur van bloed.’ Ook de onverbloemde beschrijvingen van de stank van zweet, bloed en urine die voortdurend in het centrum hangt, maakt onderdeel uit van Boochani’s flagrante weigering van sentimentalisme of verbloeming. Boochani laat er geen twijfel over bestaan: het detentiecentrum op Manus is een gevangenis (de ondertitel luidt dan ook: ‘Writing from Manus Prison‘) waar vluchtelingen op de meest systematische en meedogenloze wijze worden gefolterd en ontmenselijkt.

'Deze vluchteling schreef hét boek van 2018 in een Australisch detentiecentrum op een binnengesmokkelde smartphone'
© Picador

In No Friend but the Mountains geeft Boochani een stem aan de doorgaans stilzwijgende vluchteling die verdwijnt in metaforen van ‘massa’s’ of ‘stromen’, en die systematisch gerepresenteerd wordt door een mediacultuur of politiek discours waarvan hij zelf geen deel uitmaakt. Boochani sluit daarbij geen compromissen: hij creëert een eigen stem aan de hand van een doorgedreven experiment met literaire vormen, waarbij de literatuur Boochani een vrijplaats biedt om ongedwongen door journalistieke of andere conventies vorm te geven aan ervaringen en omstandigheden die de verbeeldingskracht te boven gaan. No Friend but the Mountains is een unieke literaire getuigenis en aanklacht die meedogenloos archiveert wat er de voorbije jaren gebeurde in het detentiecentrum op Manus eiland als onderdeel van een pushback-beleid dat op het eerste zicht streng maar rechtvaardig mag lijken en zo ook lang in de pers werd voorgesteld.

De roman hengelt daarbij niet in de eerste plaats naar sympathie of medelijden: hij brengt de lezer op een fundamenteler niveau aan het wankelen door hem te confronteren met een lijden dat zich niet zonder meer laat delen en net daarom om rekenschap vraagt. Het is een roman die je moreel en fysiek ongemakkelijk achterlaat met een abrupt einde dat enkel suggereert dat het geweld en de ontmenselijking gewoon doorgaan, zonder veel hoop op verbetering: ‘Het bericht arriveert. Ze hadden Reza vermoord. Ze hadden de Rustige Reus vermoord.’ (356)

No Friend but the Mountains is voorlopig niet in Nederlandse vertaling beschikbaar, maar hopelijk komt daar snel verandering in.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content