Review | Boeken

Debuutnovelle van Argentijnse Samanta Schweblin is geniale tijdbom

De Argentijnse debutante Samanta Schweblin: nieuwe ster aan het Latijns-Amerikaanse, magisch-realistische firmament? © YouTube
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

‘Gif’, de dystopische novelle van Samanta Schweblin, brengt thrillerrecensent Lukas De Vos in vervoering: “Dit is meer dan grote literatuur, dit is een flits van genie.”

Er zijn van die teksten of films die je van je sokken blazen, al begrijp je eigenlijk niet waarover het gaat. Of misschien juist daarom. Als de Argentijnse Samanta Schweblin, die filmstudies deed in Buenos Aires, dan ook met bewondering over David Lynch praat (Twin Peaks) en over The Twilight Zone, dan zet die fascinatie zich door in haar eerste korte roman. Gif (uitgeverij Atlas Contact) heet eigenlijk Distancia de Rescate, wat een dubbelzinnige vertaling zou opgeleverd hebben: “Afstand van Redding” kan evengoed “afstand nemen” betekenen als redding “vanop een zekere afstand”. Toch heeft die betekenis geen wezenlijk belang. De Unheimlichkeit staat centraal. Met de meest eenvoudige taal proberen een dreiging op te roepen, zodat de werkelijkheid haar sombere, duistere lagen blootgeeft.

Filmtechnieken en Bordewijks ‘Blokken’

Schweblin doet daarbij een beroep op de naaktste filmtechieken. Ze wisselt voortdurend van standpunt, wat de personages waziger maakt dan het thema, dat zelf meervoudig is. Maar dat is juist de kracht van puntige dialogen en suggestieve innerlijke monologen. De wereld is niet terug te brengen tot een eenduidige ervaringsomgeving. Nee, zij tast zinnen, lichamelijke processen, sociale gedragingen, en diepe angsten aan. In een notedop zou je in deze novelle een waarschuwende parabel kunnen zien, over geestelijke gezondheid en over de dreiging die over het milieu ligt, en haar rasters wil loswrikken. De teloorgang van de mens houdt ook een groot maatschappelijk trauma in, een dystopisch perspectief in de wetenschap dat er zelfzuchtige vervuilers zijn die geen notie nemen van wat de argeloze, eenvoudige landmens tot ondergang voert. Gif is een aanklacht tegen hebzuchtige slordigheid. Het gif verwoest de gezondheid. Van de mens, van het kind, maar ook van de samenleving, van de sociopolitieke structuren.

Ik dacht meteen aan het einde van Blokken (1931) van Ferdinand Bordewijk. De vanzelfsprekende orde raakt uit de haak. Dat leidt tot de dood, maar ook tot ontwrichting van autoritaire structuren. Als verweer geldt niet het wapen van verzet, maar van onzekerheid. De uitvlakking. De vervaging. Fractalen. “Zij zagen de wanorde in wording, de splijting, de celdeling”, laat Bordewijk de onverbiddelijke Raad met afgrijzen vaststellen bij de ‘Wapenschouwing’. “Het was er, gering nog, maar onmiskenbaar”. De technologisch beheerste, onderworpen natuur herneemt haar eigenzinnigheid, haar trial and error. “En toen, neerkijkend, zagen zij aan een nieuw bouwblokdak van het Kernplein het begin van een koepel als de eerste borstwelving van een vrouwelijk kind”. De frivoliteit van het niet-mathematische, en dus niet-klasseerbare, niet-vatbare.

Onbeweeglijke file

Debuutnovelle van Argentijnse Samanta Schweblin is geniale tijdbom
© GF

Over naar Schweblin, waar niet minder nuchter, maar toch wat akeliger, de ingehouden verstoring van de orde het verhaal afsluit. Daar staat een man in de onbeweeglijke file, die absoluut milieuvernietigend is, “hevig walmend”. Maar de catastrofe blijft in het ongewisse. “Het belangrijkste ziet hij niet: de draad die eindelijk los is, als een brandende lont, de roerloze massa die elk moment kan ontploffen”. Op het randje, net niet erover.

