De Ringelingschat, andermaal

Jos Pierreux is één van de 5 kanshebbers op de Knack Hercule Poirotprijs, samen met Jo Claes, Patrick Conrad, Toni Coppers en Gert Erauw. © oronieuws
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

Met Voldaan heeft Jos Pierreux een nieuwe drempel genomen om tot de klassieke letteren te behoren.

Geld stinkt niet. Maar het maakt wel corrupt. De pisbelasting die de keizers Nero en Vespasianus hieven, was wel degelijk een taks op kostbare waar. Pispotten en latrines leverden bleeksel voor de volders, en dus vond Vespasianus dat zij best hun druppel konden bijdragen om de staatsfinanciën weer gezond te maken. Toen zijn zoon Titus dat toch maar een vies goedje vond, toonde Vespasianus hem een gouden munt en vroeg hem of hij iets verkeerd rook. Nee, moest Titus erkennen. “Atqui ex lotio est” – zij komt uit onze cloaca maxima. Rijkdom is aseptisch, hij heeft geen rechtvaardiging nodig. Hij kan zich alleen keren tegen wie er geen begrip voor heeft. Tegen wie niet doorheeft hoe geldstromen functioneren, en waarom. Dan verzwindt rijkdom zoals de Ringelingschat in de Rijn verzonk.

Met dat uitgangspunt heeft Jos Pierreux, auteur van een hele reeks thrillers met “de niet altijd even sympathieke speurder” Jos Borré (zeg maar, ronduit een sjoemelaar), een zijsprongetje gemaakt dat bij mijn weten de allereerste thrillergroteske in het Nederlands is.

Want Voldaan ademt helemaal de sfeer uit van De Bende van de Stronk, of misschien beter Het Bordeel van Ika Loch, en wel mede hierom: bankierslogica maakt van de nieuwe Fuggers het equivalent van Van Ostaijens hoerenwaardin, die stuurt en bestuurt, en in wier handen (en rekeningen) klanten als was oplossen. Niet dat in Voldaan klanten van betekenis zijn, wel een kandidaat-bestuurslid die niet toevallig de naam Bella draagt. Een man. Die onbegrip toeschrijft aan een fout begrepen voornaam. Geen koe, nog minder de afkorting van Abdella (want dat betekent “slaaf van god” in het Arabisch – en aangezien Bella Klaas een hooggeplaatst verzekeringsagent is, lijkt “slaaf van het geld” meer op zijn plaats). Nee, het is een Oost-Europese naam, die “beeldschoon” betekent. En al even dom is als de man die hem draagt.

Zijn ambitie om door te dringen tot de kring van de beslissing nemers lijkt nochtans in vervulling te gaan, ware het niet dat zich een vreemd verschijnsel voordoet. Alle onkosten, elke uitgave, elke betaling van Bella zijn op wonderbaarlijke wijze gecompenseerd. Een zigeunerin die zijn hand leest, deinst geschrokken terug: “Uw schulden … ze zijn vereffend”.

Dat wordt in de rest van het verhaal zeer letterlijk toegepast. De eigen verzekeringspremie Ze wordt teruggestort. Bella is van de kaart, want hij is een voorbeeldig bureaucraat, een Prinzipienreiter: “In een wereld waarin vertrouwen hoog in het vaandel wordt gedragen, is accuraatheid van onschatbaar belang. Fouten maken is uit den boze. Als de bevorderingen uitgedeeld worden, kan je in de bankwereld beter een vlekkeloze staat van dienst hebben dan een diploma”. Bella, de butler van het grootkapitaal.

Het wordt natuurlijk crescendo erger en erger. Bella vermoedt een wilde weldoener, maar kan er de vinger niet op leggen. Hotelrekening ? Al betaald. Contante uitgaven ? Bella’s chauffeur vindt de geleende som achter de ruitenwisser. Een aalmoes voor een bedelaar ? Het geld steekt weer in zijn broekzak. Het wordt steeds naargeestiger, reden waarom hoofdstuk na hoofdstuk wordt afgesloten met de wanhopige vaststelling: “Dat was het moment waarop ik boos werd”. Het volgende: “Dat was het moment waarop ik bang werd”. Het volgende: “Dat was het moment waarop ik besloot terug te vechten”. Het volgende: “Dat was het moment waarop ik besloot dat het erop of eronder werd”.

