Cunningham, Diaz, Foer en Lahiri overschat?

Bijtend opiniestuk van schrijver Anis Shivani zet de verhoudingen in de Amerikaanse literaire wereld op scherp.

We dachten dat de lijstjes met favoriete boeken en auteurs opdoken in de eindejaarsperiode, maar ook de komkommertijd heeft literaire critici hun in vitriool gedrenkte pen ter hand doen nemen. Schrijver en dichter Anis Shivani publiceerde op de Amerikaanse nieuwswebsite The Huffington Post een lijst met de volgens hem 15 meest overgewaardeerde schrijvers van het moment. De opvallendste namen zijn Michael Cunningham, Junot Diaz, Jonathan Safran Foer, Jhumpa Lahiri en Amy Tan.

Is het toeval dat sommige namen op de lijst die zijn van succesvolle auteurs uit de vorige én de meest recente top 20 van beloftevolle Amerikaanse auteurs onder de 40 van het gerenommeerde magazine The New Yorker? Ook literaire prijzen (in het bijzonder de prestigieuze Pulitzer Prize) en literaire critici worden door Shivani niet gespaard. Volgens hem zijn ze ‘niets anders dan de hand die gestuurd door de uitgeversindustrie slechts korte promostukken voor boeken schrijft in plaats van kritische analyses’. De overtrokken aandacht voor vaak dezelfde auteurs noemt hij dan weer een gevolg van inteelt in literaire kringen.

Een twijfelachtige ereplaats in deze top-15 is toebedeeld aan de bekende en omstreden critica van The New York Times, Michiko Kakutani, die als enige journaliste een plaatsje in Shivani’s lijst krijgt. Kakutani, die in het verleden ook al door giganten als Salman Rushdie en Norman Mailer met de pen bestreden werd omwille van haar harde kritieken, hult zich tot nader order in stilzwijgen, maar krijgt veel bijval van collega-recensenten, die het stuk van Shivani niet kunnen smaken. Recensent Chauncey Mabe die over literatuur blogt voor het Florida Center for the Literary Arts noemde Shivani ‘de meest overschatte scherprechter van overschatte literatuur’ en verdenkt hem ervan zijn lijst te hebben opgesteld omdat ‘de 15 schrijvers die hij aanpakt bekender, meer gelauwerd en succesvoller zijn dan Shivani zelf.’

Shivani’s gefulmineer is dus niet in stilte overgewaaid – op het ogenblik van dit schrijven waren er 1671 rechtstreekse reacties, niet mis voor een blog over literatuur – en toont hoe het rommelt in de Amerikaanse literaire wereld. In het voorbije halfjaar verschenen wel meer essays over de commercialisering, de irrelevantie of de sombere toekomst van Amerikaanse fictie.

Vreemd genoeg zijn het de opleidingen creative writing die als een deel van het probleem worden gezien. Het succes van die opleiding brengt meer schrijvers met minder talent op de markt en het zorgt voor een groter professionalisme en vakmanschap dat dan weer een te vormelijk, te politiek correct schrijven als negatief gevolg heeft. Schrijvers die succesvol willen zijn en van hun vak willen kunnen leven zouden monddood worden gemaakt, want bang om de keizers van de goede smaak – literaire redacteurs en critici – voor het hoofd te stoten.

De New Yorkse cultuurcriticus Lee Siegel ziet een bewijs dat fictie irrelevant is geworden in het feit dat de reactie op ‘de artistieke belediging’ die de lijst ‘20 under 40‘ van The New Yorker volgens hem is, maar braafjes bleef. ‘Waar blijven de antilijsten tegen de top-20 van The New Yorker?’ Siegel wordt nu op zijn wenken bediend. Al is de reactie van Shivani niet uitdrukkelijk tegen The New Yorker gericht, hij heeft wel een antwoord geformuleerd en zet daarmee een ketting van reacties in gang. De Britse krant The Guardian lanceerde een forum naar aanleiding van het stuk van Shivani en vraagt haar lezers om reacties en naar hun persoonlijke lijst met ondergewaardeerde auteurs.

En toeval of niet, in zijn nummer van vorige week plaatste het weekblad Time voor het eerst sinds 2000 nog eens een levende auteur op de cover. De eer gaat naar Jonathan Franzen, naar aanleiding van zijn langverwachte nieuwe roman ‘Freedom’. Omdat zijn werk niet relevant is?

Jeroen Bert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content