De lyrische ader van tirannen als Mao en Kaddafi

Nero, Mussolini, Stalin, Kaddafi en Kim Il-sung waren poëten. Althans, ze schreven gedichten of probeerden dat.

Op weg naar de macht, dichtte Mao graag in de vrije vorm van het kunstlied, in de ci-stijl. Maar na de stichting van de Chinese Volksrepubliek schakelde hij als sterke man over op strenge en klassieke verzen. Het kon de gearriveerde dictator blijkbaar niet schelen dat zijn egalitaire maatschappijmodel in tegenspraak was met de elitaire versvorm die hij beoefende. Mao hield van natuurbeschrijvingen.

Theodore Roosevelt schreef viriel natuur- en heldenproza, bijna even taai als de Griekse reisherinneringen van Wilhelm II, die al geen Duitse keizer meer was toen hij ze neerschreef. Omgekeerd ging de Pool Karol Wojtyla, de latere paus Johannes-Paulus II te werk. Hij schreef zijn ethische theaterstukken vóór hij de chef van het Vaticaan werd. Qua kwaliteit niet te onderschatten was het dichtwerk van Frederik de Grote: hij pende in zijn leven 40.000 verzen neer, wat er wellicht op wijst dat de Pruisische vorst ze niet tegen zijn zin schreef. Zelf komt hij altijd in de derde persoon aan het woord.

Het valt op dat dictators doorgaans een lyrische ader hebben: Nero, Mussolini, Stalin, Kaddafi, Kim Il-sung waren poëten, althans, ze schreven gedichten of probeerden dat. Die hang om te rijmen is bij tirannen in elk geval sterker ontwikkeld dan bij democratische staatshoofden of politici, ook al deden Jimmy Carter en Barack Obama stappen in die richting. En natuurlijk hebben we hier onze Herman van Rompuy, die we niet van dictatoriale trekjes verdenken omdat hij tijdens een saai staatsdiner wel eens een haiku op een servet noteert.

Maar terug naar de dictators. Misschien heeft die drang om te dichten wel te maken met hun paranoïde behoefte om door het volk bemind te worden, aldus Albrecht Koschorke, een germanist die onlangs deelnam aan een colloquium dat in Augsburg onder de titel ‘Dichter und Lenker’ (in plaats van ‘Dichter und Denker’) liep.
Saddam Hoessein liet zich (in verschillende fasen uiteraard) 26 liter bloed aftappen en liet met de opbrengst van die aderlating een Koran schrijven, dit om volk en leider symbolisch tot één lichaam te laten samengroeien.

Kaddafi publiceerde in 1994 een bundel vertellingen met de titel ‘Het dorp, het dorp, de aarde, de aarde en het universum van de astronaut’. In de door het volk opgejaagde protagonist herken je trekken van de Libische dictator. Volgens Koschorke is het boek een profetisch en paranoïde psychogram van de macht. Het hoofdpersonage klaagt het volk aan: ‘Jullie adem achtervolgt me, hindert me’ en ‘Wat zoek ik, ronddolende arme bedoeïen, in een moderne, krankzinnige stad, altijd als ze me vinden, happen de bewoners naar me.’ Kaddafi voelde zich het slachtoffer van de tirannie van de massa, al zocht hij op een hulpeloze wijze toch de nabijheid van het volk: ‘Ik ben een mens zoals jullie. Ik hou van appels.’

De verwantschap tussen de dichtende tiran en de echte dichter kan maar beter niet overdreven worden. Doorgaans zijn de gedichten van dictators gewoon kitsch. Helaas is er niemand die hen dit durft zeggen. En wie het toch heeft geprobeerd, kan het niet meer navertellen.

Piet de Moor

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content