‘De witte weduwe’ van Michael Kestemont: topkandidaat voor de Gouden Strop

Soms is de aankondiging van een boek misleidend. Op Kestemonts tweede thriller staat gewoon: ‘Spannende Roman’. Het is stukken meer dan dat.

Michael Kestemont, De Witte Weduwe. Tielt, Lannoo 2020, 356 blz.

Het is een doorwrochte spel theoretische queeste geworden naar een verdwenen fragment. Voer voor filologen. Want het boek draait om de zoektocht naar de graal, die zou onthuld worden in een verborgen vroegmiddeleeuws manuscript, het bekende Perceval ou le Conte du Graal. Dit basiswerk voor heel wat graalbewerkingen is onafgewerkt gebleven, dat wordt ten minste aangenomen. Het is trouwens in Gent, in de Sint-Pietersabdij geschreven door Christiaan van Troyes naar een verloren gegaan model dat zijn leenheer, de Vlaamse graaf Filips van den Elzas, hem ter hand had gesteld. Typisch is de Keltische immram-vorm, een soort Odusseia van (ei)land naar (ei)land, die Parsifal in de Graalburcht brengt van de Visserkoning. De ring van die koning zal ook in de Witte Weduwe een belangrijke rol spelen.

De graal is rijkdom, maar dan wel geestelijke rijkdom – geen goud, maar wijsheid. Het is die kennisverwerving die voor Kestemont centraal staat. Hij heeft daartoe verhalen in verhalen gebracht, een boek zo rijk en prikkelend dat zelfs een geoefende lezer voortdurend de neiging voelt om steeds meer op te zoeken, maar zo, zoals Parsifal, de weg zelf verwaarloost. Ongeduldige lezers verdwalen in een soort Voynichboek, een alchemieboek uit de 15e eeuw dat nog altijd elke ontcijfering weerstaat. Als ik elk uitdagend onderdeel zou bespreken, dan hou ik een recensie over die vier keer zo dik is als het boek. Dat is de kracht, maar ook de zwakte van deze thriller. Hij leidt voortdurend af, hij verknoopt zoveel verschillende thema’s dat een kat er haar jongen niet in terugvindt. Maar fascinerend is dit verhaal wel, de rode draad vormt een boek dat een universiteitsdocente (ja, ook Kestemont doceert letterkundige vakken), Anna, tot leidraad kan dienen om haar nieuwe vak kunstcriminologie te stofferen. Zo kan ze voortbouwen op haar vorige werkstuk over De Rechtvaardige Rechters, het verdwenen Lam Godspaneel van Van Eyck (ja, ook Kestemonts vorige thriller, De Zwarte Koning, had dat paneel als inzet).

Dat boekontwerp over kunstroof en vervalsing wordt aan een kleine uitgeefster, Eliza, aangeboden door een oudere heer van stand, R. Crick-Kuntziger. Eigenlijk is het een wetenschappelijk verantwoorde handleiding om de perfecte roof uit te voeren, met voorbeelden uit de recente geschiedenis. Wat bezielt die man om zo nauwgezet aan te geven welke vijf stappen dienen gezet voor een geslaagde roof (verkenning, vastlegging, inbraak, afscherming en vlucht – in het Italiaans, dat wel, want hij inspireert zich op een grote bankroof uit 1975 door ene Alberto Spaggiari in Nizza. Nochtans heeft de man blijkbaar een brede intellectuele kennis. Hij beheerst speltheorie, waarschijnlijkheidsberekening, catastrofetheorie, statistiek, psychologie en geschiedenis. Uitgangspunt van de volmaakte inbreker is dat er geen toeval bestaat: “Niets is toeval. ‘Toeval’ is slechts een term die we gebruiken om niet-verklaarde verbanden te beschrijven”. De aanpak van de roman zelf.

