Review | Boeken

De Sade revisited: ‘Alex’ van Pierre Lemaitre is niet voor doetjes

'Alex' van Goncourt-winnaar Pierre Lemaitre's is misschien meest postmoderne - en wrede - thriller ooit. © AFP (via Belga)

Lukas De Vos dook onder in het postmoderne, sadistische universum van thrillerauteur Pierre Lemaitre die vorig jaar nog de Goncourt won met zijn oorlogsroman ‘Au revoir là-haut’.

“Voor ons is het niet de waarheid die telt, maar het recht”. Met die slagzin sluit Pierre Lemaitre de wellicht meest postmodernistische en wrede thriller af die het voorbije decennium het levenslicht zag. Want die uitspraak is niet gratuït. Hij verwijst rechtstreeks naar de ontwikkeling van de roman zelf. Sinds Roland Barthes (die Lemaitre uitdrukkelijk als bron aangeeft) is het besef gegroeid dat de mens niet langer de maat der dingen is. Teksten verwijzen uitsluitend naar zichzelf, draaien meedogenloos om het pure formalisme, het woord, de sfeer, het ritme, de apathische leegte.

Trilogie

Om dat in een thriller te vatten (overigens is Alex het tweede, zelfstandige deel, van een trilogie die begon met Travail Soigné in 2006 – in het Nederlands vertaald als Irene – en doorgetrokken werd in Sacrifices in 2012 – vertaald als Camille, de voornaam van speurder Verhoeven) is een volledige deconstructie van het weefsel nodig van mens en samenleving. Lemaitre deed het in Au Revoir là-haut (2013), een cynische oorlogsroman die hem vorig jaar de Prix Goncourt opleverde. Hij deed het in Alex, dat de International Dagger Award kreeg én de publieksprijs van Livre de Poche. Het gaat niet om nihilisme. Het gaat evenmin om een herboren sadisme. Het is de mechanica van het onvermogen, dat de mens verhindert zingeving te verlenen aan zijn daden en aan de maatschappelijke wetten.

'Alex' is het tweede deel van Lemaitres thrillertrilogie.
‘Alex’ is het tweede deel van Lemaitres thrillertrilogie.© GF

Alex is opgedeeld in drie thema’s: eerst de ontmenselijking van het slachtoffer, dat de dertigjarige Alex Prévost is. Lemaitre heeft de naam en de tragische lotsbestemming gehaald uit Manon Lescaut van Abbé Prévost (1731). Haar naam is bewust ambigu gehouden, want androgynie is een vergeefse poging om het onverbiddelijk kannibalisme tussen de seksen af te wenden. Alex wordt ontvoerd en op de meest gruwelijke manier naakt opgesloten in een te lage houten kist, waar ze tussen eigen uitwerpselen en ratten in een trage maar onontkoombare foltering kapotgemaakt wordt. Waarom ? “Omdat jij de vuile teringhoer bent die ik wil zien creperen”. Als de politie de loods en de dader op het spoor komt, pleegt de man zelfmoord, en vinden de speurders alleen nog een gebroken kist. Alex is ontsnapt en onvindbaar.

Slachtoffer wordt moordmachine

Deel twee is een ware metamorfose. Het slachtoffer is nu zelf een moordmachine geworden. Schijnbaar doelloos en blind brengt Alex met steeds onverbiddelijker kilheid mannen om, in Parijs, in Toulouse, in Metz. De logica is moeilijk te vatten, maar de onderkoelde wreedheid wordt alleen maar erger. “Godallemachtig, wat een abattoir. Een lange vent uitgestrekt op bed met twee schroevendraaiers in zijn keel en een gat waar ooit een oog heeft gezeten, een cycloop”. Alex moordt. Steeds in andere vermomming, de eliminatie van de eigen identiteit, steeds met andere namen, het uitwissen van het eigen verleden. Tot ook zij op bloedige wijze zelfmoord pleegt.

Geconcentreerd zwavelzuur

Of toch niet ? Het korte, derde deel ontrafelt de groeiende ongevoeligheid van haar moorddadig optreden. Is zij dan toch een slachtoffer, en zo ja, van wie ? Want het afgrijzen dat haar modus operandi uitlokt heeft diepere oorzaken. Als ze Felix vermoordt na enkele klappen met een asbak, “gaat ze wijdbeens op zijn borst zitten, breekt een paar voortanden als ze een lampvoet tussen zijn onder- en bovenkaak forceert, buigt een vork dubbel en duwt die in de spleet om zijn mond open te houden, ze gata iets achteruit, duwt de hals van de flacon in zijn mond en klokt op haar gemak een halve liter geconcentreerd zwavelzuur in zijn keel”. Het uitbranden van de mond en de keel versmoort letterlijk elke mogelijkheid tot verhaal. Met de dood van de stem is ook het woord leeggehaald. En staat de ook de verteller en zijn personages met, nou je, de mond vol tanden. Sprakeloos, stembandloos, uitgelooid, vernietigd.

