De moord zit in de olie

© GF

Dor als een notarisnota, grijs als het verslag van een griffier, en houterig als de notulen van een notaris, zo is Moord op de Boekenbeurs geschreven.

Jan Willem Geerinck & Walter Damen, Moord op de Boekenbeurs. Gent, Borgerhoff & Lamberigts 2015, 205 pp.

Geerinck (die de pen vasthield) heeft zijn verleden als excuus. Maar hij moet begrijpen dat zakelijke boeken een ander genre zijn dan de roman. En dat kennis van zaken wel minutieus mag en moet zijn, maar niet dient geëtaleerd als het proces-verbaal van de eerste de beste verkeersagent. Een thriller leeft op suggestie, op krachtige dialogen, op snelle wendingen – niet op een leerboek forensische psychiatrie of labo-onderzoek.

Het thema is nochtans aantrekkelijk, als je als leidraad de (overigens onterecht verwaarloosde, en hilarische) film Who’s Killing the Great Chefs of Europe van Ted Kotcheff (1978) neemt. Topkoks die naar hun eigen specialiteit worden omgebracht door de bezorgde secretaresse van een culinair deskundige, wiens drang naar succulentie alle gezondheidsrisico’s (en zijn streng dieet) naar de filistijnen wenst – een meesterrol voor de onderschatte topacteur Robert Morley. De manier alleen al waarop zijn ogen en weldoorvoede wangetjes glimmen als hij bij Chef Moulineau (Philippe Noiret) de laatste druppels bloed uit de eendenpers ziet vloeien, is de hele productie van de gebroeders Coen waard.

Jammer genoeg is die verhangenheid aan doorgedreven, obsessieve overgave aan hyperverfijnde smaak niet doorgedrongen bij de omzetting naar de hype van kookprogramma’s hier te lande. De tomeloze frustratie, die tot moord op Jeroen Meus en Piet Huysentruyt, en afdreiging van Sofie Dumont en Peter Goossens leidt, moet wijken voor de fletse ontgoocheling van een schrijver-in-spe – Geerinck zelf allicht.

Het uitgangspunt was prima, de pinda-allergie van Meus (die toestemming gaf zijn naam te gebruiken) als moordwapen te gebruiken. De spanning opvoeren met een bomaanslag en de nogal bloederige moord op Huysentruyt is een logische volgende stap. Maar dan breekt het verhaal. De moorden – een oen heeft het verhaal zelfs “bloedstollend” genoemd, de clichés zijn echt de lucht niet uit – worden droogstoppelig steeds meer ondergeschikt gemaakt aan het schematisch onderzoek, dat er vooral op gericht is nauwkeurig, volgens het boekje, en met uitputtende uitleg bij het speurderswerk over te komen. De vermeende thriller wordt op zijn best een handboekje met onhandige tekeningen erbij.

De ijdelheid van de juiste hiërarchische structuur, die voorrang lijkt te krijgen op elke onderzoeksdaad (het is “hoofdinspecteur” Kris Vandamme), de manier om uitleggerig elke stap te annoteren bij het natrekken van een gsm-signaal of bij de vervelende afremming door de privacywetten of bij de scheikundige ontleding van olijfolie van eerste persing (er is geen andere meer) of bij de profileringsdrang van speurders die teveel naar Criminal Minds kijken (en een aangepast ontaalgebruik hanteren van offender profiling tot “statistiek, most likely, weet je wel, meest voor de hand liggend” en “de videocrew van de securityfirma”), de verhevenheid van het gerechtelijk apparaat (van hoofdcommissaris Maes – uit politieke correktheid is dat een vrouw – tot de zorgvuldig gekoesterde maar ook jaloers beheerste macht die “doet denken aan die van de koningen tijdens het ancien régie” van onderzoeksrechter Laurent Geyskens, ze lijken meer op een eloge van ons (vermolmd) gerechtelijk apparaat dan op spelers in een drama van Webster en Tourneur waar luchthartigheid en pose de wreedheid tot zijn ware proporties terugbrengen.