Zo is ook het hele verhaal opgebouwd, een verwarde samenspraak tussen twee moeders, Carla wier zoon David “niet meer haar zoon is” (is zijn brein al aangetast?) en Amanda, die bezorgder is om haar dochtertje Nina (dat parmantige meisje dat stijlvol in het meervouw spreekt) dan om haar eigen kwijnende gezondheid. Speelt een bemiddelende rol: een heelster in het Groene Huis, dat snijpunt waar ieders lotsbestemming die van anderen raakt. Ze lijkt op een voodoo-priesteres, die aan teledeportatie van de ziel doet, de vergifting bestrijden door ze gedeeltelijk over te brengen naar een tweede mens. Voor wat hoort wat natuurlijk, wat de mens overneemt, compenseert hij met een deel van zijn duistere zelf te laten opgaan in de vergiftigde. “Wanneer die vergiftiging over twee lichamen was verdeeld, bestond de kans dat we haar de baas werden”. Schweblin laat in het midden of het om een louter scheikundige vergiftiging gaat (is dauw wel water? Is water wel betrouwbaar?), een psychologische, of een sociologische. Of alle drie samen.

Afwezige mannen en krachtige vrouwen

De mannen zijn zo goed als afwezig, dit is een roman voor krachtige vrouwen, vrouwen die op intuïtie drijven, niet op rationaliteit. Gebeurt er iets ? We weten het niet. De kern van alles is voorbij zonder dat we het beseft hebben, en dat geldt ook voor de lektuur van dit draaiboek. Het is als jeuk, het komt en gaat, “het voelt als wormen, minuskule wormen in je hele lichaam”.

Dat is ook het grote mysterie, de onvergelijkelijke aantrekkelijkheid van de Zuid-Amerikaanse verhaalkunst: broedend, verbeeldingrijk, magisch realistisch, en toch altijd met de doodsklok in sourdine. Bezwerend en aanlokkelijk als de Lorelei, maar gruwelijk als je je onbestemde lot in de ogen kijkt. Dat is de zwarte kant. Er is ook een wanhopig zoekende kant. Zoals bij Adolfo Bioy Casares, met wie Schweblin vaak vergeleken wordt, is de hamvraag of er onoverbrugbare afstotingsverschijnselen zullen optreden. Ik denk dan met name aan Morels Uitvinding (La Invención de Morel, 1940), waarin twee materieel voorgoed gescheiden geliefden “in concurrerende ruimten en tijden” vergeefs hun verlangens trachten te verstrengelen. De “dubbele zon” staat garant voor vertwijfeling en eenheid in gescheidenheid, die de geest benevelt en het heldere denken aantast. De altijd aanwezige afwezige vrouw, die bewust Faustine genoemd wordt (de droom de schepping te beheersen).

Bewustzijnsverschuivingen

Ze kunnen elkaar niet loslaten, ze kunnen elkaar niet bereiken, want één van hen leeft in een opgeroepen beeld, een mechanische projectie, een schimmenwereld (de oude mythe van Orfeus en Euridyce). De “vluchteling” zelf verkiest een verblijf op een verlaten eiland waar een gruwelijke ziekte woedt. Schweblin maakt haar wereld minder afgescheiden, maar niettemin leven de personages op hun eigen eiland. Hun wereld heeft door verheviging van levensdrift automatische barrières opgeworpen tegenover de rest van de wereld. Die dringt hooguit sijpelend en ongeordend door in het leven. Waar Bioy Casares de grenzen van de kunstmatige, technische aanpassingen van de werkelijkheid aftast, peilt Schweblin naar de bewustzijnsverschuivingen. Onrustwekkend infrarealisme. Gevoed door schijnbaar onsamenhangende vragen, niet door inzicht of kennis. Maar wel gebracht in een gelijklopende stijl, met losse fragmenten, snelle standpuntenwissels, puntige en bedrieglijk eenvoudige taal, en verwachting wekkende stiltes. Inderdaad, David Lynch. De Lynch van Mulholland Drive, Blue Velvet, en vooral Eraserhead en Lost Highway.

Flits van genie

Er is ook voor Schweblin maar één snelweg. En die voert naar de hel. De hel, dat zijn niet de anderen. De hel bestaat uit eigen inhibities, de confrontatie met de eigen obsessies, de inkonsequenties van het innerlijke leven en de onbeheersbare driften, de moeizame mimicry van sociaal gedrag. De mens is zijn eigen Faust, zijn eigen Alien. En als die losbreekt, raakt de wereld uit zijn evenwicht, Koyaanisqatsi. Een leven in verwarring en een ontwrichte wereld. Schweblins novelle bereikt dat ijle, breekbare besef van ongrijpbaarheid, waarin dromen, nachtmerries, ambities, eenzaamheid en overgave elkaar ontmoeten, bevruchten en verliezen. Een sjamanistische evocatie van de volheid der werelden. Dit is meer dan grote literatuur. Dit is een flits van genie.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content