Benno Barnard

De geest van mijn vader

Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Benno Barnard praat met de doden terwijl dochterlief Amerikaanse wordt en Frans Boenders ‘Gen(i)us’ publiceert.

Maandag

Voor de deur van mijn studeerkamer staat op een tafeltje de bronzen kop van mijn vader. Hij overschouwt de gang. Maar vannacht, in mijn halfslaap, maakte hij zich los van zijn beeld. Hij betrad de kamer waar de piano staat, naast de boekenkast met de manuscripten die hij me heeft nagelaten – hij pakte het visitekaartje van Eliot op, in het parallelle verleden terugkerend naar de kamer op Russell Square waar zij beiden in 1956 met elkaar in gesprek blijven. In de woonkamer slapen in 1956 nog een stuk of zes koeien in plaats van een grootvaderklok, een bankstel en een fragiel antiek tafeltje met fotolijstjes. Voor de foto’s blijft hij een poos dralen. Ik stel me dat voor als het vibreren van hitte boven asfalt – dat is zijn geest, die naar de foto kijkt waarop hij als oude man een baby vasthoudt. De koeien zijn allang door de voedselketen vermalen; de baby pubert; hijzelf is de waarneming van een kunstenaar, opgeslokt door het brons; hijzelf is de op het fotopapier stilgelegde fotomagnetische straling die we licht noemen. Hij is gemaakt van verstreken tijd. Dan gaat hij de tuin in en reist de heuvel af, naar de Dijle, waarboven de maan hangt. En wat voor een maan! Ik ben opgestaan en kijk door het raam aan de tuinkant. De maan pronkt met het schijnsel van zijn grote zuster. Op het grasveld ligt een grote bleke lichtplas. Het is windstil. De uil die de genius van ons huis is – hij woont in het ondoordringbare achterste deel van het landgoed – is zo vriendelijk voor de maan langs te zeilen, korter dan een klokslag, een reusachtig silhouet dat een nachtelijk lied over de dood aanheft. Mijn vaders geest draait zich om en kijkt naar de maan, de uil, het huis, zijn zoon, slapeloos achter het raam.

Dinsdag Een literaire avond in het Verhaerenmuseum. Na afloop wil ik met een paar oude vrienden iets gaan drinken. Maar Sint-Amands ligt in zijn Scheldebocht als een hond in zijn mand. Geen café opent zijn deur. Iedereen scheldt op de bourgeoisie, maar daarmee schiet onze keel weinig op. We stappen in onze respectieve auto en rijden de nacht in, achter de autochtone zanger Kris aan, tot de sterre twee dorpen verderop blijft stille staan, boven het terras van een open kroeg. Daar zitten we nog een uur of twee middelbaar te wezen, per glas de weemoed dichter naderend.

Woensdag

Op de bijeenkomst gisteren sprak een oudere heer me aan. Hijzelf – of een vriend? – had een roman van Filip De Pillecyn in het Frans vertaald en de vertaling zou nu verschijnen bij het genootschap dat zich om de nagedachtenis van de schrijver bekommerde. Hij vertelde me dit met een droefgeestige trots, glimmend als een oud zwart pak, van heel degelijke maar glad geworden stof . Ik betwijfel sterk of er momenteel ook maar één titel van De Pillecyn in druk is. Vraag duizend Vlamingen wie De Pillecyn was… maar de voorbije decennia hebben te veel stof opgewoeld en er resteert in het literaire landschap hooguit nog een De Pillecynvormige lichte bolling. Maar ooit heb ik alle romans van die door zijn volk vergeten De Pillcyn gelezen! Heerlijke, romantische, bijzonder avontuurlijke,weemoedige romans, literair misschien inferieur aan de boeken van… van… maar ik heb ze met zoveel meer plezier verorberd! Ja, ik houd van middelmatige, spannende boeken…