Geerinck heeft zich van genre vergist. Hij had zich beter bij het zakelijke gehouden. Het is dan makkelijker de beroepskennis van gerechtspsychiater Chris Dillen (VUB en deskundige bij assisenzaken) of Walter Damen (steradvocaat bij tv-genade in de zaken Van Gelder of Belkacem en Sharia4Belgium) te verwerken, dan een leesbare thriller te schrijven. Met Dillen had Geerinck al gewerkt in de Canvasreeks Te Gek (een reeks op Canvas in 2011-2012 met Annick Ruyts over geestelijke gezondheid), en met beiden aan eerdere boeken bij Van Halewyck (de uitgeverij die in het middelpunt staat van de plot, en de uitgever van diezelfde boeken, reden allicht waarom hij een “guitige blik”, een “pezig” postuur en een overschatting van zijn lengte tot 1,75 m toegemeten krijgt): Dagboek van een Gerechtspsychiater (2012) en Moordvrouwen (2013).

Voor een auteur die debuteerde met de Geschiedenis van de Erotiek: van Holbewoner tot Markies de Sade (2011) is een bijzonder ontluisterend hoofdstukje 44 opgenomen. De verleidingsscène op de dansvloer tussen Vandamme en Ellen van de uitgeverij is om door de grond te zakken van flauwheid en ongeloofwaardigheid. Kijk, niet iedereen kan Umberto Eco zijn en zonder schijnbare moeite overschakelen van semiotische theorievorming naar intrigerende en historisch onderlegde misdaadromans, van Opera Aperta of Trattato di Semiotica Generale naar De Naam van de Roos (1980) tot Numero Zero vlak voor zijn dood dit jaar, met in de hoofdrol een zeer overtuigende hackjournalist (anders dan “die kale paparazzo Kevin” van Het Laatste Nieuws; toch Jose Masschelin niet, zeker ?)

Het zou al bemoedigend zijn mocht Geerinck correkt Nederlands schrijven. Maar voor een leraar in die moedertaal (die graag koketteert met Engels, want hij is ook tolk in die taal en in het Spaans), staan er toch vreselijke ondingen in Moord op de Boekenbeurs. Een willekeurig lijstje. “Sommigen, wiens nieuwsgierigheid sterker was dan hun angst” – moet uiteraard “wier” zijn. “De agenten (….) werden al snel door Rob Vinckenbosch vervoegd” – ja, ik Vinckenbosch, gij Vinckenboscht, hij Vinckenboscht als hij tegenwoordig is. “Iets gelijkaardig” – soortgelijks allicht. “Gebriefd” – ’t Kofschip nooit geleerd ? “Slabbetje” – hij bedoelt een bef. “Met grootse moeite” – indrukwekkend, moet ik zeggen. “Faciel” – stom. “Vuilbak” – tja, de Vlaamse regering zelfs heeft geen eerbied voor haar vuilnismannen.

Misschien erger dan taalfouten zijn de pedanterie en de gortdroge, vaak met epiteta overgelardeerde beschrijvingen die de onvolwassenheid van het schrijven aantonen. “Kris begroette de uitgever. Hij kreeg een stevige, atletische handdruk met een kurkdroge hand”. Ammehoela. “Houdt u me echt voor een neandertaler die met zijn gevoelens geen blijf weet? Die een afwijzing alleen kan vertalen in een aanval van moorddadige agressie? Die zijn knots bovenhaalt en iedereen neerknuppelt die in zijn weg staat ?” Moet een dialoog voorstellen. “Het Hof !” Wie ooit in het Gerechtshof gezeten heeft weet dat de zaalwachter “’t Of” roept om iedereen doen op te staan. “De Brasseurs” een café? Pijnlijk voor een restaurant. De “Bow’s” is trouwens al een paar jaar gesloten.

Wat hebben we nu geleerd uit Moord op de Boekenbeurs? Eén: leer direct te schrijven. Twee: hou regelvastheid gescheiden van het verhaal. En drie: stel leesgenot altijd boven schematische acribie. Summa ius, summa iniuria. Ars legendi non est ars scribendi.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content