De verdwijning van old gringo Ambrose Bierce

Amrbose Bierce © GF

Precies honderd jaar geleden, in 1913, verdween hij spoorloos: Ambrose Bierce (1842-1913?), ook wel ‘Bitter Bierce’ , de ‘boosaardigste man van de westkust’ genoemd.

‘Advocaat: iemand die onderlegd is het omzeilen van de wet.’ ‘Liefde: een tijdelijke vorm van zinsverbijstering, te genezen door huwelijk of door verwijdering van de patiënt van de invloeden onder welke hij die kwaal heeft opgedaan.’ Het zijn maar een paar citaten uit het alfabetisch geordende ‘Satans groot woordenboek’ (1911), de ijskoude, stilistische parel aan de kroon van de Amerikaanse schrijver en vader aller cynici Ambrose Bierce, laatst uitgegeven bij uitgeverij Contact (2002).

Bierce moest wel iets hebben met het alfabet. Zijn vader had besloten dat de voornamen van al zijn kinderen – Ambrose was de tiende van dertien stuks – moesten beginnen met de letter ‘A’. In de Amerikaanse burgeroorlog koos Ambrose Bierce partij voor het noorden en vocht dapper mee. Dat resulteerde in een aantal korte verhalen, die Bierce bundelde onder de titel ‘What I Saw of Shiloh’ (1881).

Na de burgeroorlog, die wellicht zijn zwarte kijk op de dingen kleurde, begon Bierce in 1865 een carrière in het ministerie van Financiën in de staat Alabama. Hij verhuisde naar San Francisco, trouwde, werd vader van drie kinderen en een gevreesd columnist bij een aantal kranten.

Tussen 1872 en 1875 verbleef Bierce met zijn gezin in Engeland, waar hij zich toelegde op kortverhalen. Terug in Amerika schroefde hij de dop op zijn pen. De gediplomeerde topograaf werkte twaalf jaar als ingenieur, tot hij in 1887 onder William Randolph Hearst toetrad tot de redactie van de ‘San Francisco Examiner’. In die tijd schreef hij zijn beste kortverhalen – story’s uit de burgeroorlog en spookverhalen – die verschenen onder de titels ‘Tales of Soldiers and Civilians’, ‘Fantastic Fables’ en ‘Can Such Things Be?’, waarin het beroemde verhaal van de moordenaar die aan zijn executie kan ontsnappen door zijn toehoorders te fascineren met het vertellen over zijn vroegere moorden: een eigentijdse, boosaardige Sheherazade.

Het privéleven van Bierce was niet bijster gelukkig. In 1888 scheidde hij van zijn vrouw. Voordien had zijn oudste zoon de hand aan zichzelf geslagen, zijn tweede zoon overleed in 1901 aan een longontsteking. Dat maakte hem bitter en opstandig. In 1913 schreef hij aan een vriend dat hij het zou haten om tussen twee lakens te sterven. Hij was 71 jaar toen hij toetrad tot het illegale revolutionaire Mexicaanse leger van Pancho Villa. Aan zijn nicht schreef hij: ‘Vaarwel. Als je hoort dat ik tegen een Mexicaanse muur ben gezet en aan flarden geschoten, besef dan alsjeblieft dat ik denk dat dat een tamelijk goede manier is dit leven te verlaten. Het is beter dan ouderdom, ziekte en een val van de keldertrap. Een gringo te zijn in Mexico… Ah, dat is euthanasie.’ Zijn laatste, niet geconserveerde brief zou hij op 26 december 1913 vanuit de Mexicaanse stad Chihuahua geschreven hebben. Daarna ontbreekt elk spoor van hem.

In ‘De oude gringo’ (Meulenhoff, 1988) schetst Carlos Fuentes een geromantiseerd beeld van de laatste dagen van Ambrose Bierce. De roman werd in 1989 verfilmd met Jane Fonda en Gregory Peck in de hoofdrollen.

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content