Donderdag

De Pillecyn heeft gecollaboreerd. Zeg dat en je beroert een centrale zenuw in het Vlaamse wezen. Op de lijst van de huidige marxisten staat een voormalige partizaan, Max de Vries. Hij is 98 jaar. Volgens ’t Pallieterke heeft hij ‘meer dan één laffe en achterbakse moord’ op leden van het VNV en DeVlag gepleegd. De Pillecyn heeft hij niet vermoord, dat moet je hem nageven. Ik weet niet goed wat te denken. Historisch bewust links Vlaanderen vereert De Vries als een held. Historisch bewust rechts Vlaanderen vereert De Pillecyn. Maar van alle thans levende Vlamingen weet minder dan de helft nog wat het Vlaamsch Nationaal Verbond of de Deutsch-Flämische Arbeitsgemeinschaft was. Ik weet nog steeds niet goed wat te denken. Ik heb begrip voor de woede van de flaminganten over het onrechtvaardige Belgische staatsbestel van eertijds. Maar hoe hard ik ook studeer op het parallel-voorbije, De Pillecyns lidmaatschap van het VNV en DeVlag is begraven onder een dikke laag onbegrijpelijkheid, dichtgesmeerd met kleverig raadsel.

Vrijdag

Mijn vriendin Joke van Leeuwen heeft de Huygensprijs gewonnen. Ik stuur haar een felicitatie. Daarna staar ik met brandende ogen naar mijn eigen titels, die op de boekenplank in ganzenpas voorbijmarcheren, ter ere van mij, hun Leider… en ik schreeuw dat ze me in de steek gelaten hebben!

Vrijdag, een uur of vijf

Voorherfstweer: een hemel vol zeilboten, die door de wind rond de boei van de zon worden geblazen… Ik wandel met Roffel en gooi miljoenen keren zijn stok weg. Op een gegeven moment – maar wat verbergt de semantiek hier, wie geeft zo’n moment? – springt hij op en vangt de vliegende stok voor die de grond raakt. Hij begint hartverscheurend te janken, terwijl de stok onder een vreemde hoek uit zijn bek blijft steken. Ik ren naar hem toe – onmiddellijk is de hond antropomorf, een soldaat, een wapenbroeder, een mens: ik zie mijn gevallen vriend, ik grijp de pijl die uit de strot van mijn broeder steekt. Trek. De stok schiet los. Hij begint hevig te bloeden. Ik til hem op en draag hem naar huis. Hij wil niet drinken en kruipt achter de bank. Ik sleur hem te voorschijn en rijd met de gevallen krijger naar de dierenarts. De punt blijkt enkel zijn tandvlees te hebben geperforeerd: ‘Een paar centimeter naar links,’ zegt de arts, ‘en hij was er geweest.’ Roffel krijgt een injectie. Morgen eet hij weer. Ik aai hem lang. Geef hem een kus op zijn kop. Een hond. Geen mens.

Vrijdagavond

Straks moet ik de in de voormalige kapel waarin galerie De Zwarte Panter is gevestigd de bundel ‘Gen(i)us’ van Frans Boenders inleiden: zeventig sonnetten over goden en mythen, God en mythe van het christendom inbegrepen. Wat heeft dit ontzagwekkende onderdeel van de nationale ratio over religie te melden? Ik heb me altijd verbaasd over het monolithische katholicisme in dit land, en de even logge reactie daarop, tezamen een voorbeeld van onfijnzinnige dialectiek die geresulteerd heeft in een synthese van totale onwetendheid omtrent onze religieuze erfenis. Maar Boenders – die in hotels klaagt dat hij geen woordenboek krijgt om zijn hoofd op neer te vlijen – schrijft met verbazingwekkend veel fantasie over de kosmisch rondtrekkende ziel, ‘zoekend naar proton’.

Zaterdag

Anna heeft intussen de eed van trouw aan de Amerikaanse vlag afgelegd. De vlag? In mij komt Es overeind om te gaan demonstreren, maar Ego stoot hem aan en citeert:I pledge allegiance to the flag of the United States of America and the Republic it stands for’– die laatste woorden haastig gecursiveerd door Superego.

Zondag

Günther Grass (84) is opnieuw in opspraak geraakt met uitlatingen over Israël. Ik kijk naar zijn foto. De hoornen bril, waarachter zijn ogen troebel lijken. De snor boven de hardleerse mond. Uit zijn pijp stijgt rook op. Wat zou De Pillecyn (121) ervan denken?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content