En toen begon ikzelf onweerstaanbaar aan de toorn van een Heer van Stand, Ollie B. Bommel, te denken. Want als “geld geen rol speelt”, dan gaat het eenvoudige leven met een voedzame maaltijd helemaal op in een blinde drift van hebzucht en verspilling. Maar wie het spel van de Bovenbazen meespeelt, mag zich aan een oververhitting van de eigen transacties en van de geldstromen verwachten. Schakelt Bella een privédetective, Seppe Duo, in om zijn geldcompensaties na te trekken, blijkt ook die rekening als “dubbel geboekt” te staan. Duo erkent dat hij met graagte een som heeft aangenomen van een niet na te trekken nv uit Griekenland (!) die eigendom is van andere nv’s om het eigen onderzoek te belazeren. Duo’s secretaresse, “Miss Volmaakt” (dat verwijst naar de titel), wordt geschoffeerd, Duo zelf met de karwats (enfin, een wandelstok) kreupel geslagen. “Misbruik maken van iemands miserie !” – “Welke miserie ? Dat je je geld niet op krijgt ?” – “Ik eis de controle over mijn leven terug”.

Uiteraard ontspoort vanaf hier elke poging om “normaal” te doen, ook als uit camerabeelden blijkt dat een “kale zwaarlijvige man” stelselmatig alle schulden vereffent. Waarom moet de lezer zelf uitmaken. Hoe het afloopt evenzeer. Want zelfs een beroeps kan de terugbetalingen niet doorgronden. Psychiater Argan (een parodie op de Servische krijgsheer Arkan ?) weet geen raad: “Geld op zich zet niet aan tot misbruik, maar rijke mensen gedragen zich vaak hautain. Dat zou kunnen verklaren waarom iemand je schulden vereffent. (…) Om te laten zien dat het kan”. Er gat een licht op bij Bella. “Ik begreep dat de rijkste man ter wereld mijn rekeningen niet betaalde als hij daar zelf niet beter van werd”. Maar hij trekt de foute gevolgtrekking uit dat inzicht. De weg naar de hel is geplaveid met oeverloze uitgaven, en de aanmatiging te denken dat je de rijkste kunt uitdagen.

Of Bella voldaan uit deze beproeving raakt, laat ik in het midden, maar wie wat grotesken gelezen heeft, mag zich aan een volte face verwachten. Wat mij vooral plezier doet is dat Pierreux zich niet schaamt om, na zijn stilistische heruitvinding in Avenue des Doods (terecht genomineerd voor de Hercule Poirotprijs), zich in te laten met een geheel ander genre waar ironie en een ander arsenaal van weetjes (in Voldaan met name de popgeschiedenis uit de jaren zestig tot negentig) de dienst uitmaken. Uitermate geslaagd zelfs. En de illusieloosheid waarmee hij de moderne wereld te lijf gaat mag dan bol staan van vooroordelen (over vrouwen “die smachten naar geld als piranha’s naar bloed”; over risico’s die genot verhinderen; over volstrekte amoraliteit om zaken naar je hand te kunnen zetten; over headhunters en geboren losers; over de almacht van het geld dat zelfs “onontdekte” Amazonestammen tot bedrog en hebzucht aanzet), het zijn die stokbeelden die het wezen van de groteske uitmaken.

Een bijkomend aantrekkingspunt is de bijna bibliofiele uitgave van Voldaan. Wat als je Nergens Meer voor Hoefde te Betalen? zelf: gezet in lichte sepiakleur, gebonden in een zwart-en-gouden, niet-blinkend omslag (ach, waar zijn de tijden van de Formule 1-Lotus met de reclame voor John Player Special ?), met aangename spatiëring en lettertype. Een lust voor het oog. Maar niet voor de filoloog.

Die knorrige, norse neger in mij heeft toch alweer twee dwaze fouten uit de tekst gevist: op blz. 35 gaat Pierreux voor een “divident” – ruimschoots onder pari vind ik; en op blz. 92 wil hij dat “er klaarheid wordt geschept” – een pollepel zal niet volstaan om dat te verwezenlijken. Daarom toch een goede raad aan uitgeverij Vrijdag: doe een perfecte eindredactie, het helpt om vitterijen te voorkomen. En het geeft een schitterend eindproduct zoals Voldaan de gaafheid die het verdient. Jos Pierreux heeft immers een nieuwe drempel genomen om tot de klassieke letteren te behoren.

Jos Pierreux, Voldaan. Antwerpen, Vrijdag 2015, 181 blz.

Lukas de Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content