Daniël Termont hevige fan van Pablo Neruda

‘Een politiek beest met een culturele geest’: Guido Lauwaert over ‘Mijn leven/ Mijn Gent’ van Gents burgemeester Daniël Termont.

De verkiezingen zijn achter de rug. Er kan weer over politici en hun boeken geschreven worden zonder dat je een etiket opgeplakt krijgt waarop staat: Partijdig. Met p(olitici)-boeken is het namelijk opletten geblazen: ze dienen een ander doel dan van wat literatuur verwacht wordt.

Met ‘Mijn leven/Mijn Gent’, het boek van Daniël Termont, is het niet anders. Ook hij wil dat hij verkocht wordt, door zijn boek. Het grote verschil met de overgrote meerderheid van p-boeken is dat het boek van Termont niet pedant is, maar overkomt als een zichzelf presenterend uitvoerig pamflet waarin hij partij trekt voor de kleine burgerman, en toch het geheel van zijn rijk niet uit het oog verliest. Hij is niet te beroerd om te zeggen dat een beslissing niet meteen ten voordele is van de kleine man, maar legt in een volgende alinea uit waarom dat zo is, en dat een bedrijf, een intercommunale, de stad Gent er baat bij heeft, én dat de simpele mens mettertijd daar zijn vruchten zal van dragen. Geduld. Je zit in de wachtzaal maar je komt aan de beurt.

Het pamflet, want een biografie kan je het met de beste wil van de wereld niet noemen, leest vlot. Dat heeft Termont te danken aan zijn ghostwriter, Agnes Govaerts. In de colofon afficheert zij zich als auteur, maar niet op de cover, voor- of achterzijde. Het zwakste deel is het voorwoord van Elio Di Rupo. Slechte karamelsaus. Maar eenmaal die hindernis gepasseerd komt Agnes Govaerts op de koord via de inleiding. Om na die bocht de burgemeester van Gent aan het woord te laten. Het is een lange monoloog geworden waarin het eerste persoonlijk voornaamwoord centraal staat. Wat al te uitvoerig. Komt het door haast- en spoedwerk? Grote waardering is er voor Agnes Govaerts, maar een echte ghostwriter is ze niet. De echte zijn geesten. In het boek van/over Daniël Termont is haar geest, niet de zijne, wat al te opvallend. Daardoor lijkt het een constructie van aaneengeregen interviews.

Genoeg detailkritiek. Wat blinkt, en de zwakheden overschaduwt, is de man en zijn gedacht. En eenmaal goed bezig in het boek denkt de lezer: ‘Dit is de laatste socialist, in een hedendaagse verpakking.’ Tevens blijkt dat zijn integriteit oprecht is. Hij pakt niet alleen in de microfoon en op het scherm maar plakt ook stevig op papier. Hij is een stille staatsman. Vanuit ‘zijn’ stad is hij flink aan het koteren in Brussel. Hij heeft daarvoor geen zitje nodig in het federale parlement of bij de familieclubjes van de Vlaamse deelstaat. Liever zit hij in het bestuur van een intercommunale. Daar kan hij beter werk met minder verloren tijd verrichten voor de kleine burgerman. Het typeert hem voluit. Een man van rechttoe en rechtaan. Wat in twee woorden kan gezegd worden moet niet in drie en drie minuten brengt meer op dan drie uur onderhandelen.

Termont, zo blijkt uit praktisch alle hoofdstukken, is van zijn eerste stappen op het forum een man die niet alleen zijn dossiers kent, maar ze zo goed kent dat hij nadat de koffie geserveerd is meteen de vinger op het zwakke of sterke punt legt. En dáár moet over gepraat worden. Kort maar krachtig. Hij hoeft niet te plooien omdat hij zijn argumenten uitgestald heeft alvorens de opponent zijn tent heeft opgezet. Deze manier van werken heeft de stad Gent geen windeieren gelegd. Zijn voorganger, Frank Beke, heeft het staketsel van een vernieuwde provinciestad opgezet, Termont heeft gezorgd voor de afwerking en zodoende Gent op de wereldkaart geplet. Zijn vorige post, havenschepen, was daarvoor een goeie aanloop.

Het meest verrassende van het boek is echter niet het politieke maar het humane en culturele luik. Daniël Termont blijkt een heuse poëzieliefhebber te zijn, met als uitschieter het werk van Pablo Neruda. Tijdens zijn dienstreizen naar Chili heeft hij zijn vrije tijd gebruikt om alle plekken waar Neruda gewerkt en geleefd heeft te bezoeken. Vanuit die interesse is zijn volksliefde versterkt. Bovendien is hij een grootverbruiker van, naast poëzie, biografieën en historische boeken met een politiek-filosofische strekking. In alle stilte trekt hij ook de kaart van de jeugd. Initiatieven waar jongeren – ongeacht ras, kleur of cultuur – om aandacht vragen krijgen die ook. Met dwingende maar niet opdringerige hand kan hij zijn mede- en tegenstanders aan hetzelfde zeel laten trekken. Want de stad is de stem en de stem de garantie op een gegarandeerd vrije stad.

Er blijft weinig tijd over voor familieleven. Maar hij kan de knop omdraaien. Van fullspeed politiek eensklaps overstappen op een theaterbezoek – geen premières en voorstellingen met een sterk sociaal engagement, of museumbezoek – geen vernissages waar door de parade van de cavalerie de kunstenaar en zijn werk verstikt wordt. Van zijn bureau in zijn wagen stappen, zijn dossiers ruilen voor zijn vrouw en naar een skioord trekken. De latten op. Of een citytrip meepikken. Om de torens te zien. Hij is namelijk overtuigd dat elke politieke stadsstaatsman zijn stad een toren moet geven. Het verleden geeft hem gelijk. Zowel het Belfort, de kathedraal als de Boekentoren tekenen de geschiedenis van Gent.

Met harde en soms ijskoude feiten vertelt hij de waarheid. Over het bedrijfsleven, de politieke mistoestanden in binnen- en buitenland. Zonder echter iemand te vernederen. Termont is een respectabel man, zonder het trekje van Brutus. Wat het lijkt, is niet wat het is. En hij heeft kritiek op zijn partij, maar blijft die trouw. Zijn socialisme is nog er nog een van rode wangen. Door de biefstukken waar Edward Anseele in de Kamer voor Volksvertegenwoordigers voor op het spreekgestoelte klom en met schreeuwende stem om eiste. Dat is de essentie van het boek. Een politiek beest met een culturele geest. Ten bate van de burger, en een beetje van zichzelf.

Guido Lauwaert

Daniël Termont, Mijn leven / Mijn Gent / en mijn visie / op de toekomst, Borgerhoff & Lamberigts – ISBN 978-90-89313-00- 3 – € 24,95

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content