‘Claus verdient miljoenen en ik moet alles voor niets doen’ (LP Boon)

Boon-biograaf Kris Humbeeck schreef een lange, ontluisterende brief over de vrienschap (?) destijds tussen Louis Paul Boon en de 17 jaar jongere Hugo Claus.

‘Ik ben je beste vriend, maar ook je ergste vijand’. De titel van Humbeecks brief aan Hugo Claus in het nieuwste nummer van het onvolprezen literair-historische tijdschrift ‘Zacht Lawijd’ laat er geen twijfel over bestaan. In de literatuur bestaat er geen echte vriendschap, zeker niet tussen twee rechtstreekse concurrenten. In het beste geval was er tussen Boon en Claus sprake van een haat-liefde verhouding, zeg maar.

Boon, zo Humbeeck, koesterde tegenover Claus steevast argwaan, vaak onder kwalijke grapjes verborgen, terwijl Claus zelf minzaam verhulde irritatie tegenover Boon demonstreerde. Toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten tijdens een redactievergadering van het literaire tijdschrift ‘Tijd en Mens’ in oktober 1949 stonden de sterren voor een mogelijke vriendschap nochtans gunstig. Boon,die 17 jaar ouder was dan Claus, zag het talent in Claus en wou zich als mentor over hem ontfermen.

Boon was jaloers

Maar Claus had andere plannen en wou uit het Vlaamse carcan uitbreken. Toen hij later Boon ontmoette met de bloedmooie Elly Overzier aan zijn zijde (zie afbeelding), was Boon jaloers op zoveel glamour en glitter waar hijzelf stiekem van droomde (denk maar aan zijn verzameling erotica). Toen Boon in een literaire kritiek in het dagblad ‘Vooruit’ Claus de mantel uitveegde voor de roman ‘De hondsdagen’ – ‘het flutterige product van een speelvogel’, aldus Boon – was Claus not amused.

Mondaine vis in het water

Toch zou Boon later Claus prijzen voor zijn ‘Oostakkerse gedichten’ en bij gelegenheid van Boons 50ste verjaardag in 1962 roemde Claus op zijn beurt Boon in een feestrede als toonaangevende schrijver die in Vlaanderen nog onvoldoende werd gehoord.

De eerste duidelijke barst in de dubbelzinnige vriendschap tussen Claus en Boon ontstond naar aanleiding van Peter Schats opera ‘Labyrint’ op basis van Boons roman ‘De paradijsvogel’. Boon voelde zich misbegrepen door Schat die alle credits voor het werk zelf opeiste terwijl Claus zich als een mondaine vis in het water bewoog na de première van de opera in Amsterdam in 1966.

‘Claus had weer niets te zeggen’

Boon werd met andere woorden meer en meer rancuneus tegenover Claus, de kosmopoliet en charmeur, die alles wat hij aanraakte blijkbaar in goud veranderde terwijl Boon zich miskend voelde. Terwijl Boon in zijn sterfjaar aan zijn ‘Geuzenboek’ (1979) schreef, keek hij met lede ogen naar het succes van Claus.

Humbeeck citeert uit het ‘Dagboek van Meneerke Boin’, een onvoltooid gebleven werk van Boon, een passage waarin Boin-Boon zijn gal spuwt: ‘Claus verdient miljoenen en ik moet overal en alles steeds maar voor niets doen. (…) Gisteravond op TV Hugo Claus gezien, de vijftigjarige. (…) Ik beluisterde hem, hij had weer helemaal niets te zeggen.’

Frank Hellemans

Zacht Lawijd, 12e jaargang, nummer 2 (9 euro)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content