August Teirlinck of Herman Vermeylen?

Wie is de auteur van de 14 toneelstukken van Herman Teirlinck? Guido Lauwaert meent dat August Vermeylen de dader is.

Niet alleen Hugo Claus gaf opdrachten door of speelde leentjebuur. Ook andere Vlaamse auteurs, zoals Herman Teirlinck, riepen de hulp in van collega’s bij morele of praktische problemen op literair gebied.

Herman Teirlinck heeft prachtige essays geschreven over het theater en het acteren. Zijn stellingen staan heden ten dage nog stevig overeind, ondanks het feit dat de brave man zo goed als vergeten is door de theaterwetenschappers. Ze schrijven en geven les zonder de geschiedenis in het achterhoofd. Het lijkt wel of ze geen achterhoofd hebben, als je de werkstukken van de hedendaagse toneelstudenten bekijkt.

Een gedreven kenner dus, Teirlinck, maar zijn stukken zijn onspeelbaar in het heden als in de toekomst. Dat waren ze ook al niet in het verleden, maar de man zat in zoveel redacties, commissies en jury’s dat hij de theaterpaus van de eerste helft van de twintigste eeuw was. Er was geen gezelschap dat hem niet regelmatig afficheerde, kwestie van verzekerd te zijn van erkenning en de logisch daaruit vloeiende benefieten.

Afspraak

Teirlinck schreef in de jaren twintig van de vorige eeuw een paar toneelstukken. Hij twijfelde echter, terecht, en deed twee slimme zetten: hij noemde ze experimenteel en liet ze lezen aan zijn goede vriend August Vermeylen. De twee auteurs maakten een afspraak. Vermeylen zou voortaan de stukken schrijven en Teirlinck mocht er zijn naam op plakken. Het auteurschap interesseerde Vermeylen niet. Het onderwijs en de politiek waren zijn dada.

Weerlegd kan dit niet worden want Vermeyelen werd hoogleraar en was van 1930 tot 33 de eerste rector van de Gentse universiteit. Van 1921 tot het jaar van zijn dood, 1945, was hij bovendien socialistisch senator. Veel vrije tijd bleef er niet over, maar dat is fout gedacht. Professoren en politici hebben een zee van tijd. Wat van Teirlinck niet gezegd kon worden. Hij was meubelboer, bedrijvig in het kunstonderwijs, en had de hand in tientallen, zoniet honderden initiatieven die van ver of nabij met kunst te maken hadden. Kroon op het werk was dat hij taaladviseur werd van koning Leopold III. Wie de toespraken van deze vorst kent, beseft dat Teirlinck een verhaaltje kon schrijven, maar in geen geval een monoloog, en wie geen monoloog kan schrijven krijgt ook geen gezonde dialoog uit de pen.

Brieven uit de kluis

Uit gekluisde brieven van Teirlinck aan Vermeylen en vice versa, die steller dezes kon inkijken door met een verre vrouwelijke verwant aan te pappen, blijkt dat beide auteurs mekaar door dik en dun steunden. Het akkoord was voor beide heren lucratief. Ik moest geheimhouding zweren, maar toen ik een keer niet opdaagde aan de sponde van de verre verwant, verbrandde zij de inhoud van de kluis. Een bijkomende aanwijzing dat Teirlinck geen ‘echt’ toneelstuk geschreven heeft, is dat er na de dood van Vermeylen geen toneelstuk van Teirlinck meer verschenen is.

De laatste was echter zo verknocht aan het toneel dat hij een school heeft opgericht, door toedoen van de laatste directeur Jan Decleir deskundig de nek omgedraaide Studio Herman Teirlinck. Geen kwaad woord over Jan, althans wat zijn acteren betreft. Organisatie en coördinatie waren hem echter een gruwel. Het toevertrouwen van die dingen aan secondanten, in combinatie met ‘zie-maar-hoe, doe-maar-wat’ naar de studenten toe, betekende een roemloos einde van de school zo’n tien jaar geleden.

Studio Teirlinck

Terecht, achteraf bekeken, het opdoeken van ‘de Studio’. Wie de lijst van afgestudeerden van de laatste jaren bekijkt, ziet dat het merendeel in de soap is gevallen en het restant in marginale groepen is verdwaald. Ze zetten slechts producties op wegens de druk van de afbetaling van huis, vrouw en kinderen. Maar ook om in de glossy boekjes te komen, want zonder publiciteit komt men niet verder in de wereld, zoals Willem Elsschot in de eerste alinea van ‘Een ontgoocheling’ al liet weten: ‘De Keizer was sigarenfabrikant. Veel geld verdiende hij niet want hij werkte slechts met enkele menschen, had te weinig kapitaal en maakte geen reclame zoodat hij niet vooruit kwam in de wereld.’

Guido Lauwaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content