Dat er verknipte psychologische motieven bij de stelselmatige, razende vernietiging van de ander meespelen, staat buiten kijf. Dat echo’s van het onstelpbare geweld uit Sade zich opstapelen eveneens. Op zijn eigen webstek erkent Lemaitre dat zijn drijveren wraak, familieneuroses en geweld tegen vrouwen zijn. Het is de bijbel van Sades La Philosophie dans le Boudoir (1795): diefstal, incest, moord. Omdat alles en iedereen ieders eigendom zijn, en morele bedenkingen tegen de natuur ingaan. Het wezen van al wat leeft is immers, volgens Dolmancé in het werk van Sade, vernietiging, de grondslag van de natuurwetten (en dus van de natuurfilosofie). Moord, en die leidraad volgt Lemaitre, is geheel in overeenstemming met de dynamiek van de natuur, die uit is op uitroeiing. Zonder mededogen, zonder hartstocht, zonder verantwoording. De mens conformeert zich aan die natuurwet, en het laagje beschaving is een armzalige imitatie van de natuurwet: de strafwet. Wat die voorschrijft is absoluter dan de eigenlijke daden. Als Lemaitre dus poneert: “L’exactitude, je m’en fous, ce que je veux, c’est la vérité”, dan is dat bijzonder dubbelzinnig.

Asymptoot naar nul

Dubbelzinnig omdat de waarheid die hij in het menselijk gedrag wil blootleggen, een waarheid is die de mens al sinds het existentialisme ontstegen is. Er is geen doel, er is geen bestemming. Er is alleen het nu, de mens zelf is een asymptoot naar nul, naar het niets, naar de eigen eliminatie. Dat geldt niet alleen voor moordenaars, verkrachters, incestueuzen, ontaarde ouders, maar ook voor de speurders. Heel bewust heeft Lemaitre van Camille Verhoeven een getraumatiseerde, onvolgroeide, knorrige Einzelganger gemaakt, “naar het beeld van Toulouse-Lautrec”. Onvolmaaktheid is de norm voor menselijk handelen.

Zo is er een duidelijk verband tussen seks en verminking, pijn en genot, het oog dat Alex doorboort is L’Oeil van Bataille, een mond is vagina, pooierij de meest vanzelfsprekende ontkenning van vrijheid. Net als Sade weigert Lemaitre daarin perversies te zien. Het is de totale ontmanteling van gedrag, van taal, van zingeving. De geregelde verwijzingen naar letterkundige teksten, de kunstwereld waarin Camilles moeder bewoog (maar nu alleen uit nalatenschap en hypertrofie bestaat) verhogen alleen de abstractie, en daardoor de ontheffing van alle realisme. Alleen de vormen resten, de “substantie van de wet”, zoals Lacan schreef. Het verhaal, de roman, wordt met andere woorden een foedraal, een pasvorm waarin gelijk welke benadering haar gading vindt. De toetsbaarheid valt weg. Alleen ruwe, ongerichte materie blijft over, de flarden van een samenleving zonder enige teleologie.

Vergeefs meesterwerk

In zo’n universum gedijen uitsluitend schijngestalten, geen mensen van vlees en bloed (tenzij in onderdelen). Alleen door karikaturalisering kan de lezer daar vat op krijgen. Camille lijdt daarom zelf aan traumatische stress na de dood van zijn ook ontvoerde vrouw en baby (in Travail Soigné), en aan sociale dysfunkties. Zijn collega Armand is een patologische bietser, een vrek. Een andere collega, Louis, is de hoofse aankleding zelve. Baas Le Guen in alle opzichten een zwaargewicht, de openbare aanklager een onuitstaanbare ijdeltuit. Evenwichtige personages hoef je niet te zoeken, ze zijn er niet. En dat is vanzelfsprekend, want ook het romanpersonage als zodanig is uitgerold en leeggelepeld. Maar ook de laatste redplank voor samenhangende zingeving is aan stukken geslagen: zwavelzuur heeft woord en stem vermoord, opgelost.

Ik zeg u: Alex is een vergeefs meesterwerk.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content