.
.© GF

Nergens is er een loshangend lintje, elke suggestie past in het schaakspel dat Crick-Kuntziger hoofs met uitgever, boeven, politie en geschiedenis speelt. Een Vikingschaakspel zoals dat van Lewis, gevonden op de Buiten-Hebriden, met grotere stukken uit walvisivoor. Dat, nee geen toeval, dateert uit dezelfde 12e eeuw als Christiaan van Troyes. Het is een hele krachttoer om dergelijke plot zonder kleerscheuren in evenwicht te houden. Kestemont slaagt daar met glans in. Omdat hij teruggrijpt naar een deus ex machina: een methode die Alfred Hitchcock bedacht voor verschillende van zijn films zoals The 39 Steps, North by Northwest of Charade. Hij noemde ze een MacGuffin. De trekker, de vonk als het ware die het verhaal op gang trekt, de aandacht wekt, maar niet wordt toegelicht en zelfs kan verdwijnen. Wat de unieke postzegelverzameling is in Charade, is hier het boekontwerp van Crick-Kuntziger. (Overigens verwijst de naam niet zomaar naar de Luikse curator voor sierkunsten, Marthe, in, jawel, het Brusselse Museum voor Kunst en Geschiedenis). Alles zit in alles.

Het doel moet dan ook zijn orde te scheppen in een holistisch wereldbeeld. Die orde kan, volgens Kestemont, bereikt worden door digitalisering en computerverzelfstandiging , of zelfs robotica, die onze omgeving en onze handelingen kunnen verfijnen en rijker maken. Zijn wetenschappelijke artikels over stylometrie, neurale computervertaling, geautomatiseerde tekstherkenningspatronen en zo meer zijn evenwel minder leesbaar dan zijn romans. Maar voor dat laatste haalt hij wel een leuk voorbeeld aan. Heel terloops verwijst hij naar de raadselachtige Italiaanse auteur Elena Ferrante. Sinds 1991 heeft die haar anonimiteit kunnen bewaren, al zijn er ettelijke pogingen ondernomen om hem of haar te ontmaskeren.

In tegenstelling tot wat Kestemont beweert is dat nog altijd niét gelukt. Hij gaat nog voort op het bedenkelijk onderzoek van onderzoeksjournalist Claudio Gatti, die is gaan snuffelen in de rekeningen van de uitgever, de royalty’s voor de schrijver, en het kadaster om na te gaan of de inkomsten wel overeenstemden met de verwerving van vastgoed in de rijkste wijk van Rome. Er bestaat nu een vermoeden dat Ferrante de vertaalster Anita Raja was, hoewel ook haar man scherper in beeld komt, de romanschrijver Domenico Starnone. Maar dat terzijde.

Een veel belangrijker onderdeel is de rol van de koninklijke familie in de kruisvaart van Parsifals manuscript. In De Zwarte Koning speelde regent Karel al een sleutelrol. Hij komt nu terug, want de graven van Vlaanderen slepen een lange, culturele traditie mee. Verbonden met het manuscript staat natuurlijk ook Filips van den Elzas, de eerste graaf die de Vlaamse Leeuw als wapenschild invoerde. De lijn van de graven loopt ononderbroken door tot in 1795, wanneer de Franse bezetter de graad afschaft. Maar onder de Coburgs is de titel nog wel twee keer toegekend: aan Filips van België (1837-1905), de vader van Albert I; en aan Karel, de regent. (Ook de Spaanse koning, nu Felipe VI, draagt de titel nog). Beide graven zijn onontbeerlijk in De Witte Weduwe. Filips als broer van Charlotte, de keizerin van Mexico. Zij komt steun zoeken bij Napoleon III (die zijn steuntroepen terugtrok in de seculiere revolutie van Benito Juáres) en paus Pius IX (die haar net als Napoleon afscheept). Maar zij heeft nog veel in het bekende boekje gelezen, waaraan het einde ontbreekt. Ze zal trouwens vrij snel geestesziek worden en vooral in haar villa Miramare bij Triëste zo goed als opgesloten zitten, onwetend over de terechtstelling van haar man Maximiliaan in Mexico.

Karel heeft een ander belang in het verhaal, en Albert is de bindfiguur die een reis naar de V.S. moet aannemelijk maken. Want ook daar gebruikt Kestemont de frivole, maar zeer deskundige bibliothecaresse van het J.P. Morganarchief, Belle da Costa Greene. Een ongeëvenaarde kenner van verluchte manuscripten. Belle was een mulat van Nederlandse afkomst, haar vader de eerste zwarte die afstudeerde aan de universiteit van Harvard. Later, na zijn scheiding, werd hij ambassadeur in Siberië. Belle, en dat heeft Kestemont met kennelijk plezier beschreven, was een zelfbewuste vrouw, die niet te kneden was, ook niet door een overspelige koning.

