De onbegrensde spanruimte van Hugo Raes (1929-2013)

© Blog Schrijversgewijs

Afgelopen zaterdag werd auteur Hugo Raes te Wilrijk begraven. Lukas De Vos sprak er deze afscheidsrede uit.

Toeval bestaat niet echt, fataliteit misschien wel. Op 4 mei stonden we hier, op dezelfde plek in het crematorium van Wilrijk, om Soetkin Soethoudt terug te geven aan de natuur. De corbillard had flink wat vertraging. In afwachting nam Mark Andries me toen even apart en zei me fluisterend: “Het gaat niet echt goed met Hugo. Hij eet nog nauwelijks, hij ziet het niet meer zitten. Hij kloeg: dit is geen leven meer”. Alsof de duivel ermee gemoeid was, belde Walter Soethoudt me op 23 september, enkele uren voor de zachte dood van Hugo, op over een literair probleem. Ik had moeite om te zwijgen, want afscheid is altijd verlies, afscheid is altijd langzaam verdriet.

Zachte dood

In de ogen van wie heengegaan is, kan het gelukkig niet meer gênant zijn. Rustig heengaan is een grote troost. Hugo heeft in volle bewustzijn, met twijfels en tegelijk met overtuiging, afstand gedaan van wat hem het dierbaarst was: van zijn geliefden, van zijn dagelijkse kleine vreugdes, van de zékerheid te leven. Afscheid is zekerheden opgeven. Niemand heeft het bondiger verwoord dan Marnix Gijsen om wie wij samen de Arkprijs van het Vrije Woord hebben ingesteld, en waaraan Hugo mee vorm gaf als redacteur en jurylid van Het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Gijsen schreef in het gedicht ‘Bij een Sterfbed’:

Dat wij allen / aan dit leven / kleven

lijk een oester aan haar schelp,

lijk aan den tepel der leeuwin / de weeke welp,

doet dàt mij beven?

Of is het dat oud en diep verdriet

om den dag die heengaat,

om een bron die in zand vervliet,

om Oedipous die ons blind en klagend / verlaat?

Gijsens verzen bevatten de existentiële dualiteit van Hugo Raes’ werk: de hang naar volledige geborgenheid (de welp) die voortdurend belaagd wordt door het roofdier (de leeuwin). Die gespletenheid, die twijfel, die angst ook, heeft Hugo Raes nooit verlaten. Maar hij bezwoer de angst met een ongeremd en branievol engagement, tegen de oorlog, tegen de wreedheid, tegen de onrechtvaardigheid, tegen blind gezag. Het hield hem recht, het maakte hem woedend op de mens en zijn barbarij, hij struikelde soms over zijn woorden van verbolgenheid. Het rechtvaardigheidsgevoel heeft niettemin zijn geloof in de ontwikkeling van een nieuwe, vredelievende, rationele mens gevoed, en het heeft hem rechtgehouden.

Nieuwe geschiedenis

Al vroeg in zijn kortverhalen bespeelt hij de maar al te goed door hemzelf herkende fascinatie voor het verdwijnen, voor het niet meer zijn. Het ultrakorte verhaal “Ter Herinnering aan het Menselijk Ras” uit Bankroet van een Charmeur vat alles samen; “Want bijna alles is in de geschiedenis gebeurd”, noteert Raes illusieloos. Daarom tracht hij een nieuwe geschiedenis uit te vinden. Maar geen tabula rasa zonder totale vernietiging. Het masker van de dood dient eerst afgetrokken, zoals in Obsessie uit de herinneringsbundel Een Aquarel van de Tijd (2001). Eerst moet alles ontbonden worden, zoals in de verhalen van Een Tijdelijk Monument (1962). En de laatste stap, die is de moeilijkste: de eigen desintegratie aanvaarden, ja bepalen.