Terloops heeft Albert, als held van de Groote Oorlog, wel een tickertapeparade gekregen in New York op 3 oktober 1919, de timing klopt. (Dat gebeurde wel een jaar nadat een AMC-brigade die aan de tsaar was uitgeleend en na een stormachtige doortocht van het oostfront naar Vladivostok al een défilé mocht houden als ‘brave little Belgians’ in San Francisco én in New York op 4 juni 1918 !) Het is daar dat Belle de Da Costa Hours bovenhaalt, een Vlaams gebedenboek uit 1515, vervaardigd in Brugge op 121 bladzijden met miniaturen van Simon Bening. Zo leert u ook nog wat. Albert en Karel waren dan nog betrokken in een uitzonderlijke ruil: Chili en de bewoners van het Paaseiland schonken in 1935 het enorme beeld Pou Hakanononga aan ons land (in alle eerlijkheid, in ruil voor oud-Egyptische schatten). Achteraf blijkt het één van de oudste beelden te zijn uit de – jawel – 12e eeuw, er zijn er amper drie teruggevonden. De grote beelden dateren pas uit de 15e eeuw. In elk geval wordt dat beeld een bijzondere rol toebedeeld.

Topkandidaat voor de Gouden Strop

De logica van het boek, dat herhaaldelijk onderbroken wordt door deze historische passages (die alle wel een band blijken te hebben met de zoektocht naar de kennisgraal), vormt een sluitende ring: het begint met een kraak in het Antwerpse Diamantmuseum, waar niets gestolen wordt, zelfs geen ring van onschatbare waarde, en eindigt met een inbraak in het Brussels Museum voor Kunst en Geschiedenis, waar het manuscript van Perceval zou verborgen liggen. Maar de drijfveer pakt heel anders uit dan de aandachtige lezer vermoedt.

En het dient gezegd, Kestemont houdt keurig de erecode van de gentlemen-inbrekers hoog: Crick-Kuntziger blijft een aristocraat van de geest, onder het motto van Spaggiari ‘Sans arme, ni haine, ni violence’. Hij blijft goochelen met waarschijnlijkheidsberekeningen, of het nu gaat om het wiskundig model van Grimes (dat inschat hoe groot de overlevingskansen van samenzweringen zijn) of om de Poissonstatistiek (die aantoont, nogal een open deur, dat de kansen op lekken groter worden als er meer betrokkenen zijn). Maar hij houdt de grote en kleine ballen tegelijk in de lucht, zonder grove misstappen. Amerikanen kunnen het niet helpen dat ze niet weten dat de Vlaamse graven al sinds 862 aan hun dynastie begonnen, en niet in 1168. Zelf maakt hij nogal graag gebruik van Franse woorden (een ‘clef de voûte’ is gewoon een hoeksteen of een sluitsteen, een ‘carte muette’ een blinde eetkaart), Philippe heet gewoon Filips (ze spreken toch Nederlands in het hele boek), een ‘heist’ is gewoon een kraak (‘meesterdieverij’ is redelijk geforceerd). Zijn etymologie van ‘Bouchout’ is nogal fantaisistisch: ‘boek’-‘houd’, boekbewaarplaats, is wishful thinking. Het komt simpelweg van ‘Buukhout’, ‘beukenhout’.

Wel was het een goed idee – Kestemont is academicus – om achteraan een lijst met geraadpleegde boeken en een, te kort, naschrift te geven met wat historische achtergrond. En stop, eindredactie, met die ophemeling van Dan Brown, Kestemont kan wel op eigen benen lopen.

Ik heb ook genoten van de kleinste anekdotes, zoals de verwijzing naar de overval in het Grünes Gewörbe barokmuseum van het kasteel in Dresden. Daar sloegen zeker twee (is op camerabeelden te zien), mogelijk zelfs zeven dieven toe in november 2019, een honderdtal onverkoopbare ‘ensembles’ zijn nog altijd spoorloos. De bende ook overigens, al is begin deze maand een band gelegd naar bendes in Berlijn. Er is maar één regel die me geërgerd heeft, en die staat in de bibliografie: hoe je Gita Deneckere kunt omtoveren in Geneckere G. is mij een raadsel. Maar het doet weinig af aan de diepte, de intelligentie, de kennis en de spannende ontknoping van een uitzonderlijk goede thriller, zeker voor een (zeer belezen) debutant. Een topkandidaat voor de Gouden Strop.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content