Euthanasiehotel

Hugo voorvoelde het allicht al toen hij beschreef in het verhaal Benelux Hoogkonjunktuur (of misschien aantrekkelijker en welluidender in de Poolse vertaling: Wysóka Koniunktúra) wat wij nu voelen. In het weldadige euthanasiehotel waar de vader van James zijn leven wil laten beëindigen, komt een verpleegster binnen met de melding: “Het is voorbij”. “James mompelde: Vreemd, we wisten het en toch komt het als een schok over je”. Zo is dat, en die schok kun je maar temperen als je meegaat in de logica dat de mens over zijn eigen lot mag beslissen, dat niet de technologie beslist maar de denkende mens. Wim Distelmans zei het zo toen hij in 2003 de Arkprijs kreeg: “Geloof in de medische technologie kan men aanzien als een moderne vorm van religie. (…) De arts is weliswaar deskundig op medisch gebied, maar de patiënt blijft zonder diskussie dé expert voor de inschatting van zijn levenskwaliteit”. Het is de mens zelf die bepaalt of hij de drempel overschrijdt of niet.

De mors voluntaria, de zelf gekozen dood, strekt iemand tot alle eer. De Romeinse wijsgeer Seneca wist dat pregnant te verwoorden. “Als het lichaam onbruikbaar is voor zijn taken, waarom zou het dan niet passend zijn de zwoegende geest te bevrijden ? En misschien doe je dat best voordat het moet, ne, cum fieri debebit, facere non posses” – simpel vertaald: zolang je het nog in volle besef kúnt beslissen.

SF-grondlegger

Dat is levenslang het gevecht met de engel geweest voor Hugo Raes. Het verklaart zijn verhangenheid aan science fiction, niet aan wat Dirk Leyman nogal geringschattend noemt de “wonderlijke uitstappen naar de SF, een in Vlaanderen verwaarloosd genre” (De Morgen, 28 september 2013). Nee, samen met al even betreurde John Vermeulen, die ook vrijwillig voor de dood koos, was hij de grondlegger van het literaire genre bij ons. Raes laafde zich aan de gedachte van de eeuwige terugkeer, aan het streven naar de vredige, utopische samenleving. Vaak gebruikte hij daarvoor sombere modellen, zoals de wreedheid in Het Smarán, waarmee hij de Staatsprijs won veertig jaar geleden. Hij tekende het kosmische labyrint uit, waarin de mens verloren loopt in het tweeluik De Lotgevallen en Reizigers in de Anti-Tijd. Hij heeft de laatste hand gelegd aan zijn gewelddadige visioenen in het fel ondergewaardeerde De Verwoesting van Hyperion uit 1979.

Laat ik aan de hand van dit laatste werk toch even de leidmotieven van Hugo samenvatten. Er zijn er drie. Vernieling, stad, tijd.

Vernieling

Eerst is er de dialectiek tussen vernietiging/zelfvernieting en de nieuwe wereld. Onstuitbare vernietiging is altijd het gevolg van nivellering en toenemend misbruik van gezag. Die brengen een onvermijdelijk proces van ontmenselijking op gang. In Hyperion is dat al gebeurd vóór de aarde haar nieuwe vorm kreeg, met de tweedeling tussen beschaving en overleven. In de hermetisch afgesloten beschaving leven de zich steeds opnieuw verjongende mensen. In de buitenwereld vechten évolué-ratten, de Rensen, en wilde ratten, de Terug naar de Natuur-beweging, om de macht.

Stad

Symbool voor de ontmenselijking staat de stad: daar leveren solidariteit en regeldruk een strijd op leven en dood. De taal bedriegt er de kennis, bijna Orwelliaans, zoals Raes’ Vredestad alles in zich draagt behalve Vrede. Oorzaak van de ondergang is ofwel grenzeloze naiviteit en dus inertie, zoals in Hyperion, ofwel misleiding, zoals in de Vredestad van de aardwachters in Reizigers in de Anti-Tijd. Daar is het de onderwereld, de riolen die uitzicht op ontsnapping bieden.

Tijd

Het derde en laatste motief is de beheersing van de tijd. Hugo Raes verbond het met het ultieme tekort van de mens. In een gesprek met Willem Roggeman zei hij: “Het gevoel van menselijk tekort, het rechtstreeks verband met het tijdsgevoel, de tijdsindeling. Het komt in al mijn werk voor”. Net daarom is elk schrijven een toewerken naar onthechting, net daarom is leven het bezweren van de schijngestalten die de menselijke beperkingen en zijn sterfelijkheid opdringen.

De Verwoesting van Hyperion verwerft in die zoektocht van kosmische omvang mythische dimensies, zoals de val der Titanen van de Olympus een legendarisch toonbeeld werd in John Keats zijn The Fall of Hyperion. De opgeslagen totaalkennis van de mensheid perst Raes samen in het kristal, een direkte verwijzing naar de film Zardoz van John Boorman uit 1974. Uit die film komt niet alleen het kristal, niet alleen de absolute scheiding tussen de beschaving en de barbaren, maar ook de ondoordringbare koepel waarmee de ideale wereld afgesloten blijft. Hij wordt ten slotte, met hulp van binnenuit, door de barbaren gekraakt. Maar de beschaving herovert, ondanks haar vernietiging, iets wezenlijks: het recht om te sterven.

Ook de vergeefse verdediging tegen het oprukkend geweld, de vuurlinie, is overgenomen uit een film, en wel uit Beneath the Planet of the Apes (1970) naar het werk van Pierre Boulle. En meest tekenend van al, de pure wanhoop over de ondergang van de beschaving brengt de welmenende Rens Dichter, na een mislukte aanslag op de rattenkoning Roerling, tot Romeinse zelfmoord: “Dichter kon geen beweging meer maken, hij hoorde vaak als door een mist de lijfwachten die hij van zich had geschud op hem afvliegen, rn in een laatste instinctieve reactie greep hij de dolk met beide vuisten vast en stootte hem zo diep hij kon in zijn eigen hart”.

Nieuwe generatie

Hugo Raes heeft utopisch verlangen, tijd, en taal overgelaten aan de nieuwe generatie. Hij besloot dat zijn taak als voorganger volbracht was, in het diepe én serene besef dat mens in staat is de drang tot zelfvernietiging te onderdrukken, en als dat niet lukt, dat het leven hoedanook zal voortgaan. Er is maar één houding die daarbij past: waardigheid. Waardigheid ook in de vernedering, ook in de veronachtzaming, in de vergetelheid, in het ongewisse. Anais Nin faalde om zijn werk in het Engels uit te laten brengen. De Bezige Bij slaagde er niet in Raes opnieuw te lanceren. De jeugd is vervreemd geraakt van de protestliteratuur. Raes onderging het lot van zijn tijdgenoot en verwante utopist Sybren Polet. Maar dat heeft hem niet klein gekregen. Herwaardering zal er komen. Daarom is er geen manier méér aangewezen om Hugo te eren en te gedenken dan door hem opnieuw en opnieuw te lezen.

Geen kwelling

En door de wijze raad van Seneca te volgen. In zijn 54e Brief aan Lucillius biedt Seneca iedereen troost. “‘Beproeft de dood mij zo vaak? Laat hij dat maar doen, ik heb hem lang geleden al ervaren.’ ‘Wanneer?’, zeg jij. Voordat ik geboren werd. De dood betekent niet bestaan. Hoe dat aanvoelt, weet ik al: ná mij zal zijn, wat vóór mij is geweest. Mocht ze hevige pijn inhouden, dan moest die noodzakelijk er ook geweest zijn, voordat wij tevoorschijn kwamen in het licht. Maar toch hebben wij toen geen enkele kwelling gevoeld”. En Seneca besluit: “Prijs hém en volg hém na die er niet tegenop ziet te sterven, hoewel hij er plezier in heeft om te leven”.

Hugo Raes was een dapper man. Ik hield van hem. Hij mag nu rusten in Ons. In de warmte van zijn Broeders. En in Vrede.

Lukas De Vos

23-09-2013 (uitgesproken op 28-09-2013)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content